Oudsten en hun gebed

Jef de Vriese • 84 - 2008 • Uitgave: 18
Aan oudsten die bidden worden geestelijke eisen gesteld. Zij moeten zelf rein zijn om te kunnen bidden in de naam des Heren. Zij hebben de levenskwaliteit van de rechtvaardige. Geen enkel gebed is vrijblijvend. Wie tot God nadert, moet geloven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken (Hebr. 11:6). Zij moeten bidden in geloof, net als Elia. Elia was niet zoals koning Achab, die innerlijk verdeeld zowel de afgoden als de Here wou dienen (1Kon. 18:21, Jak. 1:8). Zijn hartstocht wou hem ook vriend van de wereld laten zijn. Elia daarentegen, geloofde God. Hij wist ook hoe God werkt (1Kon. 18:1). Hij wist dat regen en droogte in de hand van God zijn. Hij was een gewoon mens, met hoogtepunten en dieptepunten, maar zijn leven was verbonden met God. Het geloof was actief in zijn werken. Aan het gebed van de rechtvaardige die als rechtvaardige leeft, wordt kracht verleend (Jak. 2:22-23; Ps. 66:18; 1Joh. 3:22). De rechtvaardige weet wat God wil, waardoor hij kan bidden naar Gods wil. Elia wist wat God zou doen.

Gebed sluit aan op de bron van leven. Leven is wat door zonde verziekte mensen en relaties nodig hebben. Jakobus 5 gaat dus niet op de eerste plaats over genezing, maar over het uitvoeren van Gods wil in alle omstandigheden en het belang van gebed in de verzoekingen en beproevingen van het leven, waarvan ziekte een voorbeeld is. Elkaar vergeven, belijden en tot herstel komen van de relatie met God en met elkaar is de kern.

Jef De Vriese