Rikkert Koelewijn: "Ik kwam anders terug!"

Feike ter Velde • 84 - 2008 • Uitgave: 22
Hij is terug van een goede vakantiebesteding in Oeganda. Samen met acht andere jongeren heeft hij een schooltje gebouwd in verafgelegen dorpje, diep in de binnenlanden. Wat vooral indruk heeft gemaakt zijn de talloze weeskinderen die helemaal niets en niemand meer hebben op deze wereld: geen ouders, geen huis, geen eten, geen kleding. Dit te zien veranderde hem. Rikkert Koelewijn (25) vertelt zijn verhaal.

Een groep jongeren binnen onze kerk had het plan opgevat om een actieve werkvakantie ergens in een Derde Wereld land te organiseren. We zouden eigenlijk naar Zuid-Afrika gaan, in de buurt van Johannesburg. We hadden ons al uitgebreid laten voorlichten door de stichting Livingstone in Amersfoort (www.LST.nl) die dergelijke werkvakanties organiseert. Een effectieve hulporganisatie waar we erg enthousiast over zijn. In hun introductie kun je o.a. lezen wat de motivatie is. Dat werk sprak ons direct enorm aan. Zo staat er bijvoorbeeld:
‘Wij willen dat jongeren een warm hart krijgen voor de medemens. Daarom brengen wij bij jongeren de schaduwzijde van de wereld onder de aandacht. Wij dagen hen uit om hun medemens daar beter te leren kennen door een korte tijd met hen op te trekken en samen te werken. Wij geloven in de kracht van deze bijzondere ontmoetingen. Wij willen jongeren stimuleren te komen tot een bewuste, bewogen en betrokken levensstijl in relatie tot hun medemens, de maatschappij en zichzelf.’
We hadden ons daar aangemeld. De reizen die ze aanbieden voor jongeren zijn werkvakanties en uitwisselingsprojecten met de nadruk op ontmoetingen met mensen in die andere culturen. Je leert dan die mensen kennen in hun eigen cultuur, met hun eigen levensstijl en levensritme. Bovendien leer je elkaar nog beter kennen door samen te werken aan een project, zodat je ook concreet wat voor die mensen kunt betekenen. De stichting Livingstone werkt vanuit een christelijke visie. Dat wil zeggen dat we er van doordrongen moeten zijn dat God wil dat we naar de medemens omkijken en vooral zorg te besteden aan de minstbedeelden en de weerlozen in deze wereld. Niet alleen christenjongeren, maar ook niet-christenen kunnen in een project meewerken.

Maar over Zuid-Afrika hadden we toch eigenlijk niet echt rust. We zijn ons verder gaan oriënteren en namen toen kennis van het project in Oeganda. We wisten direct allemaal zeker dat we dat moesten gaan doen. Ja, en dan moet er geld komen. We zijn met z’n allen aan het werk gegaan. We hebben auto’s gewassen, ramen gelapt, bladen en kranten rondgebracht, kortom waar we wat mee konden verdienen pakten we aan. Leuk joh, zoals je het spaarvarken ziet groeien. Ten eerste moesten we natuurlijk de reis- en verblijfskosten bijeen vergaren. We wisten inmiddels dat via Xplore, een subsidie die valt onder het ministerie van Buitenlandse Zaken, vijftig procent van onze reis- en verblijfskosten gesubsidieerd zou kunnen worden als wij aan bepaalde voorwaarden zouden voldoen. Het is de bedoeling van dit programma dat jongeren met projecten in arme landen in aanraking komen en dat dit zal bijdragen aan hun zicht op de wereld waarin ze leven. Dat is wel erg mooi, dat zoiets vanuit onze overheid wordt opgezet en gestimuleerd.

Een van de voorwaarden was dat we met minimaal negen personen moesten gaan. Van onze kerk waren we met vijf personen. Via het nichtje van mijn vriendin kwamen we met andere jongeren uit haar woonplaats in contact. Daar waren er vier die mee wilden. We zijn toen samen gekomen en hebben er veel met elkaar voor gebeden en we zijn Bijbelstudie gaan doen. Zo hebben we elkaar steeds beter leren kennen. We kregen een hechte band. Wij uit de Nederlands Gereformeerde kerk en zij uit de PKN, maar we werden één in de Here Jezus Christus en vooral ook in Zijn bewogenheid voor de medemens in nood. We hebben vooral ook Bijbelstudie gedaan over onze geestelijke toerusting die we nodig zouden hebben voor zo’n grote onderneming. En daar richtten onze bidstonden zich ook steeds meer op. Ons lievelingslied werd nummer 249 uit Opwekking,
Wat een voorrecht om in liefde te gaan,
schouder aan schouder in Uw wijngaard te staan,
samen te dienen, te zien wie U bent,
want Uw Woord maakt Uw wegen bekend.
Samen op weg gaan, dat is ons gebed
Als een volk dat juist daarvoor door U apart is gezet.
Vol van Uw liefde, genade en kracht,
Als een lamp die nog schijnt in de nacht.


