Oordeels- en heilsprofetie

Gert van de Weerd • 85 - 2009 • Uitgave: 12
Indien we het wezen van Messiaanse profetie willen doorgronden, dienen we die te belichten tegen het Sinaïtische verbond. Dat had ten doel om een Godsrijk op aarde te vestigen. Daarvoor werd een volk uitgekozen: Israël. Dat was in het Oude Testament zo en ook nu nog. Dat daar de Gemeente van Christus als tweede drager van het heil is bijgekomen, doet daar niets vanaf.

Israël, een heilige natie
Onder Mozes werd een nieuwe natie gesticht, Israël, met een eigen land: Kanaän. God stond aan het hoofd. We noemen dat een theocratie (godsregering). De nieuwe status van Israël werd neergelegd in de thora (Ex. 20-23), waarvan de 10 geboden een onderdeel zijn. Aldus zou een ideale samenleving ontwikkeld worden. Zo werd Israël uitverkoren om een lichtbaken in een goddeloze wereld te zijn.
Helaas verliet Israël haar God en keerde zich tot de afgoden. Het was nog wel Gods volk, maar Jahweh was niet meer Israëls God. Daarom werd het oordeel afgekondigd. De ondergang voltrok zich in twee fasen. Eerst ging het Tienstammenrijk ten onder (722 v.Chr.). 136 jaar later (586 v.Chr.) viel het doek voor het koninkrijk Juda.

De profetische bediening verandert
Het oordeel over Israël en Juda bracht een grote verandering teweeg in de taak van de profeten. In plaats van bewakers van het Godsrijk werden zij brengers van doem en herauten van het toekomstige Messiaanse Rijk.
Waarom deze grote verandering? Omdat God besloten had het verbond met Israël te beëindigen. Echter, de eed die Hij aan Abraham gezworen had (Gen. 17:1-8), bleef staan! De Almachtige komt Zijn woord altijd na, dus trad ‘plan B’ in werking. Dat was het Godsrijk van de toekomst - een tweede poging - nu met een koning die niet zal falen: Jezus Christus.
Natuurlijk kenden de Israëlieten de woorden van Mozes. Hij had Israël gewaarschuwd wat de gevolgen zouden zijn indien het volk God zou verlaten. Maar de consequentie van die woorden - de ondergang van Israël - was een gedachte die bij niemand opkwam. Dat werd onmogelijk geacht! (Lev. 26:40-45; Deut. 28:15-20, 30:1-10; Jer. 31:31-34)

Er is geen twijfel over dat God van Israël houdt. Zijn rechtvaardigheid vereiste echter dat Israël gestraft zou worden voor de zware zonden die het bedreven had. Die straf werd keer op keer verzacht of uitgesteld. Niet omdat Israël dat verdiende, maar ter wille van Gods naam. Want de ondergang van Israël zou zich voor de ogen van de heidenen voltrekken. Daarin werd de heiligheid van Gods naam aangetast. Daarom werd de straf steeds uitgesteld tot het zo niet langer kon (Ez. 20:9,14,22,44).
Je zou dus kunnen zeggen, dat de ‘pijn van God’ over de zonde van Israël, de pijn van de aantasting van Zijn Naam overtroffen had. Dat noemen we een onmogelijke keus: kiezen tussen slecht of slechter. Dat stelt het verdriet van God over de zondeval van Israël in een schril daglicht.

De nieuwe boodschap van de profeten
De breuk in het Sinaïtische verbond maakte de taak van de verbondsprofeten overbodig. God zond daarom Messiaanse profeten. Hun boodschap is geconcentreerd op twee hoofdpunten:
1. Zij kondigden het oordeel over Israël en Juda aan.
2. Maar zij spraken ook over een heilrijke toekomst: De komst van de Messias en het herstel van Israël. Dat lag nog in de toekomst verborgen, dus moesten de woorden van de profeten bewaard worden.

In de tijd van Amos* waren er maar weinig Israëlieten die de goddeloze toestand waar het volk in verzeild was geraakt, herkenden. Ze vonden dat het goed ging. Maar wat was de werkelijkheid?
• In het Tienstammenrijk was de tempel in Jeruzalem ingeruild voor de afgodische heiligdommen van Bethel en Gilgal.
• In Israël en Juda werden in toenemende mate de afgoden gediend.
• De tempeldienst werd verwaarloosd. God werd in Zijn eigen huis onteerd.
• De kennis van God was vrijwel verdwenen.
• Er was groot sociaal onrecht ontstaan.
De rijke bovenlaag van de bevolking ging zich te buiten aan liederlijke uitspattingen.
* De eerste profeet die de breuk in het Sinaïtische verbond aanzegde.

