Omar Lahmar: 'Mijn zoektocht naar de waarheid'

Feike ter Velde • 84 - 2008 • Uitgave: 20
Zijn naam is Omar Lahmar. Hij is 28 jaar, getrouwd en de trotse vader van zijn zoontje Efrayim. Hij is geboren in 1980 in het kleine stadje Geurcif in het noorden van Marokko. Toen hij negen jaar oud was, heeft zijn vader het gezin van vier kinderen - drie jongens en een meisje - naar Nederland laten overkomen. Zijn vader was destijds een gastarbeider in ons land. Omar vertelt in heel mooi en accentloos Nederlands zijn ontroerende verhaal.

“Die drie jaar op de lagere school vond ik heel moeilijk, omdat ik de Nederlandse taal niet beheerste. Rekenen en wiskunde gingen prima, maar het Nederlands was eerst moeilijk. Daarom kreeg ik aanvankelijk ook een laag advies voor mijn vervolgopleiding. Ik heb MBO-informatica gedaan en ben daarin nu werkzaam. Computers dus.
Ik groeide hier op zoals de meeste Marokkaanse kinderen van mijn generatie. Ik ben niet heel streng gelovig opgevoed, maar wel met alle tradities die erbij horen. Dit hield voor mij in dat we jaarlijks aan de ramadan en offerfeesten meededen en dat af er en toe, als we familie op bezoek kregen, door de mannen in een groepje over het geloof werd gesproken.
Ik was er altijd van overtuigd dat ik een moslim was en dacht verder niet veel na over het geloof. Dit veranderde in 2001. Een goede vriend van mij is christen. Doordat ik regelmatig bij hem over de vloer kwam, vertelde zijn moeder mij altijd over de Here Jezus en Zijn liefde voor mij. Ook sprak ze vaak over de Bijbel en ze stelde mij er vragen over. Ze wilde weten waarom wij moslims bepaalde dingen deden. Dit zorgde ervoor dat ik iedere keer vragen stelde aan mijn ouders en ik me in het geloof ging verdiepen en met name de verschillen tussen de koran en de Bijbel begon te onderzoeken.
Kort hierna kreeg ik een Bijbel van de moeder van mijn goede vriend. Ik was toen 22 jaar oud. Naarmate de tijd vorderde bemerkte ik bij deze christenen een oprechte liefde en warmte die ze voor alle mensen hadden. Het lezen in de Bijbel beviel mij duidelijk meer dan de koran. Het beeld van een God die dicht bij de mens stond en een God die Zijn eigen Zoon, Jezus, heeft gegeven, klonk zo liefdevol dat ik vanaf dat punt alleen nog maar de Bijbel wilde lezen. Ik begon met het lezen van het Evangelie van Johannes. Hierin werd mij duidelijk wie de Here Jezus Christus is. Hij die zegt: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.”
Voorheen dacht ik dat er niet heel veel verschil was tussen het christendom en andere geloven, maar er bleek bij het lezen een heel groot verschil te zijn, namelijk Jezus, de Zoon van de levende God, de Redder van deze wereld, gezonden door de Vader.
Nadat mijn ouders erachter kwamen dat mijn interesse voor de Bijbel begon te groeien, ontstonden er problemen. Vooral mijn moeder was emotioneel en heftig. Vaak begon ze tegen me schreeuwen. Vroeg of ik gek geworden was. “Je bent de enige in de familie en denk je dat jij het nu beter weet dan alle anderen? Je zet ons voor schut.” Ik probeerde altijd kalm te blijven. Mijn vader was minder emotioneel. Hij is ook minder gelovig dan mijn moeder. Maar hij stond toch ook wel tegenover mij. Ze hadden liever dat ik helemaal geen geloof had, dan dat ik christen zou worden. Ik heb ze uitgelegd dat ik zelf eens voor God zal staan en dat ik dan mijn keuzes in dit leven zelf moet verantwoorden. Ik kan niet verwijzen naar de keuze die mijn vader en moeder voor mij hebben gemaakt. Soms dacht ik wel dat ze naar me wilden luisteren, dat mijn argumenten steekhoudend voor ze waren. Maar het werkte toch niet veel uit. Ik wilde vasthouden aan mijn zoektocht. Ik was heel gefascineerd door Jezus en door de Bijbel. Maar het werd heel moeilijk thuis.
