O Christus, doe uw vuur ontbranden
Geest van God, vervul mijn hart
Geest des Heren, wij verwachten
Wij leven van de wind
O Christus, doe uw vuur ontbranden
Enerzijds, dan moet het over Pinksteren gaan, als we zoveel zingen van de Geest des Heren, de Heilige Geest. Anderzijds, waarom zouden we alleen met Pinksteren van de Heilige Geest zingen? Wij weten er toch van dat Hij, onze Heer, Zijn discipelen niet als wezen zou achterlaten (Johannes 14:18) en dat Hij diezelfde Geest, de Trooster ook aan ons geeft! Wat een geruststelling, niet zonder pleitbezorger, maar een andere, de Geest van de waarheid zal bij ons zijn. Trouwens, Zijn beloften gaan nog verder, de Trooster, de Geest is er slechts ‘tijdelijk’, zolang Hij vertoeft te komen. Jezus belooft immers: ‘Ik kom bij jullie terug.’
Ds. Hendrik Hasper, vooral bekend geworden vanwege zijn inzet voor een nieuwe psalmberijming, maakte ook meerdere gezangen. Sterker nog, Henk Hasper heeft talloze uren van zijn leven besteed aan het maken van gezangen, aan het opnieuw vertalen en berijmen van de psalmen. Aanvankelijk leek het er niet op dat hij met zoveel enthousiasme daarvan zijn levenswerk zou maken. Hoewel er in zijn ouderlijk huis veel werd gezongen, moedigde moeder Hasper het zingen bij Henk niet aan om het simpele feit dat haar zoon maar moeilijk wijs kon houden. Henk bezocht in Amsterdam het gereformeerd gymnasium, zijn vader was daar hoofdonderwijzer, daarna volgde hij de studie theologie aan de Vrije Universiteit. Waar hij in de gemeenten werkte, stimuleerde hij de gemeentezang, die was hem vaak te weinig opgewekt.
Echter, waar Henk Hasper van droomde, dat was één groot psalmen- en gezangenboek voor alle kerken. Hij kreeg mede om dit idee tot uitvoering te brengen jarenlang studieverlof. Inderdaad, onder zijn leiding kwam in 1933 de bundel ‘Geestelijke liederen uit den schat van de kerk der eeuwen’ uit. Tot een algemene doorbraak van dat liedboek is het nooit gekomen, vooral de uitgave van de bundel ’38 deed zijn werk naar de achtergrond verdwijnen. Hasper liet zich echter niet ontmoedigen, hij wierp zich met ijver en toewijding op zijn nieuwe psalmberijming. Helaas, hoewel de gereformeerde kerken aanvankelijk de berijming Hasper positief ontvingen - wat hem hoop gaf - de hervormde kerk toonde geen interesse. Daardoor is er van algemene invoering nooit iets terecht gekomen. Het algemeen oordeel was dat zijn berijming te weinig poëtisch was.
Zijn pinksterlied ‘O Christus, doe uw vuur ontbranden’ getuigt van een oprecht en diep verlangen naar veel heerschappij van de Heilige Geest. Waartoe Jezus opdracht geeft ‘Maakt alle volken tot mijn discipelen’, dat is zijn hartenwens. Hij bidt en smeekt erom in het lied, dat weldra alle landen van Zijn heerschappij zullen weten. Lezers, stemt u met hem in, getuigt u ervan dat God Zijn beloften waarmaakt?
En dan het couplet met de bede dat de dode zielen levend mogen worden? Dat leerde ik al vroeg zingen met de woorden uit de JdH-bundel 443a ‘Geef nieuw leven weer, wek de doden op Heer’. Puur Bijbelse taal, Paulus zegt het onomwonden, ‘u was dood door de misstappen en zonden…’ (Efeziërs 2:1). Maar lezers, lees en zing vooral verder, want wie geestelijk dood was, wordt door geloof en bekering tot een tempel. ‘Wijzelf zijn de tempel van de levende God’ (2 Korintiërs 6:16). Laat het vooral ons gebed zijn dat mede door ons getuigenis, onze inzet en toewijding de wens van ds. Hasper dat ‘miljoenen nederknielen’ bewaarheid zal worden en ‘ieder volk uw heil begroet’. ’t Is helemaal naar de opdracht van Jezus, dat gebod gaat ook ons niet voorbij: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen!’
Zinvolle en gezegende pinksterdagen gewenst.
Ds. Johan M. Zijlstra
Kader:
O Christus, doe uw vuur ontbranden
van oost tot west, van zuid tot noord;
dan weten weldra alle landen,
dat U de wereld toebehoort.
Wij zien het soms heel helder schijnen,
het vlamt omhoog, nu hier dan daar;
dan zeggen wij: “God kent de zijnen;
de Heer maakt zijn beloften waar!”
Maak levend, Heer, de dode zielen;
verlicht de wereld door uw gloed;
geef, dat miljoenen nederknielen
en ieder volk uw heil begroet.
Dan blijven zij niet aan de drempel
van ’t huis, waar elk uw lof ontvouwt,
maar worden zelf een heil’ge tempel,
uit levend marmer schoon gebouwd.
