Saied Ibrahim - 'Als ik nu maar Zijn werk doe, doet Hij de rest'

Feike ter Velde • 83 - 2007 • Uitgave: 6
SAIED IBRAHIM



‘Als ik nu maar Zijn werk doe, doet Hij de rest’




Hij herinnert het zich als de dag van gisteren, hoewel hij pas twaalf jaar oud was: zijn wonderlijke bekering. Waarom hij het deed weet hij niet, maar op een dag besloot hij naar de kerk te gaan waarvan zijn ouders papieren leden waren. Daar werd hij aangeraakt en veranderd. Dominee Saied Ibrahim (66) leidt een groot evangelisch-christelijk werk in Egypte, de snelst groeiende kerk met meer dan vijftig, meestal grote, plaatselijke gemeenten. Maar het is soms heel zwaar, vooral omdat de nodige financiën ontbreken.




“Wat zou ik blij zijn als er iemand uit Nederland beschikbaar zou zijn om ons computerwerk, zoals onze website, voor enige tijd te organiseren. Hij of zij heeft bij ons kost en inwoning, maar een salaris kunnen we niet betalen. Wel kunnen we een heel leerzame en fijne tijd aanbieden. We denken dus aan een vrijwilliger. De behoefte aan het bouwen van nieuwe kerken is groot. Velen komen tot bekering. Ik was een student aan de Bijbelschool en zestien jaar oud toen ik de eerste gemeente heb gesticht. Dat was in januari 1957, in het dorpje waar mijn zuster woonde. Het hele dorpje bestond uit koptische christenen, maar ze wisten helemaal niets, niet eens wat een christen was. Ik ben begonnen een groepje mensen Bijbelonderricht te geven en verschillenden mocht ik tot de Here Jezus leiden. Zij werden actieve en enthousiaste gelovigen. Kort daarna begonnen we met een samenkomst op zondagmorgen. Elk weekend, van vrijdagmiddag tot maandagmorgen – het was een uur met de trein en dan nog een uur lopen – kwam ik daar om door te geven wat ik zelf op de Bijbelschool leerde. De hele zomervakantie kon ik Bijbelstudie geven en de preken verzorgen. De Heilige Geest werkte bijzonder. Er kwam een opwekking. Want velen waren familie van elkaar en er bleek heel veel spanning en ruzie te bestaan. Afzonderlijk kwamen ze tot bekering. Toen de opwekking uitbrak, kwam er aan de samenkomsten geen einde meer. Ze duurden uren en uren. Er kwam een wonderbare verzoening onder de mensen. Ze vroegen elkaar vergeving, velen onder tranen. Ik mocht ze allerlei liederen leren, zodat ze leerden de Here te loven en prijzen. Ik legde me er ook op toe dat ze Bijbelteksten uit het hoofd gingen leren, vooral voor hen die konden lezen noch schrijven. Toen hebben we daar de eerste kerk gebouwd, compleet met een toren!



Wat een heerlijke en vooral voor mij ook leerzame tijd. Ik leerde hoe God werkt in de praktijk. Ik leerde: als ik nu maar Zijn werk doe, getrouw aan Hem en aan Zijn Woord, dan doet Hij de rest. Juist die dingen die ik niet kan: mensen bewegen tot overgave aan Christus. Na een paar jaar ging ik naar een andere plaats en kwam een medestudent, afgestudeerd aan de Bijbelschool, om daar de eerste vaste predikant te worden.