Mijn ouders pakten mijn Bijbel af en verboden mij om mij nog langer hiermee bezig te houden. Dit ging er niet bepaald zachtaardig aan toe. Ze waren echt bang dat ik christen zou worden en deden er alles aan om dat te voorkomen. Dat betekende dat ik niet naar een kerk mocht en niet met christenen mocht omgaan en zeker geen Bijbel mocht lezen.
In deze moeilijke periode heb ik Nicky, mijn vrouw leren kennen. Ik vertelde haar dat ik zo niet kon leven bij mijn ouders. Immers, zij hadden mij alles afgepakt wat betreft mijn zoektocht naar de waarheid. Kort hierna besloot ik dat dit zo niet langer door kon gaan. Ik ging in mijn kamer op mijn knieën en sprak dit simpele gebed uit: “God, als U bestaat, dan wil ik U volgen. Wat er ook gebeurt, als U mij maar een teken geeft, het maakt mij niet uit of u Allah, Jezus of Boeddha bent. Ik was redelijk uitgeput die dag na alle familiedrama. Ik had het gevoel dat ik opgesloten was. Ik dacht: het geloof brengt alleen maar problemen met zich mee, want voordat ik me erin verdiepte had ik een zorgeloos leventje.
Na dit gebed uitgesproken te hebben, ben ik gaan slapen. Ik kreeg een droom. Hierin zag ik hoe een vriend van me door een demonisch wezen werd gekweld doordat hij hem vasthield. Hoewel dat demonische wezen er verschrikkelijk uitzag, was ik toch niet bang… sterker nog, er kwam een zekere kalmte en vertrouwen om me heen. Ik liep op mijn vriend af en stak mijn hand naar hem uit en zei: “In de naam van JEZUS… wees vrij!” En voor mijn ogen verdween de demon, omdat hij de Naam boven alle namen vreesde! Toen ik wakker werd had ik tranen in mijn ogen. Ik wist zeker, dat de Here mijn gebed had verhoord en dat Jezus Christus de weg, de waarheid en het leven is. Ik voelde dat de Jezus mijn leven had veranderd. Ik begon dezelfde liefde voor mijn naasten te ervaren. Zelfs voor de mensen die mij zoveel pijn deden.
Dit vertelde ik mijn ouders, maar deze wilden dit niet horen. Ik was ten einde raad en van plan om bij een vriend te gaan wonen. Totdat Nicky, mijn vriendin, op wonderbaarlijke wijze een huis via een collega aangeboden kreeg. Het was letterlijk een verhoring van ons gebed destijds en direct erna zijn we gaan samenwonen en zijn we later getrouwd.
Mijn ouders - met name mijn moeder - heeft nog veel moeite met het feit dat ik nu christen ben. Nu ik christen ben zou ik niets anders willen dan dat mijn familie ook het licht mag zien van de Here Jezus Christus. Ik zie namelijk dat mijn familie nu niet de echte ware God dient. In hun ogen zullen ze hetzelfde van mij denken. Maar ik vraag God om hun harten te openen voor het Evangelie en mijn leven te gebruiken om dit zichtbaar te maken. De enige manier dat ik contact heb kunnen houden met mijn ouders, is het feit dat Jezus mij geleerd heeft om van alle mensen te houden: christen of moslims, gelovigen en niet-gelovigen, het principe om van je naaste te houden als van jezelf heeft mij een hoop barrières doen overwinnen.
Mijn generatie Marokkanen heeft in Nederland een slechte reputatie, omdat ze hun eigen waarden en normen hebben laten vallen en eigenlijk stuurloos zijn geworden. Ook de nog jongere Marokkanen. Ze kunnen ook heel slecht tegen kritiek, voelen zich gauw beschuldigd of gediscrimineerd. Door die slechte reputatie krijgen veel jonge Marokkanen ook geen baan of een stageplaats. Dan worden ze weer gesterkt in de opvatting dat ze gediscrimineerd worden. “Zie je wel, ze mogen ons niet,” denken ze dan. En zo zoeken ze excuses voor hun eigen slechte gedrag. Ze praten vaak vanuit het gevoel en niet uit het verstand.
Mijn ouders zien wel dat het goed met me gaat en ik weet dat ze diep in hun hart best trots op me zijn. De deur staat hier altijd open, ze houden van de kleine Efrayim. Ik begrijp best wel dat ze het allemaal moeilijk vinden, vooral ook mijn oudste broer. Maar ik blijf voor ze bidden. Want ook voor mijn familie is de Here Jezus de Weg, de Waarheid en Leven.”

Feike ter Velde