(melodie: ’k Wil u, o God mijn dank betalen, JdH 425)
Geest des Heren, wij verwachten
Wij leven van de wind
O Christus, doe uw vuur ontbranden
Enerzijds, dan moet het over Pinksteren gaan, als we zoveel zingen van de Geest des Heren, de Heilige Geest. Anderzijds, waarom zouden we alleen met Pinksteren van de Heilige Geest zingen? Wij weten er toch van dat Hij, onze Heer, Zijn discipelen niet als wezen zou achterlaten (Johannes 14:18) en dat Hij diezelfde Geest, de Trooster ook aan ons geeft! Wat een geruststelling, niet zonder pleitbezorger, maar een andere, de Geest van de waarheid zal bij ons zijn. Trouwens, Zijn beloften gaan nog verder, de Trooster, de Geest is er slechts ‘tijdelijk’, zolang Hij vertoeft te komen. Jezus belooft immers: ‘Ik kom bij jullie terug.’
Ds. Hendrik Hasper, vooral bekend geworden vanwege zijn inzet voor een nieuwe psalmberijming, maakte ook meerdere gezangen. Sterker nog, Henk Hasper heeft talloze uren van zijn leven besteed aan het maken van gezangen, aan het opnieuw vertalen en berijmen van de psalmen. Aanvankelijk leek het er niet op dat hij met zoveel enthousiasme daarvan zijn levenswerk zou maken. Hoewel er in zijn ouderlijk huis veel werd gezongen, moedigde moeder Hasper het zingen bij Henk niet aan om het simpele feit dat haar zoon maar moeilijk wijs kon houden. Henk bezocht in Amsterdam het gereformeerd gymnasium, zijn vader was daar hoofdonderwijzer, daarna volgde hij de studie theologie aan de Vrije Universiteit. Waar hij in de gemeenten werkte, stimuleerde hij de gemeentezang, die was hem vaak te weinig opgewekt.
Echter, waar Henk Hasper van droomde, dat was één groot psalmen- en gezangenboek voor alle kerken. Hij kreeg mede om dit idee tot uitvoering te brengen jarenlang studieverlof. Inderdaad, onder zijn leiding kwam in 1933 de bundel ‘Geestelijke liederen uit den schat van de kerk der eeuwen’ uit. Tot een algemene doorbraak van dat liedboek is het nooit gekomen, vooral de uitgave van de bundel ’38 deed zijn werk naar de achtergrond verdwijnen. Hasper liet zich echter niet ontmoedigen, hij wierp zich met ijver en toewijding op zijn nieuwe psalmberijming. Helaas, hoewel de gereformeerde kerken aanvankelijk de berijming Hasper positief ontvingen - wat hem hoop gaf - de hervormde kerk toonde geen interesse. Daardoor is er van algemene invoering nooit iets terecht gekomen. Het algemeen oordeel was dat zijn berijming te weinig poëtisch was.
Zijn pinksterlied ‘O Christus, doe uw vuur ontbranden’ getuigt van een oprecht en diep verlangen naar veel heerschappij van de Heilige Geest. Waartoe Jezus opdracht geeft ‘Maakt alle volken tot mijn discipelen’, dat is zijn hartenwens. Hij bidt en smeekt erom in het lied, dat weldra alle landen van Zijn heerschappij zullen weten. Lezers, stemt u met hem in, getuigt u ervan dat God Zijn beloften waarmaakt?
En dan het couplet met de bede dat de dode zielen levend mogen worden? Dat leerde ik al vroeg zingen met de woorden uit de JdH-bundel 443a ‘Geef nieuw leven weer, wek de doden op Heer’. Puur Bijbelse taal, Paulus zegt het onomwonden, ‘u was dood door de misstappen en zonden…’ (Efeziërs 2:1). Maar lezers, lees en zing vooral verder, want wie geestelijk dood was, wordt door geloof en bekering tot een tempel. ‘Wijzelf zijn de tempel van de levende God’ (2 Korintiërs 6:16). Laat het vooral ons gebed zijn dat mede door ons getuigenis, onze inzet en toewijding de wens van ds. Hasper dat ‘miljoenen nederknielen’ bewaarheid zal worden en ‘ieder volk uw heil begroet’. ’t Is helemaal naar de opdracht van Jezus, dat gebod gaat ook ons niet voorbij: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen!’
Zinvolle en gezegende pinksterdagen gewenst.
Ds. Johan M. Zijlstra
Kader:
O Christus, doe uw vuur ontbranden
van oost tot west, van zuid tot noord;
dan weten weldra alle landen,
dat U de wereld toebehoort.
Wij zien het soms heel helder schijnen,
het vlamt omhoog, nu hier dan daar;
dan zeggen wij: “God kent de zijnen;
de Heer maakt zijn beloften waar!”
Maak levend, Heer, de dode zielen;
verlicht de wereld door uw gloed;
geef, dat miljoenen nederknielen
en ieder volk uw heil begroet.
Dan blijven zij niet aan de drempel
van ’t huis, waar elk uw lof ontvouwt,
maar worden zelf een heil’ge tempel,
uit levend marmer schoon gebouwd.
(melodie: ’k Wil u, o God mijn dank betalen, JdH 425)