Peter Töpfer: Van crimineel tot christen

Feike ter Velde • 81 - 2005/06 • Uitgave: 16
Peter Töpfer



Van crimineel tot christen




Peter Töpfer werd in 1946 geboren en groeide op in Berlijn. Als tienjarig jongetje spijbelde hij al van school, rookte, dronk alcohol en stal. Met z’n negentiende werkte hij in de onderwereld van Hamburg, Sankt-Pauli, waar hij een snelle criminele carrière maakte in de wapenhandel, drugs, gokhuizen en bordelen. Samen met twee collega- souteneurs had hij geheel Sankt-Pauli onder controle en enkele honderden prostituees aan het werk. Hij controleerde tientallen gokhuizen. Nu getuigt hij van Jezus Christus als Zijn Redder en Heer.




Van jullie Nederlandse Corrie ten Boom las ik eens: “Er is geen afgrond van de zonde zo diep of Jezus Christus ging dieper”. Ik heb gezien dat het zondeleven al vroeg begint, heel vroeg. Dat was bij mij ook het geval. Al heel jong was ik thuis al heel vroeg onhandelbaar. Ik probeerde altijd alles te domineren en naar mijn hand te zetten. Als Johannes de Doper zegt: “God is bij machte uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken” dan kan ik zeggen dat juist dát wonder in mijn leven is geschied. Ik was hard als steen. Dat begon al vroeg. Op school voelde ik mij al vroeg, vaak onrechtvaardig behandeld. Ik wilde in het middelpunt staan, alles moest om mij draaien. Ik duldde geen enkele autoriteit. Niemand had gezag over me. In mijn tijd werden kinderen die ’s avonds op straat liepen als het al donker was opgepikt en naar huis gebracht. Maar ik was al heel jong in de donkere buurten van Berlijn te vinden. Daar had ik als tiener mijn maatjes. In onze groep streefde ieder afzonderlijk naar de beste plaats in alles: beter drinken, beter roken, beter stelen. Die dingen gaven mijn leven richting. Er ontstonden grote spanningen tussen mij en mijn ouders vanwege mijn gedrag. Zij hadden alles geprobeerd, maar ik was niet te handhaven. Ik was een jaar of acht toen mijn moeder een keer zei: “Als je zo doorgaat kom je nog in de gevangenis terecht”. Ze had gelijk, weet ik achteraf. Maar toen luisterde ik nergens naar. De wereld van de rock en roll muziek dreven me verder de duisternis in. Pornografie ging al jong bij ons van hand tot hand. De meisjes waren er voor mij al heel vroeg. Mijn leefwereld was precies zoals een slogan zei: seks, drugs en rock en roll. Ik dronk het allemaal in. En wat je niet kopen kon dat kon je stelen. Binnen mijn gezichtskring deed iedereen dat, dus waarom ik niet.



Ik liep weg van huis en ging varen. In de havensteden wist ik al gauw van bars en bordelen. Zo kwam ik in Hamburgse wijk Sankt Pauli terecht. Ik meende het daar helemaal gevonden te hebben. Dáár wilde ik mijn leven verder doorbrengen. Ik begon als barman. Met twee vrienden richtte ik een club op om geld te gaan verdienen met meisjes. Zij boden zich nogal makkelijk aan en wij konden heel goed nagaan of ze voor ons zouden willen werken. Vooral de meisjes van zeventien, achttien jaar die niet meer bij hun ouders thuis kwamen spiegelden we mooie verhalen voor. Ik bood woonruimte en een behoorlijk loon. De overheid hielp nog een handje mee door de verlaging van de leeftijd voor prostitutie naar achttien jaar. Eerst was dat eenentwintig in Duitsland. Ik was herkenbaar aan de buitenkant. Ik zag er echt uit als een pooier. Opvallende kleding, veel gouden kettingen en een groot gouden kruis om mijn nek. Die meisjes konden het zo weten wie en wat ik was, maar ze gingen makkelijk met me in zee. De wereld van porno en prostitutie werd mijn leefmilieu. Veel van deze meisjes waren van huis weggelopen, waren soms thuis seksueel misbruikt of in de omgeving of in de familie. Sommigen hadden al vaak gehoord dat ze niks waren, niks voorstelden; ze waren verwond, vernederd, gekwetst. Dat waren de slachtoffers. Ik kende veel van hun verhalen, maar het interesseerde me niet. Zij moesten geld in het laatje brengen. En dat deden ze.



Op een dag hoorde in van een zendeling uit Afrika die in Duitsland bijeenkomsten hield. Iemand uit mijn directe omgeving zei dat hij door die man christen was geworden. Hij was enorm veranderd. Ik was nieuwsgierig. Ik had gedacht aan een deftige dominee in toga of een priester in gewaad. Niets van dat alles. Gewone mensen, die getuigden van de grote daden van God. Ik werd er diep aangesproken door wat ik hoorde. Het leek allemaal voor mij. Hoe wist die zendeling dat ik zo leefde en al deze dingen bedreef. Ik was op weg naar de hel. Die avond werd ik ervan overtuigd dat ik me moest bekeren, want ik was die zondaar, tussen de honderden aanwezigen. Ik werd overtuigd van mijn zondige leven en nam een vast besluit: alles achter me te laten en een nieuw begin te maken met Jezus Christus. Wat een enorme ommekeer. Ik was een kind van God geworden. Men had met mij gebeden. Ik had onder tranen mijn zonde beleden, terwijl ik me niet kon herinneren ooit te hebben gehuild. Men had mij gewezen op Gods genade.



Later bleek dat toch niet genoeg. God moest nog een dieper werk in mijn leven doen. Weer onder de prediking van deze Afrikaanse zendeling, ds Erlo Stegen, kwam de zondelast van mijn leven zó zwaar over mij dat ik wegzakte in, naar het scheen, de diepste duisternis. Ik was veroordeeld tot de dood en er was voor mij geen redding mogelijk. Ik lag daar op de grond, volkomen bedolven onder de schuld en het oordeel van God. Er was geen uitweg, geen oplossing. Voor mij was geen leven meer mogelijk. Dat wist ik heel zeker. Ik had de dood verdiend. En daar lag. Ik wachtte tot de dood kwam om mij te halen. Het oordeel van God had ik gehoord over mijn leven. Ik moest toestemmen dat het een rechtvaardig oordeel was. Ik kon geen kant meer op. Diepere duisternis en een diepere godverlatenheid kon ik mij niet voorstellen. Ik was veroordeeld en moest sterven om eeuwig verloren te gaan. Maar toen hoorde ik een woord, heel in de verte: vergeving. Mij werd vergeving verkondigd. Het offer van Jezus aan het kruis. Zijn kostbaar bloed had gevloeid…ook voor mij. Hij wast mij schoon van alle vuilheid en alle zonde. Dat mag je aannemen. Dáár werd het goed tussen mij, een groot zondaar en Hem, de heilige God.



Ik heb in de jaren daarna bij heel veel mensen, waar de Here mij naar toe zond, dingen in orde moeten maken, om vergeving moeten vragen, ook bij ouders van meisjes in de prostitutie en aan die meisjes zelf. Die weg werd voor mij de weg van de reiniging en daarna van de heiligmaking. Soms ging ik met lood in mijn schoenen, maar ik ben gegaan overal waar de Here mij leidde. Gods genade is voor mij onvoorstelbaar groot. Ik kan het niet bevatten, maar ’t is waar. Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen.



Feike ter Velde



Peter Töpfer schreef over zijn leven een boekje, Gered uit de onderwereld.