Rijkdom van de verlossing

Bert van Twillert • 88 - 2012 • Uitgave: 8
Ik was uitgenodigd om die avond te spreken over de eindtijd, een maranathaboodschap te houden. De zaal was goed gevuld, voornamelijk met publiek met een reformatorische achtergrond. Ik had gesproken over de christelijke hoop, onze verwachting in de spoedige terugkeer van de Here Jezus voor Zijn Gemeente. En ik had verteld dat onze verwachting zo anders is dan die van mensen die Hem niet kennen, maar ook zo anders dan veel mensen die naar kerken gaan waar zij horen dat Hij komt om te oordelen de levenden en de doden. Wij verwachten niet dat Hij naar ons toekomt om ons op te halen en in het oordeel te brengen, neen!

Ik had uitgelegd dat de Here Jezus dit Zelf immers leerde in Johannes 5:24 ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven.’ Hij, de Zoon van God, Degene aan Wie God het hele oordeel over alle mensen heeft toevertrouwd, de Rechter Zelf, zegt dus: als je in Mij gelooft dan kóm je niet in het oordeel. Dat is duidelijke taal.
Bovendien had Hij al eerder duidelijk gemaakt in Johannes 3:18, dat je niet wordt veroordeeld als je in Hem gelooft. De Zijnen, Gods kinderen, kómen niet in het oordeel en die worden niet veroordeeld. Als de Here Jezus dus komt om te oordelen de levenden en de doden, dan gaat dat oordeel dus in ieder geval niet over degenen die in Hem geloven. Want voor hen ís er helemaal geen veroordeling: Romeinen 8:1 ‘Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.’ En ook dat is, gelukkig, duidelijke en heldere taal.

Hemelburgers
Het was stil in de zaal. Van sommige gezichten kon ik de twijfel aflezen. Dus legde ik uit, dat onze christelijke hoop niet een uitzien is naar de komst van een Rechter, maar van een Heiland, van een Redder. Natuurlijk: Hij komt om de aarde te richten en de wereld in gerechtigheid, maar… wíj horen niet meer bij de wereld. Wij zijn hemelburgers. En van hemelburgers wordt niet gezegd dat zij nog door het oordeel heen zouden moeten. Daar wordt iets anders van gezegd: ‘Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als Verlosser verwachten, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen’ (Filippenzen 3:20-21).
Hemelburgers verwachten dus een Verlósser. En die Verlosser komt niet om hen in het oordeel te brengen, om hen te vernederen, te straffen, maar juist om dat vernederde lichaam te veranderen in een lichaam dat gelijk is aan het lichaam dat Hij had toen Hij opstond uit de dood. Een verhéérlijkt lichaam, geschikt om de hemel mee in te gaan!

Verwachting van hoop
Alle teksten die gaan over de wederkomst van de Here Jezus voor de Zijnen, vertellen allemaal hetzelfde:
1. Hij komt om de Zijnen op te halen en in de hemel te brengen, dus niet in het oordeel (Johannes 14:3);
2. Hij komt voor hen niet als een dief in de nacht (1 Tessalonicenzen 5:4-5); en
3. Hij komt als hun Verlosser of Heiland, niet als hun Rechter. Om dat duidelijk te maken, had ik uitgelegd dat immers de Here Jezus Zélf tegen Zijn discipelen had gezegd: ‘Wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want úw verlossing genaakt’ (Lucas 21:28).
Inderdaad: de komst van de Zoon des mensen zal zijn in grote kracht en heerlijkheid, maar vóórdat Hij op déze wijze komt, komt Hij als Verlosser voor de Zijnen: úw verlossing genaakt. En bij de opname van de Here Jezus in de hemel was hen dat nóg eens verteld: ‘Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen’ (Handelingen 1:11). Zoals zij Hem naar de hemel hadden zien gaan, zó zal Hij ook naar hen terugkeren. Bij díé terugkeer naar hen – Hij was van hen opgenomen – zijn er dus geen tekenen aan zon, maan en sterren, niet een wankelen van de elementen, zoals bij Zijn komst om te oordelen. Een wolk zal de ontmoeting met de Zijnen zelfs onttrekken aan de ogen van de mensen die achterblijven.
Neen, wij verwachten de zalige hoop en de verschijning van ónze grote God en Heiland, Christus Jezus. En dat zal een verschijning zijn voor Zijn éigen gereinigd volk (Titus 2:13-14). Wij verwachten niet een Rechter uit de hemel, maar, schrijft Paulus: ‘wij verwachten uit de hemelen Gods Zoon, die Hij uit de doden heeft opgewekt, Jezus Christus, die óns verlóst van de komende toorn’ (1 Tessalonicenzen 1:10). Wij verwachten Iemand die komt om te verlossen!

Daarna het oordeel!?
Na afloop van de dienst stond ik bij de uitgang om iedereen een hand te geven en eventueel na te praten en te bidden. De man die mij aansprak, was duidelijk in verwarring. Hij stak zijn vinger omhoog en bewoog die op neushoogte van voor naar achter, terwijl hij zei: “Het is de mens gezet eenmaal te sterven, en daarna het oooooordeeeel!” De boodschap was duidelijk: tóch voor ieder mens het oordeel. Die ene zin hamerde in zijn hoofd. Hij was ermee opgegroeid. Na het sterven komt het oordeel. Al had de Here Jezus gezegd, dat iemand die in Hem gelooft, níét in het oordeel komt, voor deze broeder werd alles weggenomen door deze ene tekst.
Gelukkig, hij wilde wel even napraten. Toen alle handen waren geschud, vroeg ik of hij ook wist waar die tekst stond. Hij wist het niet, maar dat het uit de Bijbel kwam, was duidelijk. Ik zei: “Weet u, de zin staat wel in de Bijbel, maar niet zoals u hem mij noemde. U noemde slechts een deel van de tekst.” We lazen samen: ‘En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het oordeel, zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten’ (Hebreeën 9:27-28).
Dus, zei ik, er zijn inderdaad mensen die sterven en daarna komt voor hen het oordeel. Maar zoals er zúlke mensen zijn, zo zijn er óók anderen. Dat zijn de velen van wie de Here Jezus de zonden op Zich genomen heeft. Degenen die dát hebben geloofd en Christus hebben aanvaard in hun leven. En zíj zullen Hem dus zónder zonde aanschouwen, immers die zonden heeft Hij bij hen weggedaan. En zij verwachten Hem tot hun heil, als Heiland. Het is niet juist om alleen dat gedeelte uit een tekst te nemen dat over oordeel spreekt en niet het gedeelte dat over Gods genade, verlossing en het wegnemen van schuld en oordeel spreekt. Toen de Here Jezus zei dat alles volbracht was, scheurde het gordijn in de tempel en was de weg naar de hemel geopend, de zonde was verzoend, het oordeel was weggedaan.

Het werd even stil. Er glinsterde iets in de ogen van de broeder. Twee grote handen pakten mijn hand vast. “Dank u wel, dank u wel.” Ik zag hem vertrekken. Hij wist dat hij eens zou sterven, maar het oordeel? Neen, daarvan was hij verlost.

Bert van Twillert