OR: licht
Or Gadol: Een groot Licht
Genesis 1 leert ons dat God als eerste in Zijn scheppingsverslag liet optekenen: de schepping van het licht, in het Hebreeuws aangeduid als or (uitspraak: oor).
Er zij or/licht zijn de eerste woorden die wij de Here God in Genesis horen spreken. De Schepper zag dat Zijn or/licht goed was (Gen. 1:3,4).
Het woord or/licht is afgeleid van het gelijkluidende Hebreeuwse werkwoord or, dat betekent: be-lichten, licht zijn/worden/geven; be-schijnen, stralen; in bepaalde vormen ook licht maken, licht verspreiden, doen lichten. Als afleiding van dit werkwoord kan het woord or vertaald worden met: licht, glans, gloed, straling, morgen-, dag-, of levenslicht.
Licht behoort God toe, niet alleen omdat Hij de Schepper ervan is, maar ook omdat Hijzelf or/licht is. God is licht zegt ook Johannes (1Joh. 1:5). Daarom kon Hij or/licht scheppen (vgl. Ps 136:7). Hij omhult Zichzelf in/met or/licht als met een kleed (Ps. 104:2). Hiermee geeft de psalmist aan dat or/glans een weergave is van Gods majesteit en glorie. Habakuk beschrijft God als glans/helderheid als het or/licht (Hab. 3:4).
Or/licht is een Goddelijke eigenschap, Hij alleen is en bezit het ware licht. Hij is or/gloed en - zegt Daniël - het licht woont bij Hem. (Dan. 2:22). (Daniël schrijft hier Aramees en gebruikt het woord nehor: licht/glans). Sommige Joodse commentaren menen op grond van deze Daniël-tekst dat or/licht één van de namen van de Messias is.
Licht! Is dat niet waar de wereld naar verlangt? Vooral in deze periode van het jaar wordt dat zo duidelijk, wanneer allerlei vormen van kunst(ig) licht schitterend stralen; niet zelden ook flitsend opdringerig. Vaak is het effect daarvan geestelijk verblindend.
Licht is onmisbaar voor het leven. Dat geldt vooral voor het geestelijke leven. Johannes de Doper kwam als voorloper van de Messias om van het ware levenslicht, dat elk mens wil beschijnen, te getuigen (Joh. 1:9). Op aarde gekomen was de Messias, de Here Jezus, het licht van/voor de wereld (Joh 9:5). Nog steeds zegt Hij Ik ben het Licht (Joh. 8:12) en nodigt elk mens vanuit deze wereldse duisternis tot Hem te komen, om aan de voet van het kruis Gods échte levenslicht te ontvangen.
Licht is uitdrukking van Gods zegeningen. Daarom bidden wij: Here, verhef over ons het or/licht van Uw aangezicht (Ps. 4:7; zie ook Num. 6:25). Volkomen gelukkig het volk HERE, dat wandelt in de or/glans van Uw aangezicht. (Ps. 89:16). Wat een rijke zegen - ondanks alle duisternis - te mogen zeggen en ervaren: De Here is mijn or/licht en Heil (Ps. 27:1). Zo is elke dag die nog komt toch een gezegende dag!
Or/licht is vooral bij de profeten beeld van de zegeningen van de komst van de Messias. Israël én wij worden opgeroepen om te wandelen in or/licht van de Here (Jes. 2:5). Acht eeuwen voordat Jezus werd geboren profeteerde Jesaja: Het volk dat in duisternis gaat ziet een or gadol/groot licht (9:1). Dat is het grote Levenslicht waarin/waaruit wij mogen leven: Want bij U is de levensbron; in Uw or/licht/glans zien wij het or/licht. (Ps. 36:10).
Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk
Genesis 1 leert ons dat God als eerste in Zijn scheppingsverslag liet optekenen: de schepping van het licht, in het Hebreeuws aangeduid als or (uitspraak: oor).
Er zij or/licht zijn de eerste woorden die wij de Here God in Genesis horen spreken. De Schepper zag dat Zijn or/licht goed was (Gen. 1:3,4).
Het woord or/licht is afgeleid van het gelijkluidende Hebreeuwse werkwoord or, dat betekent: be-lichten, licht zijn/worden/geven; be-schijnen, stralen; in bepaalde vormen ook licht maken, licht verspreiden, doen lichten. Als afleiding van dit werkwoord kan het woord or vertaald worden met: licht, glans, gloed, straling, morgen-, dag-, of levenslicht.
Licht behoort God toe, niet alleen omdat Hij de Schepper ervan is, maar ook omdat Hijzelf or/licht is. God is licht zegt ook Johannes (1Joh. 1:5). Daarom kon Hij or/licht scheppen (vgl. Ps 136:7). Hij omhult Zichzelf in/met or/licht als met een kleed (Ps. 104:2). Hiermee geeft de psalmist aan dat or/glans een weergave is van Gods majesteit en glorie. Habakuk beschrijft God als glans/helderheid als het or/licht (Hab. 3:4).
Or/licht is een Goddelijke eigenschap, Hij alleen is en bezit het ware licht. Hij is or/gloed en - zegt Daniël - het licht woont bij Hem. (Dan. 2:22). (Daniël schrijft hier Aramees en gebruikt het woord nehor: licht/glans). Sommige Joodse commentaren menen op grond van deze Daniël-tekst dat or/licht één van de namen van de Messias is.
Licht! Is dat niet waar de wereld naar verlangt? Vooral in deze periode van het jaar wordt dat zo duidelijk, wanneer allerlei vormen van kunst(ig) licht schitterend stralen; niet zelden ook flitsend opdringerig. Vaak is het effect daarvan geestelijk verblindend.
Licht is onmisbaar voor het leven. Dat geldt vooral voor het geestelijke leven. Johannes de Doper kwam als voorloper van de Messias om van het ware levenslicht, dat elk mens wil beschijnen, te getuigen (Joh. 1:9). Op aarde gekomen was de Messias, de Here Jezus, het licht van/voor de wereld (Joh 9:5). Nog steeds zegt Hij Ik ben het Licht (Joh. 8:12) en nodigt elk mens vanuit deze wereldse duisternis tot Hem te komen, om aan de voet van het kruis Gods échte levenslicht te ontvangen.
Licht is uitdrukking van Gods zegeningen. Daarom bidden wij: Here, verhef over ons het or/licht van Uw aangezicht (Ps. 4:7; zie ook Num. 6:25). Volkomen gelukkig het volk HERE, dat wandelt in de or/glans van Uw aangezicht. (Ps. 89:16). Wat een rijke zegen - ondanks alle duisternis - te mogen zeggen en ervaren: De Here is mijn or/licht en Heil (Ps. 27:1). Zo is elke dag die nog komt toch een gezegende dag!
Or/licht is vooral bij de profeten beeld van de zegeningen van de komst van de Messias. Israël én wij worden opgeroepen om te wandelen in or/licht van de Here (Jes. 2:5). Acht eeuwen voordat Jezus werd geboren profeteerde Jesaja: Het volk dat in duisternis gaat ziet een or gadol/groot licht (9:1). Dat is het grote Levenslicht waarin/waaruit wij mogen leven: Want bij U is de levensbron; in Uw or/licht/glans zien wij het or/licht. (Ps. 36:10).
Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk