Pesach
PESACH
Het Paasfeest dat wij met dankbaarheid opnieuw mogen gedenken en vieren, vindt zijn oorsprong in Gods opdracht aan Israël om dit feest te onderhouden. Dit feest, in het Hebreeuws Pesach, behoort tot de drie Hoge Feestdagen, waarop men in het oude Israël optrok naar Jeruzalem. Daarom worden deze jaarlijkse feesten ook aangeduid als Pelgrimsfeesten. We vinden de voorschriften hierover in Exodus 23:14-19, Leviticus 23 en Deuteronomium 16:1-17. Veelzeggend is het, dat deze feesten door God beschreven worden als vastgestelde feestdagen van de HERE, heilige samenroepingen die u op hun vastgestelde tijden zult uitroepen (Lev. 23:4). Pesach is dus een heilig feest van de Here! Hem behoort de viering hiervan toe. Dit zegt ons veel voor onze vieringen nu. Het is alles van de Here.
God gaf duidelijke bepalingen over de wijze waarop Pesach moest worden gevierd. In de eerste maand op de veertiende van de maand (Lev. 23:5). Deze voorschriften gaan terug op de instelling van de pesachviering die God aan Israël in Egypte opdroeg en Hij instructies gaf hoe men die eerste keer Pesach moest vieren. Wij vinden dit in Exodus 12:1-28.
De term Pesach in Exodus 12
Aan de vooravond van Israëls uittocht uit Egypte krijgt men de opdracht om Pesach te vieren. In het verslag van de instelling van deze pesachviering, zoals opgetekend in Exodus 12, neemt het woord pesach een centrale plaats in (Ex. 12:11,21,27,43,48) 1. Dit woord pesach duidt zowel het offerdier aan (Ex. 12:21,27), als het offer zelf dat men brengt. Dit blijkt uit Mozes woorden. Mozes riep alle oudsten van Israël en zei neemt lammeren voor uw gezinnen en slacht het pesach (vers 21). Hier doelt hij duidelijk op het offerdier. Maar we lezen ook dat hij zei: dit is een pesach voor de HERE (vers 27). Hiermee doelt hij op het eigenlijke offer dat men bracht. Ook elders in de Schrift heeft pesach deze verschillende betekenissen gekregen.2
Het pesachoffer moest een volmaakt dier zijn (vers 5), voorafschaduwing van het volmaakte offer van de Here Jezus.
Het werkwoord pasach/voorbijgaan
Het Hebreeuwse woord Pesach, waarmee ook het latere Joodse Paasfeest wordt aangeduid, is (hoogstwaarschijnlijk) afgeleid van de Hebreeuwse werkwoordstam pasach, die niet zo eenvoudig te verklaren is en waarvoor meerdere betekenissen kunnen worden aangevoerd, die helaas niet allen even zeker of duidelijk zijn. De stam pasach betekent onder meer: voorbijgaan, hinken 3. De meest duidelijke betekenis van dit werkwoord is: voorbijgaan in de zin van ongedeerd laten en dit houdt verband met de geschiedenis van de dood die in de nacht van de tiende plaag in Egypte de huizen van de gezinnen van Israël niet trof, maar voorbijging. Dit voorbijgaan wordt in deze geschiedenis aangeduid en beschreven met een vorm van het werkwoord pasach: wanneer Ik het bloed zie, zal Ik pasach/voorbij gaan en wanneer Hij het bloed ziet zal de HERE de deur pasach/overslaan (Ex. 12:13,23,27). In dit verband heeft de stam pasach ook de betekenis van sparen.
Doel van Pesach
De doodsplaag was een teken waarmee de Here God gericht uitoefende ten opzichte van alle Egyptische afgoden waartoe de farao zèlf ook behoorde (Ex. 12:12), maar deze slag trof niemand die gedekt was door het teken van het bloed van het pesachoffer. Het doodsoordeel, dat door de Here Zelf werd voltrokken (Ex. 12:12,13,23,27), ging alleen voorbij - pasach - aan het huis dat het teken van het bloed van het geslachte pesachlam droeg (Ex. 12:13,23). Dit is een duidelijke profetische heenwijzing naar het plaatsvervangend offer van het Lam Gods dat komen zou (Joh. 1:29b; 1Petr. 1:18,19; Hebr. 7:27b).
