Opname van de gemeente (2)

Henk Schouten • 83 - 2007 • Uitgave: 11
Opname van de gemeente (2)



Jaren nadat Paulus tot geloof gekomen was, werd hem door de Here Jezus een geheimenis onthuld. We hebben het over het geheimenis van de opname van de gemeente (1Kor. 15:51). Over deze opname werd in het Oude Testament niet geschreven. Dat kon ook niet, want dat er een gemeente gevormd zou worden uit de Joden en de andere volkeren samen, was evenmin bekend. In het Nieuwe Testament wordt onthuld hoe die gemeente is ontstaan, waarop ze gebouwd is en wat haar toekomst zal zijn. Het is de apostel Paulus die in dit alles een heel belangrijke taak toebedeeld heeft gekregen.

In 1 Tessalonicenzen 4 en 5 schrijft Paulus uitvoerig over de toekomst van de gemeente. Het is de hoop voor al Gods kinderen. Het is de boze die er op uit is het zicht op deze blijde dingen te verdoezelen, of de werkelijkheid ervan te ontkennen.

Veel christenen zijn vooral bezig met het hier en nu, terwijl Gods woord ons juist leert dat we bijwoner zijn, vreemdeling. We hebben een hemelse toekomst. Dat is de hoopvolle boodschap die we een hopeloze wereld in mogen dragen.

Paulus heeft enkele weken in Thessaloniki mogen werken en velen tot de Here Jezus mogen leiden. Vanwege vervolging en verdrukking was hij genoodzaakt deze stad te verlaten. Weer later stuurt hij Timoteüs naar de stad terug om te informeren naar de stand van zaken in de prille gemeente. Timoteüs mag met fijne berichten terugkeren, maar ook met een aantal theologische vragen in relatie tot de opname van de gemeente. Die vragen komen hier op neer: “Paulus, wat gebeurt er met de overleden broeders en zusters wanneer de gemeente wordt opgenomen?” In zijn beantwoording bouwt Paulus voort op het onderwijs dat hij hen tijdens zijn zendingswerk had geleerd. Het is interessant te beseffen dat Paulus in de paar weken die hij in Thessaloniki verbleef, blijkbaar al uitvoerig over de toekomst van de gemeente gesproken had. Het is niet een bijzaak van het evangelie, maar een hoofdzaak!



Praktische betekenis

In 1 Tessalonicenzen 4:13 ontvangen we allereerst een geweldige bemoediging. Wanneer het gaat om onze overleden broeders en zusters, dat kunnen natuurlijk ook gelovige verwanten zijn, hoeven we niet bedroefd te zijn. Daarin wordt een enorm verschil zichtbaar met ongelovige mensen. Mensen zonder geloof in Christus en zonder geloof in de opstanding, kennen en ervaren geen troost uit de dingen die voor gelovigen in die heel moeilijke momenten juist zo waardevol zijn.

Wat is dat verschil? In het volgende vers legt de apostel dat uit.”Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem.” Allereerst wordt hier gezegd dat gestorven gelovigen bij God gebracht worden; ‘wederbrengen met Hem.’ De vrucht van de zonde - of beter, de ramp die de zonde bracht, namelijk de scheiding tussen God en mens - is voor gelovige mensen opgeheven. Niet langer uitgesloten van de gemeenschap met God, maar het sterven brengt ons juist bij Hem terug.

Voor alle duidelijkheid, die terugkeer in de relatie tot God is door Jezus Christus. Buiten Jezus is er geen weg tot God. ‘Niemand komt tot de Vader dan door Mij.’



De garantie van de opname

“Want indien we geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem,” vers 14. Het feit dat Jezus is gestorven en opgestaan, een onderwerp dat ook in vele oudtestamentische profetieën was voorzegd, is de garantie voor de opname. Wat eens profetie was, is werkelijkheid geworden. In diezelfde lijn plaatst Paulus de hoop van de opname van de gemeente. Daarmee maakt Paulus van de opname een zeer belangrijk geloofsdogma.



Betreffende de overledenen

Na bovenstaand dogma beschreven te hebben, gaat de apostel feitelijk in op de vraag naar de overleden broeders en zusters. Wanneer de Heer Zijn gemeente thuishaalt, zullen de overledenen het eerst opstaan, schrijft Paulus (1Tess. 4:16). Dit betekent dat, wanneer een broeder of zuster sterft, zijn ziel direct in de nabijheid van de Heer mag komen (2Kor. 5:8). Bij de opname krijgen de overledenen een nieuw en verheerlijkt lichaam. Dat gebeurt direct voorafgaande aan de opname van de bij de opname nog levende gelovigen; “zij die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken weggevoerd worden in de lucht,” vers 16,17.

Wat een geweldige troost moet dit voor de Tessalonicenzen geweest zijn. Maar vandaag zijn die zelfde woorden nog altijd waar en betrouwbaar. Daar klinkt hoop en verwachting in door. Wij hoeven niet bedroefd te zijn, zoals de andere mensen die geen hoop hebben (1Tess. 4:13). Het geloof in de opgestane Heer maakt alles anders. Hebt ú die geweldige hoop?



Op de wolken

Tenslotte dit. Wolken worden genoemd zowel bij de opname van de gemeente, als ook bij de wederkomst van de Heer. De reden is natuurlijk dat beide gebeurtenissen in de lucht plaatsvinden. Sommigen veronderstellen dat de wolken samenhangen met de gelovigen, de geweldige wolk van getuigen, zoals genoemd in Hebreeën 12:1. Hoe dan ook de gestorven, zowel als de levende gelovigen worden opgenomen in de lucht en zullen voor altijd met de Heer zijn. Dat betekent, zoals we een vorige keer schreven, dat we in het Vaderhuis worden gebracht (Joh. 14:1-3).

Deze boodschap werd aan de Tessalonicenzen gebracht met de woorden: ‘vermaant elkander dan met deze woorden.’ Feitelijk gaat het om vertroosting, zoals de Statenvertaling dat veel beter weergeeft.
Het is echt een fantastische perspectief, voor een ieder die gelooft.

Maranatha, Jezus zal spoedig terugkomen.



Ds. Henk Schouten