Paco Veenstra: 'Zondagmorgen was ik altijd paraat'

Feike ter Velde • 83 - 2007 • Uitgave: 18
PACO VEENSTRA



‘Zondagmorgen was ik altijd paraat’




Paco Veenstra - ict’er bij een grote bank - werd geboren in een ongelovig gezin, uit een Duitse moeder en een Nederlandse vader. Zijn vader was beroepsmilitair en was in Duitsland gestationeerd en vond daar zijn vrouw. Paco woonde tot zijn zevende jaar in Duitsland. Eenmaal in Nederland wende het gauw, want hij was tweetalig opgevoed. Trouwe schoolvrienden vroegen hem mee te gaan naar de kerk. Langzaam veranderde dat zijn leven. Paco (32) vertelt.




Eigenlijk heb ik het altijd wonderlijk gevonden dat mijn ouders mij naar een christelijke school hebben gedaan. Ik denk dat ik een jaar of tien was toen mijn moeder mij zelfs een kinderbijbel heeft gegeven. Daar ben ik direct in gaan lezen. De Bijbelverhalen die ik op school hoorde klopten precies met wat ik zelf al had gelezen. Die Bijbelverhalen deden me echt wel wat. Al heel jong, in Duitsland al, had ik een Godsbesef. Ik had altijd de overtuiging dat Hij mij beschermde in moeilijke situaties. Daar ben ik al heel jong een keer sterk in bevestigd. Toen ik voor het eerst naar school ging, werd ik de eerste dag al direct gepest door een stel jongens. Ik was zelf een verlegen jongetje, ook wel een beetje bang. Ik kon daar in ieder geval niet tegenop. De volgende dag nam een stel andere jongens het enorm voor me op. Ze beschermden me en zeiden: “Van hem blijf je af.” Ik heb nooit meer enige last gehad van pesterijen.



Ik ben enig kind, dus best wel beschermd opgevoed. Toch had ik altijd vrienden om me heen. Op de basisschool, vanaf groep zeven, vroegen ze of ik mee wilde naar de kerk. Het leek me niets. Ik wist ook niet wat ik me erbij voor moest stellen, maar ging toch met ze mee. Het was de Vrije Evangelische Gemeente. Ik kende geen namen van kerken. Ze kwamen me steeds ophalen. Ik hield van uitslapen, maar op zondagmorgen was ik altijd paraat. Mijn ouders hebben me er helemaal vrij in gelaten en gerespecteerd. Ze zagen dat het wat voor me betekende. Ik ontwikkelde ook mijn eigen gebedsleven. Ik vond het vreselijk dat mijn ouders niet naar de kerk gingen. Al vroeg werd me dat tot een soort nood. Ik bad elke dag voor ze, ik smeekte God dat ze niet voor eeuwig verloren zouden gaan omdat ze niet geloofden. Ik hield van mijn ouders en dat maakte mijn gebed des te vuriger. Maar ik heb dat nooit met anderen gedeeld. Ik ging die weg totaal in m’n eentje. Ik had ook best wel veel vragen, maar wist niet aan wie ze te stellen. Mijn ouders wisten het antwoord niet, dus daar kon ik er niet mee aankomen.



In mijn puberteitsjaren ebde alles weer een beetje weg en kwam de kerk op een lager pitje te staan. Maar mijn vrienden bleven trouw. Ze bleven me meevragen naar de kerk en soms oefenden ze enige druk op me uit. Als ik bij mijn vrienden thuis kwam spraken hun ouders wel met me over het geloof. Dat vond ik altijd wel heel gaaf, want dat was ik niet gewend natuurlijk. Ik ben ook met ze meegegaan naar catechisatie. Maar dat kwam allemaal niet aan. Het zei me niets meer. Totdat een van mijn vrienden, Remco - we waren een jaar of achttien - veel met me praatte over zijn eigen geloof, zijn eigen ervaringen, vooral thuis. Dat deed me erg veel. Hij had veel moeilijke en verdrietige dingen meegemaakt, waar hij over praten kon. Maar zo, dat zijn geloof er dwars door heen kwam. Hij had die nare dingen allemaal ervaren als gelovige jongen en was er ook wel doorheen gekomen. Hij had wat aan zijn geloof in Jezus en dát kende ik nog niet. Ik was daar erg gesloten over. Sowieso naar mijn ouders toe. Mijn vader was ook altijd erg gesloten. De laatste vijf jaar van zijn leven is hij helemaal open gebloeid en dat heb ik als een groot wonder ervaren. Toen pas heb ik wezenlijk contact met mijn vader gekregen.