Door het wonderbaarlijke en machtige ingrijpen van God kon het volk Israël vertrekken uit het slavenhuis Egypte en werden zij in staat gesteld om als verlost, vrij volk op weg te gaan. Zij waren bevrijd om de Here te dienen als Zijn verbondsvolk (Ex. 19:5; 24:3-8), geroepen om met Hem te leven (Deut. 30:15-20).
Pascha
Later werd naast het Hebreeuwse woord pesach - vanwege de grote invloed van de Aramese taal, met name ook in de intertestamentaire periode - ook de Aramese vertaling pascha gebruikt. Opvallend is, dat niet het Hebreeuwse woord pesach, maar deze Aramese vorm pascha voorkomt in het Nieuwe Testament (Matt. 26:2,17; Marc. 14:1,12,14,16; Luc. 2:41; 22:1,7,8,11,13,15; Joh. 2:13,23; 6:4; 11:55). Het is mogelijk dat hierom ook in het vroege Christendom pascha werd gebruikt ter aanduiding van het paasfeest.
Het volmaakte pesachoffer (Ex.12:5) wijst naar het offer van Gods Zoon, gebracht om ons te redden. Zie het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt! (Joh. 1:29).
Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk
1 Zie ook Num. 9:2,4,5,10,13; Lev. 23:5; Deut. 16:1; Joz. 5:10,11; 2Kon. 23:21,23.
2 De term pesach heeft deze betekenissen: offerdier (2Kron. 35:1,13, etc.), het offer (Deut.6:2; 2Kron. 35:1,7) en dient ook ter aanduiding van de voorbereidingen en de pesachviering (Lev. 23:5; Num. 9:1-14) en het gehele 7 dagen durende feest van de Ongezuurde Broden (Deut. 16:1).
3 In deze betekenis komt dit werkwoord voor in de uitdrukking op twee gedachten hinken, zoals in Elia's vraag hoe lang hinkt gij op twee gedachten? (1Kon. 18:21).
Het Paasfeest dat wij met dankbaarheid opnieuw mogen gedenken en vieren, vindt zijn oorsprong in Gods opdracht aan Israël om dit feest te onderhouden. Dit feest, in het Hebreeuws Pesach, behoort tot de drie Hoge Feestdagen, waarop men in het oude Israël optrok naar Jeruzalem. Daarom worden deze jaarlijkse feesten ook aangeduid als Pelgrimsfeesten. We vinden de voorschriften hierover in Exodus 23:14-19, Leviticus 23 en Deuteronomium 16:1-17. Veelzeggend is het, dat deze feesten door God beschreven worden als vastgestelde feestdagen van de HERE, heilige samenroepingen die u op hun vastgestelde tijden zult uitroepen (Lev. 23:4). Pesach is dus een heilig feest van de Here! Hem behoort de viering hiervan toe. Dit zegt ons veel voor onze vieringen nu. Het is alles van de Here.
God gaf duidelijke bepalingen over de wijze waarop Pesach moest worden gevierd. In de eerste maand op de veertiende van de maand (Lev. 23:5). Deze voorschriften gaan terug op de instelling van de pesachviering die God aan Israël in Egypte opdroeg en Hij instructies gaf hoe men die eerste keer Pesach moest vieren. Wij vinden dit in Exodus 12:1-28.
De term Pesach in Exodus 12
Aan de vooravond van Israëls uittocht uit Egypte krijgt men de opdracht om Pesach te vieren. In het verslag van de instelling van deze pesachviering, zoals opgetekend in Exodus 12, neemt het woord pesach een centrale plaats in (Ex. 12:11,21,27,43,48) 1. Dit woord pesach duidt zowel het offerdier aan (Ex. 12:21,27), als het offer zelf dat men brengt. Dit blijkt uit Mozes woorden. Mozes riep alle oudsten van Israël en zei neemt lammeren voor uw gezinnen en slacht het pesach (vers 21). Hier doelt hij duidelijk op het offerdier. Maar we lezen ook dat hij zei: dit is een pesach voor de HERE (vers 27). Hiermee doelt hij op het eigenlijke offer dat men bracht. Ook elders in de Schrift heeft pesach deze verschillende betekenissen gekregen.2
Het pesachoffer moest een volmaakt dier zijn (vers 5), voorafschaduwing van het volmaakte offer van de Here Jezus.