Dit lied werd de hele reis en de hele werkvakantie onze leidraad. Dat is gewoon zo gegroeid. We waren ook enorm aangesproken door een deel uit Psalm 68:
Hij is de Vader der wezen
en de rechter der weduwen.
God, in zijn heilige woning
God, die eenzamen in een huisgezin doet wonen.


We hadden bij de voorlichting van Livingstone wel vernomen over de wezen in Oeganda, door de hoge sterfte, vooral door aids en malaria. Van die weeskinderen wisten we dus in theorie. In de praktijk bleek het heel diep ingrijpend en ook vooral aangrijpend. De eerste dag al pakte een jongetje van acht jaar mijn hand vast. Hij sprak Engels, dat is de taal voor iedereen, naast natuurlijk de eigen inheemse taal. Maar dat jongetje zei dat hij alleen was en dat hij niemand had. Hij heette Jona. Ik heb de hele tijd met hem kunnen praten en hij vertelde alles over zichzelf. Hij had geen familie en sliep ’s nachts buiten. Hij ging wel naar school, want daar krijg je een warme maaltijd. Verder was er niemand voor hem. We kwamen aan na een reis van dertig uur, smerig, bezweet en vooral ook heel moe. Wat heerlijk om dan een douche te kunnen nemen. Maar die bleek er niet te zijn. Het laatste deel van de reis over een hobbelige weg, dwars door de bushbush en dan jezelf wassen met een bakje waarmee je bruin water uit een ton opschept en over je hoofd giet.
Het huis waar we konden verblijven had als enige luxe een betonnen vloer. Er was geen toilet, maar buiten een gat in de grond met een simpel houten bouwwerkje erboven. De stank sneed je adem af. De eerste avond dacht ik: ‘Wáár ben ik aan begonnen. Wat dóe ik hier?’ ’s Nachts op mijn simpele slaapmatje begon het te regenen. Ik dacht: ik lig in ieder geval droog en wat ben ik enorm verwend opgegroeid in ons eigen land. Mijn gedachte dwaalde weg naar de kleine Jona. Ik vroeg me af waar hij zou slapen en of hij wel droog lag. En of hij te eten had gehad vandaag. Ik kon niet slapen. Ik zag die mensen, die kinderen die elke dag maar één probleem hadden: hoe krijg ik te eten? Ik bedacht me: dit is hun dagelijkse realiteit! Ik bad, ik dankte God, dat ik in ieder geval thuis een veilig bed had om in te slapen en een douche en nog zo heel veel meer. Ik bad voor al die mensen en die kinderen hier.

Ik wende aan alles. Zelfs te leven zonder douche, zonder schoon water. We moesten gewoon leren op God te vertrouwen, ook als er niks was. Ook toen we buikklachten kregen, diarree, misselijk. We moesten leren wat zij daar deden: bidden, want de Here is onze geneesheer, hadden ze ons verteld. Een dokter was er niet. En bidden helpt, hebben we steeds gemerkt. Ik moest leren alles voor lief te nemen, ook de viezigheid van mijn eigen lijf en die van de kinderen. Ze hadden behoefte aan liefde en aandacht. Een hand over hun bol of een arm om hun schouder. Wie raakt er nu een kind aan met schurft op zijn hoofd. Daar zat hij, vijf jaar oud, op mijn knie en het kon me niets meer schelen. Af en toe keek het mannetje me stralend aan en dan legde hij weer zijn kopje tegen me aan. En zo bleven we gewoon maar zitten.
Pastor Benjamin Grace was hier een kerkje begonnen, om de kinderen te beschermen tegen de duistere praktijken daar met kinderen als ze door het bos naar school gingen. Ze werden gekidnapt, organen werden uit hun lichaam gesneden en gebruikt voor de praktijken van medicijnmannen en de toverdokters. “Nu is dit stuk bos aan de satan ontrukt”, vertelde pastor Grace. “Nu is het van Jezus en de kinderen ook.” De kerk telt steeds meer mensen, die tot Jezus zijn gekomen.

We hadden elfduizend euro meegenomen en konden daarvan het schooltje bouwen en een autobus kopen die geld opbrengt voor het project. Het afscheid was niet makkelijk. Er was een einde gekomen aan ons avontuur. We zijn door God bewaard voor de gevaren de daar wel degelijk waren. We moesten reizen, werken en slapen met bewaking, dag en nacht. Een andere groep werd eerder beroofd en de meisjes verkracht door een groep criminelen. We baden dagelijks om de beschermende hand van God over ons. Maar ik ben veranderd teruggekomen.

Feike ter Velde