Ik kom uit een gezin van acht broers en zusters. Niemand van hen is naar school geweest, omdat in ons dorp geen school was. Maar toen er een school zou beginnen, ergens in een woonhuis, was ik de eerste die zich aanmeldde. Ik leerde lezen en schrijven. Thuis moesten we meewerken in het kleine landbouwbedrijf van mijn vader. Ik was geen heilig boontje. Al op jonge leeftijd rookte ik, stal allerlei dingen en was vaak ver van huis. Ik was thuis moeilijk handelbaar. Maar waarom weet ik niet, op zekere dag, Paaszondag in 1953, besloot ik naar de kerk te gaan. Ik was toen twaalf jaar en kon al lezen en schrijven. In die kerkdienst heeft God zelf mij veranderd. Ik weet niet waar de preek over ging. Er was niemand die mij aansprak of die met mij heeft gebeden. Maar plotseling stond ik in golven van licht en liefde die over mij heen kwamen. Ik wist niets van bekering, van een zondaarsgebed of van het belijden van schuld. Die dag kwam de Here Jezus in mijn hart. Er kwam zo’n onuitsprekelijke vreugde over me en ik voelde me heel diep veranderd. Dat heeft iedereen aan me gezien. Er was een hemelse heerlijkheid van Jezus over me gekomen. De eerste die er naar vroeg was een neef met wie ik altijd ruzie had. Hij was bijna twee jaar ouder dan ik en ik kon hem niet uitstaan. Ik vroeg hem of hij met me mee wilde gaan naar de kerk. Diezelfde zondag kwam hij ook tot overgave aan de Here Jezus. Twee mannen in die kerk, zij waren broers van elkaar, hebben me die eerste tijd erg goed op weg geholpen. Zij waren een voorbeeld voor me. Ik wist niets van de Bijbel of van het christenleven. Zij konden mij onderricht geven, zodat ik geestelijk mocht groeien. Is het geen wonder, dat ik zonder toedoen van mensen, door God zelf naar die kerk werd geleid en zonder gesprek met iemand tot bekering mocht komen? Ik wist direct wat ik wilde, hoewel nog maar twaalf jaar oud. Ik wilde verder studeren, maar er was geen school. Ik kon naar een soort privé-school en mijn vader, hoewel hij het eigenlijk niet nodig vond, wilde alles betalen. Na die privé-school ben ik op zestienjarige leeftijd naar de Bijbelschool gegaan. Want ik wilde in dienst van God komen. Hij had mij immers geroepen uit de zonde, uit de duisternis, tot Zijn wonderbaar licht!



In 1972 studeerde ik ook af aan de universiteit, waar ik ‘rechten’ had gestudeerd. Maar mijn visie is gericht op het planten van kerken en het opbouwen van de Gemeente van Christus. In 1905 kwam de eerste zendeling in Egypte, een Amerikaan, Lewis Glenn. Daarna is er niet veel meer gebeurd. Tot 1970 waren er maar veertien kleine evangelische gemeenten in ons land. Weliswaar hebben we 4,5 miljoen Kopten, maar die weten niets van de Bijbel of van Jezus. Daarnaast zijn er nog enkele andere stromingen, waaronder charismatische groepen en de Vergadering van Gelovigen.



Wij mochten al zo’n vijftig nieuwe kerken stichten, die allemaal snel groeien. Voor elke plaatselijke kerk is er een jaarplan voor de opbouw, zijn er gezamenlijke zomer- en Bijbelstudiekampen, we hebben een gebedscentrum, waar mensen kunnen verblijven voor studie en gebed gedurende enkele dagen of weken. Ik leg altijd de nadruk op goed onderwijs voor hen die door bekering tot onze Gemeenten toetreden. Er is een goede fundamentencursus, we organiseren conferenties voor de opbouw van het geestelijk leven, we hebben een eigen Bijbelschool voor de opleiding van voorgangers. Toen ik nog jong was moest ik drie jaar in het leger. Ik heb gelukkig nooit op mensen hoeven te schieten. Wel moest ik dingen doen die tegen mijn geloof indruisten, zoals liegen. Ik moest echter gehoorzamen. Maar ik zei dat ik dat niet deed. Niet uit ongehoorzaamheid, maar vanwege mijn geloof. Dat is een spannende tijd geweest. Ik werd bedreigd met de krijgsraad en met gevangenisstraf. Maar ik bad om Gods hulp. Alles pakte anders uit. Ik werd bevorderd in een hogere rang en de hoogste commandant is mijn beste vriend geworden tot op vandaag, hoewel hij moslim is. Zo werkt God!



Dankzij de regering worden christenen goed beschermd. Anders zouden we allang zijn omgebracht door moslimextremisten. Het is moeilijk om christen te zijn. Discriminatie gebeurt in het klein en geniep. Maar waar we worden gepest betonen we de liefde van Christus. Dat is ons sterkste wapen. Onze hoofdkerk staat midden in een arme moslimwijk. Vroeger gooiden ze stenen door de ramen, nu worden we gewaardeerd, omdat we de liefde van Christus tonen, in sociaal werk, met voedsel, kleding, schoolles voor kinderen, activiteiten voor moeders etc.



Onderwijs over de profetie is ook belangrijk bij ons. We leven in de eindtijd. Ik heb er een boek over geschreven. Ook over het herstel van Israël, vooral aan de hand van het boek Daniël. Er is veel belangstelling voor de profetie. Onze voorgangers moeten dit ook allemaal leren en onderwijzen. Er is nog veel te doen. We mogen werken zolang het dag is, maar altijd in verwachting van de wederkomst.”



Feike ter Velde