Het werkwoord pasach/voorbijgaan
Het Hebreeuwse woord Pesach, waarmee ook het latere Joodse Paasfeest wordt aangeduid, is (hoogstwaarschijnlijk) afgeleid van de Hebreeuwse werkwoordstam pasach, die niet zo eenvoudig te verklaren is en waarvoor meerdere betekenissen kunnen worden aangevoerd, die helaas niet allen even zeker of duidelijk zijn. De stam pasach betekent onder meer: voorbijgaan, hinken 3. De meest duidelijke betekenis van dit werkwoord is: voorbijgaan in de zin van ongedeerd laten en dit houdt verband met de geschiedenis van de dood die in de nacht van de tiende plaag in Egypte de huizen van de gezinnen van Israël niet trof, maar voorbijging. Dit voorbijgaan wordt in deze geschiedenis aangeduid en beschreven met een vorm van het werkwoord pasach: wanneer Ik het bloed zie, zal Ik pasach/voorbij gaan en wanneer Hij het bloed ziet zal de HERE de deur pasach/overslaan (Ex. 12:13,23,27). In dit verband heeft de stam pasach ook de betekenis van sparen.
Doel van Pesach
De doodsplaag was een teken waarmee de Here God gericht uitoefende ten opzichte van alle Egyptische afgoden waartoe de farao zèlf ook behoorde (Ex. 12:12), maar deze slag trof niemand die gedekt was door het teken van het bloed van het pesachoffer. Het doodsoordeel, dat door de Here Zelf werd voltrokken (Ex. 12:12,13,23,27), ging alleen voorbij - pasach - aan het huis dat het teken van het bloed van het geslachte pesachlam droeg (Ex. 12:13,23). Dit is een duidelijke profetische heenwijzing naar het plaatsvervangend offer van het Lam Gods dat komen zou (Joh. 1:29b; 1Petr. 1:18,19; Hebr. 7:27b).
Door het wonderbaarlijke en machtige ingrijpen van God kon het volk Israël vertrekken uit het slavenhuis Egypte en werden zij in staat gesteld om als verlost, vrij volk op weg te gaan. Zij waren bevrijd om de Here te dienen als Zijn verbondsvolk (Ex. 19:5; 24:3-8), geroepen om met Hem te leven (Deut. 30:15-20).
Pascha
Later werd naast het Hebreeuwse woord pesach - vanwege de grote invloed van de Aramese taal, met name ook in de intertestamentaire periode - ook de Aramese vertaling pascha gebruikt. Opvallend is, dat niet het Hebreeuwse woord pesach, maar deze Aramese vorm pascha voorkomt in het Nieuwe Testament (Matt. 26:2,17; Marc. 14:1,12,14,16; Luc. 2:41; 22:1,7,8,11,13,15; Joh. 2:13,23; 6:4; 11:55). Het is mogelijk dat hierom ook in het vroege Christendom pascha werd gebruikt ter aanduiding van het paasfeest.
Het volmaakte pesachoffer (Ex.12:5) wijst naar het offer van Gods Zoon, gebracht om ons te redden. Zie het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt! (Joh. 1:29).
Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk
1 Zie ook Num. 9:2,4,5,10,13; Lev. 23:5; Deut. 16:1; Joz. 5:10,11; 2Kon. 23:21,23.
2 De term pesach heeft deze betekenissen: offerdier (2Kron. 35:1,13, etc.), het offer (Deut.6:2; 2Kron. 35:1,7) en dient ook ter aanduiding van de voorbereidingen en de pesachviering (Lev. 23:5; Num. 9:1-14) en het gehele 7 dagen durende feest van de Ongezuurde Broden (Deut. 16:1).
3 In deze betekenis komt dit werkwoord voor in de uitdrukking op twee gedachten hinken, zoals in Elia's vraag hoe lang hinkt gij op twee gedachten? (1Kon. 18:21).