Onzeker over je eeuwig heil?

Feike ter Velde • 81 - 2005/06 • Uitgave: 15
Onzeker over je eeuwig heil?



Veel oudere mensen zijn onzeker over hun eeuwig heil. Hun hele leven zaten ze ’s zondags onder de kansel en hoorden de prediking en toch zijn zij niet zeker over hun plaats in het Vaderhuis. Hoe kán dat nu?




Enkele jaren geleden vertelde iemand: “Mijn oma riep me in het najaar bij zich. Ze zat altijd in haar stoel bij het raam en ik tegenover haar als ik op bezoek kwam. Ze zei: Jongen, ik ben nu zesentachtig jaar. De Here heeft mij laten weten dat Hij mij vóór de kerstdagen thuis zal halen. Ik was toen negentien jaar. Vier dagen voor de kerst in dat jaar is ze in haar slaap gestorven. Ze sprak vaak met me over de eeuwige dingen. Over de vergeving van zonde en de kracht die de Heilige Geest geeft om als kind van God in deze wereld te leven. Ze sprak altijd over de Here Jezus en wat Hij gedaan heeft en doet. Mijn oma is altijd nog het grote voorbeeld om als kind van God te leven, zelfs nu ik al dik in de vijftig ben”.

Zulke getuigenissen zijn er gelukkig veel meer. Zulke oma’s en opa’s zijn er gelukkig ook meer. Maar er zijn helaas talloze mensen die, hoewel ze ouder geworden zijn en altijd trouw de kerkdiensten hebben bezocht, geen woord over hun lippen krijgen over Gods genade in hun leven en de zekerheid van hun eeuwig behoud en hun eeuwige bestemming. Dat is geen goed nieuws.



Daden doen

Komt dan de boodschap uit de Bijbel niet óver? Gaat de zondagse preek gewoon langs hen heen? Wáár schort het aan als het gaat om de zekerheid van het eeuwige heil? Hoe komt het dat veel kinderen niets weten te zeggen bij het graf van hun ouders? Zit het dan niet grondig fout? Natuurlijk is niet gezegd dat die ouders niet behouden zijn als ze er nooit iets over hebben gezegd. Onze behoudenis hangt niet af van wat wij zeggen of doen, maar van het volbrachte werk van de Here Jezus. Zijn dood en opstanding staan garant voor een ieder die gelooft. Maar… als dat geloof er is, moet er toch ook ooit iets over gezegd worden of kunnen worden? Waar het hart vól van is daarvan gaat de mond toch spreken? Er zijn veel mensen die over alles en nog wat een mening hebben, die mening goed kunnen verwoorden, maar over hun geloof niets zeggen. Soms lijken de woorden hun stem te verstikken, soms komen er tranen, maar verder komt het niet.



Moeten gelovigen niet vele meer leren wát God ons in Zijn Zoon heeft geboden, hóe Hij dat heeft gedaan en wát wij vervolgens moeten doen? Zodat, als we oud zijn geworden, we met vrijmoedigheid zullen getuigen tegenover een jongere generatie? Een prachtig voorbeeld daarvan vinden we in het vierde hoofdstuk van het boek Jozua. Daar waar Gods volk de Jordaan droog doortrok moest een gedenkteken worden geplaatst. De Here wilde dat zijn volk zou getuigen, dat ouders de boodschap zouden doorgeven aan hun kinderen, dat ze zouden spreken van de grote daden van God en die niet zouden verzwijgen. Spreekt juist het Nieuwe Testament er niet helder over dat we zullen getuigen (Hand. 1:8)? Waarom weten we daar zou weinig gestalte aan te geven? Voorgangers, oudsten, ouderlingen en andere kerkleden zouden zich actief in de Gemeente moeten opstellen om op dit punt een zo belangrijke bijdrage te leveren aan het geestelijk leven in de kerk.