Dat was nog niet zo toen Remco met mij sprak en mij uitnodigde mee te gaan naar een Bijbelstudie ergens bij iemand aan huis. Er was daar elke twee weken een groep jongeren bijeen rond de Bijbel. Wat ik daar hoorde raakte me enorm. Ik ben toen gewoon verliefd geworden op de Bijbel! Het ging over mij! Een goed voorbeeld is het begin van het Evangelie van Johannes. Ik wist niet wat ik daar hoorde. De lijnen naar andere delen in de Bijbel, naar de Persoon van de Here Jezus, als het eeuwige Woord dat mens is geworden als wij en dat je door dat Woord en door Jezus opnieuw geboren kunt worden. Het was zo nieuw voor me, zo persoonlijk. Ik wist het toen: de Bijbel is geen mensenwoord, maar Woord van God, gericht tot mij. Ik besefte gaandeweg dat, al was ik de enige op aarde geweest die voor eeuwig gered moest worden, Jezus alleen voor mij naar deze wereld gekomen zou zijn en alleen voor mij was gestorven aan dat vloekhout, beladen met mijn zonden. Zó lief had Hij mij. Tot dan toe was God altijd de Almachtige God geweest, heel ver weg. Maar nu kwam Hij zo onuitsprekelijk liefdevol naar me toe in Jezus. Ik mocht mijn hart en mijn leven daarvoor openen en Hem binnenlaten.

Wat ik van jongs af aan wist werd toen werkelijkheid: Ik hoorde bij God, maar bij die God die mijn Vader is. Alles werd anders. De Bijbel ging voor me open, mijn hart ging open voor de Bijbel en vooral voor de Here Jezus en ik mocht een nieuw mens worden. Het voelde als een geweldige bevrijding. Ik wilde graag gedoopt worden, maar ik wist niet hoe ik dat aan mijn ouders moest vertellen. Tot de dag dat mijn moeder vroeg of ik me niet zou moeten laten dopen. Dat was ook zo’n bevestiging van God. Hij wilde dat ik bij Hem hoorde en Hij baant alle wegen. Misschien is dat wel wat de Bijbel ‘uitverkoren’ noemt. Ik heb het altijd gevoeld en geweten en het is werkelijkheid geworden. Toen ik werd gedoopt zijn mijn ouders er beiden bij geweest. De voorganger vroeg waarom ik op zo jonge leeftijd zo radicaal was en ook gedoopt wilde worden. Ik zei dat ik alles wist van Gods genade voor mij, geen moment daaraan kon twijfelen en dat ik daarom niet langer kan en wil wachten om gedoopt te worden. Mijn ouders vonden het een hele mooie dienst. Ze hebben een heerlijke evangeliepreek mogen horen over de gevangenbewaarder van Filippi. Ik luisterde toen wel met de oren van mijn ouders, hoor. Ik wilde zo graag dat ze het zouden begrijpen en ook tot geloof in de Here Jezus zouden komen.



Kort na zijn pensioen is mijn vader gestorven, 63 jaar. Heel plotseling aan een acute hartstilstand, toen hij alleen thuis was. Toen mijn moeder hem vond bleek hij zeker al een uur eerder te zijn overleden. Ik was heel verdrietig. We hadden juist zo’n fijn contact gekregen de laatste jaren. Hij kon veel meer laten zien van zijn hart en zijn gevoelens, juist ook naar mij toe en ook naar Sila, mijn vriendin. Dat was zo genezend en helend voor onze relatie. Dat had ik nooit gekend. Hij opende zijn hart, voor het Evangelie en ook voor mij. Hij ging de laatste tijd steeds met me mee naar de kerk. Hij stierf achter zijn computer. Er stond een email van mij op het scherm. Ik had hem de site gestuurd van de plaats in Duitsland waar we hadden gewoond en mailde hem: “Kijk pa, dit is de plek waar we vandaan zijn gekomen.” Op de begrafenis heb ik gesproken. Er was verder niemand die dat deed. Ik wist dat ik dat moest doen. Ik heb, dwars door mijn tranen heen, in die volle aula gesproken over Jezus en over mijn vader. Ik hoop dat ik nog heel veel van Hem mag getuigen.



Feike ter Velde