RO`EH: Herder

Gieneke van Veen-Vrolijk • 86 - 2010 • Uitgave: 17
Vorige keer stonden we stil bij het Hebreeuwse werkwoord 'ra`ah' (hoeden, herder zijn, weiden, voeden, leiden, verzorgen). We zagen dat 'ra`ah'/hoeden veelvuldig metaforisch (in beeldspraak) voorkomt in de zin van 'leiden', 'begeleiden' (van een volk) en zo vooral wordt gebruikt met betrekking tot de Here God en Zijn zorg voor de Zijnen. Op dezelfde wijze wordt ook het van 'ra`ah'/hoeden afgeleide woord 'ro`eh'/herder gebruikt. Dit woord 'ro`eh' heeft dan ook dezelfde betekenisaspecten: herder, hoeder, (bege)leider, verzorger, beschermer.

De herder
De 'ro`eh'/herder met zijn kudde was een vertrouwd beeld in de Bijbelse tijd. De stok en staf behoorden tot de herdersuitrusting, bedoeld om de kudde die aan zijn zorg was toevertrouwd te kunnen leiden en ook te beschermen tegen aanvallende dieren; de stok was om de kudde te leiden en de staf 1 - dit was een stok met een bol van gehard asfalt - diende ter verdediging (Psalm 23:4). Verdediging was een voorname herderstaak (Amos 3:12). David wist hiervan en sprak over wilde dieren die hij afhield van de kudde van zijn vader (1 Samuël 17:34). Een slinger was eveneens nodig om dreigende dieren en rovers op afstand te houden (1 Samuël 17:40,50).2 Het beeld van de herder als leider en beschermer van de kudde werd door Jakob, zelf herder, toegepast op de Here God: "...de God Die mij weidde... tot deze dag" (Genesis 48:15).3 David zong: "De HERE is mijn 'ro`eh'/herder..." (Psalm 23). En tot op heden zingen we hem dit na!

Eigenaar of huurling
Een belangrijk gegeven omtrent de herder betrof de vraag of hij eigenaar van de kudde was of huurling. Oorspronkelijk verbleef de eigenaar van een kudde zelf als herder bij zijn dieren. Het was immers zijn kostbare bezit! Hij zal het werk vaak met hulp van zijn zonen hebben gedaan, zoals Abraham, Isaäk, Jakob en hun zonen dat deden, eventueel geholpen door knechten (Genesis 13:7; 26:20; 30:36; enz.). Pas wanneer een kudde door groei te groot werd, waren ingehuurde herders noodzakelijk, waardoor het onderscheid tussen goede en slechte herders ontstond (Zacharia 11:4-17).

Israëls Herder
Het beeld van de Here God als Herder van Zijn volk is al aanwezig in de woestijnperiode (Exodus 15:13,17), waarbij God de Leider en Hoeder is van Zijn kudde, die Hij had verlost om haar naar rustige en veilige weiden te leiden. Hierbij is Hij ook de machtige Beschermer die andere volken weerhoudt van aanval op de Zijnen (verg. Psalm 78:52-55,70-72).
Hoewel de Here God niet zo heel vaak letterlijk 'Herder' wordt genoemd, wordt Hij wel regelmatig als zodanig beschreven en opgevat. Vaak wordt de Here God beschreven als de Hoeder van zwakken en hulpelozen voor wie Hij zorg draagt (Jesaja 40:11; Psalm 28:9).
In sommige Bijbelpassages wordt de terugkeer uit de Babylonische ballingschap ook beschreven door middel van het herdersbeeld "...langs de wegen zullen zij weiden... hun Ontfermer zal hen leiden..." (Jesaja 49:9-13; Jeremia 23:1-8; 31:8-14).

De Here Jezus als Herder
In het Nieuwe Testament neemt het herdersbeeld een belangrijke plaats in. Het is vanzelfsprekend dat de Messiaanse interpretatie van het herdersbeeld in het Oude Testament basis en uitgangspunt vormde voor de leer van de Here Jezus over de Herder. Met de gelijkenis van de herder die de kudde verlaat om dat ene afgedwaalde schaap te zoeken, leerde de Here Jezus hoe God de Vader het verlorene zoekt: "Zo is het ook niet de wil van uw Vader die in de hemel is, dat een... verloren gaat" (Matteüs 18:12-14; Lucas 15:4-7). Hij paste het herdersbeeld ook toe op Zichzelf, als de Herder die Zijn eigen leven voor de schapen geeft: "Ik ben de goede Herder, de goede Herder geeft zijn leven voor de schapen..." (Johannes 10:11,14-15). Opvallend is hier dat Jezus zowel Herder als Offerlam is, geslagen voor ons... (Matteüs 26:31). Hij is de Grote Herder (Hebreeën 13:20) Die ons leidt in het eeuwige Vaderhuis! (Psalm 23:6).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 Het betreft het Hebreeuwse woord shébhet (staf).
2 Herderschap kon ook geheel andere aspecten hebben, zoals musiceren. Mogelijk ontwikkelden de herders een bepaalde stijl van herdersmuziek. We weten dat David de harp bespeelde en waarschijnlijk ook fluit (1 Samuël 16:18-19,23).
3 Ook Asaf kende God als Leider en Beschermer en riep Hem aan in Israëls nood: "'Ro`eh'/herder van Israël, neem ter ore..." (Psalm 80:2).