Heldere uitleg

In de eerste plaats moet het Evangelie helder worden uitgelegd. Veel mensen verstaan de dingen van dit reddende Evangelie maar in delen en flarden. Een helder zicht op Gods boodschap voor een verloren zondaar is voor de zekerheid van het eeuwige behoud essentieel. Daarna moet helder worden of men zich dat, wat God aanbiedt in het Evangelie, ook heeft ontvangen. Dat ontvangen is van eminent belang. Als we het niet hebben ontvangen bezitten we nog niets. Zojuist werd aan de voordeur een pakketje afgeleverd. De postbode reikte het aan, maar ik moest wel mijn handen uitstrekken om het aan te pakken. Juist op dat punt gaat er veel mis in de communicatie. Er moet concreet ingegaan kunnen worden op Gods genadeaanbod in de prediking. Een predikant werd geadviseerd een keer op zondagmorgen een uitnodiging te doen aan mensen om – tijdens een stil gebed – naar voren te komen om Gods genadeaanbod te ontvangen. Aan de mensen die dan naar voren komen kan pastoraat worden verleend bij een open Bijbel en met gebed. Dat is de primaire taak van de ouderlingen. Zij moeten daarin worden opgeleid. Dat zou een enorme verrijking betekenen van hun eigen geestelijke leven en van hun functioneren in de kerk. Men moet toch weten hoe iemand bij de hand te nemen en hem of haar te leiden tot Christus als Redder? De verkondiging vanaf de kansel mag niet vrijblijvend zijn. Er moet aangedrongen worden op het maken van een keuze, het doen van een stap, het nemen van een beslissing. De verkondiging dient ook in te houden: “Beide houd ik u voor, de dood en het leven. Kies dan het leven!” Dan komt er ook de geestelijke strijd. Er kan geweldige vijandschap ontstaan van de eigen mensen in de kerk. Maar dat is niet erg. Daar mogen we in gebed en in wijsheid mee omgaan. Want het betekent dat de Heilige Geest juist met die mensen, die zich zo vijandig en soms zo lelijk gedragen, bezig is. Hij gaat overtuigen van zonde, oordeel en gerechtigheid. En dat gaat niet zonder strijd in het hart. Er kan zo veel diepverborgen boosheid naar boven komen, op het moment dat de uitnodiging vanaf de kansel klinkt, dat je ervan schrikt. Er kunnen zoveel zonden worden beleden aan de ouderlingen die pastoraat verlenen in zo’n dienst, dat ook zij ervan schrikken. Maar wat heilzaam! Wat een reiniging gaat er dan ontstaan in de Gemeente. Misschien is de nederlaag van de kerk in de samenleving wel daaraan te wijten dat er zonden zijn verborgen in veler levens. Verborgen, diep onder het vloerkleed, net als Achan bij de nederlaag van Ai (Jozua 7). Het verkrijgen van de geloofszekerheid hangt zeker samen met het praktisch ‘in ontvangst willen nemen’ van het aangeboden heil. Als preken niet verder komen, dan wat de prediker meent, dat God aan belemmeringen aanbrengt, dan zal de gemeente niet verder komen. Elke prediker die zelf staat op het fundament van het eeuwige heil in Christus, zal er alles aan willen doen, dit heil te verkondigen en de weg ertoe zichtbaar te maken.



Grote schoonmaak

Daarna zal er verder moeten worden gewerkt in de gemeente en aan de harten van elke gelovige. Er zal heiligmaking moeten plaats vinden. De heiligmaking is ook een actief gebeuren. Oude zonden moeten worden opgeruimd. Opruimen betekent ook dat dingen, die mensen elkaar hebben aangedaan, met die mensen in orde gemaakt moeten worden. Een jongeman die veel meisjes had gehad, ze voor zijn eigen plezier misbruikte en ze vervolgens afschreef, was christen geworden. Hij had het Evangelie begrepen, had vergeving van zonde ontvangen en was een kind van God geworden. Na bijna tien jaar als gelovige vertelde hij dat hij weinig merkte van God in zijn leven. Wat anderen vertelden had hij nooit ervaren. Vreugde in zijn geloof had hij nooit gekend. Desgevraagd vertelde hij over zijn verleden en al die meisjes. Hem werd aangeraden, voor zover mogelijk, aan die meisjes, nu vrouwen, vergeving te gaan vragen voor dat, wat hij ze had aangedaan. Na veel strijd vond er een grote schoonmaak in zijn leven plaats en kwam er ruimte voor de kracht van de Heilige Geest en een overweldigende geloofsvreugde. De zekerheid van Gods genade kan niemand hem meer ontroven. Zou hierin een groot deel van de oplossing kunnen liggen als het gaat om de vraag waarom zoveel ouderen geen heilszekerheid kennen?



Feike ter Velde