Het einde kwam als een volslagen verrassing, zowel in Israël als Juda. Dat blijkt kenmerkend te zijn voor elke tijd van grote goddeloosheid. Want ook de Grote Verdrukking en de komende oordelen van God zal hen, die God niet kennen, overvallen (Matt. 24:37-39).

Een heilrijke toekomst
Na de ondergang van Israël/Juda was er geen Godsrijk meer op aarde. Dat is echter geen ‘einde verhaal’. De belofte aan Abraham stond nog: ‘Te dien dage sloot de HERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat’ (Gen. 15:18).

Twee verbonden staan nog overeind
Het verbond aan Abraham was eenzijdig - van God uit - en gold voor altijd! Toen het Sinaïtische verbond verbroken werd, viel Israël terug op het verbond met Abraham en Gods eeuwige trouw garandeert een volledige vervulling. Ook had God David en zijn afstammelingen het eeuwige recht op de troon van Israël toegezegd (2Sam. 7:16).
Om nu het uitzicht op dat heil levend te houden, gaf God Messiaanse profeten die dat voorzegden. Maar de vervulling liet nog vele eeuwen op zich wachten. Dus was het nodig om de profetieën op schrift te zetten, opdat die steeds weer in de herinnering gebracht konden worden.
De Messiaanse profetieën vormen de geestelijke bagage van Gods volk door de eeuwen heen, tot op de huidige dag. Ze vergezellen Israël op de lange weg naar het heil. Dat betreft de komst van de Messias, het herstel van het Davidische koningschap en de vestiging van het Messiaanse Rijk.

Lezen:
Jesaja 2:2-5, 9:4-6, 32:1-5, 65:17-25 / Jeremia 31:3-14, 33:14-26, 50:20 / Ezechiël 37:21-28 / Micha 2:12, 4:6-7, 5:6 / Sefanja 2:9, 3:13-20 / Zacharia 8:12 en 14:8-20.

De Messias
Met de geboorte van Jezus werd de eerste stap gezet naar de vervulling van alle Messiaanse profetie. Helaas werd Hij afgewezen. Zijn boodschap: ‘Bekeert u want, het koninkrijk der Hemelen is nabij gekomen’ (Matt. 4:17), werd niet aangenomen. Israël bekeerde zich niet. Daarom brak het pad van de vervulling af.

De Gemeente van Christus
God voegde daarop een nieuwe tak aan de boom van het heil toe (Rom. 11:17-18): De Gemeente van Christus. Dat is een verrassende ontwikkeling van Gods heilsplan. Vandaar dat Paulus van een geheimenis (of: mysterie) spreekt, als hij over het ontstaan van de Gemeente van Christus schrijft (Ef. 3:1-13; Kol. 1:24-29).
Is Israël nu zonder toekomst? Zeker niet; ‘Slechts een deel van Israël werd onbuigzaam, en dat alleen tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden. Dan zal heel Israël worden gered, zoals ook geschreven staat: ‘De redder zal uit Sion komen, en wentelt dan de schuld af van Jakobs nageslacht.’ (Rom. 11:25b,26 - NBV). Die redder is Jezus Christus. Paulus spreekt dan over Zijn tweede komst.

Die redding geldt alleen voor hen die Jezus als hun Verlosser zullen aannemen. De ongelovigen zullen daaruit verwijderd worden (Ez. 20:38). Maar voor hen die zich bekeren geldt ‘Want alleen op mijn heilige berg, op de verheven berg van Israël - spreekt God, de HEER - mag het volk van Israël mij dienen, iedereen, uit het hele land. Daar zal jullie gedrag mij met vreugde vervullen’ (Ez. 20:40 - NBV).
Dat is onvervulde profetie, die pas in de Eindtijd tot vervulling zal komen. Ondertussen is de Gemeente van Christus de drager van het heil in het hier en nu geworden. Dat wist niet uit, dat alle Messiaanse profetie tot vervulling zal komen. Ook die over Israël.

Gert van de Weerd

Uit: God bepaalt de tijd, uitgave Het Zoeklicht.