Sari Wajer: Ik wil nooit meer anders!

Feike ter Velde • 83 - 2007 • Uitgave: 2
Zij was enig kind in een christelijk gezin. Haar vader was beroepsmilitair. Op de jeugdvereniging van haar kerk leerde ze haar man kennen, dus werd hun huwelijk ook kerkelijk ingezegend. Maar toen er kinderen kwamen – ze is moeder van drie kinderen – zakte de zondagse kerkgang steeds verder af, mede omdat er op zondag ook gewerkt moest worden. Maar later veranderde alles wel heel sterk. Sari Wajer vertelt heel blij haar verhaal.

Toen we ‘s zondags uiteindelijk helemaal niet meer naar de kerk gingen, bleef dat op die dag eerst toch een lege plek. Thuis was ik er toch mee opgevoed. Vader was heel vaak ouderling geweest, maar hij praatte nooit over zijn eigen geloof. Dat kón hij niet. Maar het wonder was eigenlijk zijn sterfbed. Hij belde zijn hele familie op om te zeggen dat hij zojuist gelovig was geworden. “Ik gelóóf, ik gelóóf!,” vertelde hij aan iedereen. Het was rond de Paasdagen toen hij stierf. Ik had hem die weken steeds uit de Bijbel voorgelezen. Ik had gezegd: “Pa, u geloofde toch altijd al?” “Nee, had hij gezegd, dit is ánders, pas nú geloof ik echt.” Ik heb dat nooit begrepen. Hij zei wel dingen die hij vroeger niet zei. Hij zei tegen mij, dat ik zijn liefste schat was. Nou, dat had hij nog nooit gezegd. Ik was enig kind en had geen broers of zussen. Dat heb ik altijd heel erg gevonden.
Vader had ook een soort visioen van de hemel gehad op zijn ziekbed en daarom moest de Bijbel altijd ópen blijven, ook als niemand er uit las. Na zijn begrafenis heb ik me steeds afgevraagd, wat er nu voor verschil was tussen zijn geloof vóór en óp zijn sterfbed. Ik begreep het niet. Hij had het niet uit kunnen leggen. Hij zei wel: “Kind, bid maar dat je een nieuw hart mag krijgen.” Mijn geloof verwaterde echter steeds meer en er bleef nagenoeg niets van over.

We kregen een campingbedrijf en moesten daar ook ’s zondags paraat zijn. Het was hard werken, zeven dagen in de week, maar de resultaten bleven slecht. De kinderen waren tieners en mijn moeder, die ik ook verzorgde, begon te dementeren en ik moest er elke dag heen. Soms vier keer per dag. Het was een zware tijd. Het enige verzetje was de motorclub, waar we mee uitgingen, ook op zondag. De kerk op zondag miste ik niet meer. Het leek zó lang achter me te liggen. Tweeënhalf jaar geleden is mijn moeder overleden. Niet lang daarna ben ik in een diep gat gevallen. Ik had al die tijd op de toppen van mijn tenen gelopen. Drie tieners opvoeden, je dementerende moeder verzorgen en samen met mijn man de zaak draaiende houden was eigenlijk een onmogelijke opgave. Ik voelde me diep eenzaam en ik moest soms zó erg huilen, dat het maar niet wilde stoppen. Ik was aan het einde van mijn kunnen gekomen. Daar kwam nog bij dat ik heel slecht sliep vanwege een ernstige pijn in mijn pols. Men vond uiteindelijk dat ik moest worden opgenomen, maar dat wilde ik niet. Ik wilde bij mijn gezin blijven. Door de steeds zwaardere medicijnen zwakte mijn gevoelens heel erg af en mijn emoties verdwenen. Meerdere malen ben ik te rade gegaan bij occulte genezers. Dat vraagt altijd een hoge prijs. Ik moest steeds terugkomen bij die occulte therapeute. Ik genas wel van de pijnen die ik daarvoor had, maar er gebeurde allerlei nare dingen om ons heen. Er ontstonden grote spanningen en er rezen allerlei bijna onoplosbare problemen, vooral in de zaak. Dat greep me zo erg aan, dat er een moment kwam dat ik niet meer wilde leven. Ik bleef onder controle bij de therapeute, hoewel mijn schoonzoon had gezegd dat ik daar niet goed aan deed. Hij was geheel onverwachts tot geloof gekomen. Samen met mijn dochter gingen ze naar een evangelische gemeente. Eerder was ik met mijn dochter naar een evangelische trouwdienst geweest van haar vriendin. Die trouwdienst was voor mij heel vreemd, maar heel indrukwekkend. Mijn dochter was zelf niet in de kerk getrouwd, want dat wilde haar man niet. “We gaan nooit en dan moet je ook niet staan huichelen,” had hij gezegd. Mijn dochter zat de hele dienst te huilen en ik moest ook huilen. Vooral toen een zanggroep een lied zong over de ‘Prachtige God’. Ze zongen dat met zoveel toewijding, eerbied en uitstraling. Ik werd daar gewoon door aangeraakt.
Ik stond er versteld van dat mijn schoonzoon zo plotseling tot geloof was gekomen. Hij was tegen depressiviteit aan, waardoor hij ook af en toe niet kon werken. Maar hij getuigde ervan de hij genezen was door een aanraking van God. Ik was heel blij voor hem, maar wist zeker dat dát voor mij niet was weggelegd. Maar toen gebeurde er iets heel raars. Ik zat weer bij die occulte therapeute en zag ineens twee horentjes op haar hoofd. Maar ze zei tegen me dat mijn telefoonlijntje met God open moest en ik moest gaan fietsen, want dan kon ik bidden. Thuisgekomen was ik behoorlijk in verwarring. Zou er dan toch een God zijn en zou die God ook om mij geven? Wat moest ik doen. Ik wist het echt niet meer. Er waren inmiddels ook opnieuw grote spanningen op het zakelijke vlak. We hadden een soort dreigbrief gekregen en ik zakte er weer tot over mijn oren in weg. Midden in die misère kregen we te horen dat onze schoonzoon in de evangelische gemeente zijn getuigenis zou geven en hij zou worden gedoopt. Toen brak er iets in mijn diepste binnenste. Ik liep huilend naar de keuken en ik zei: “Heer, ik kan het niet langer meer alleen. Ik heb U nodig. Wilt U me alstublieft helpen!”

Die week heb ik alles bij Hem neergelegd, alles in mijn leven aan Hem overgegeven. De Here zegt immers: “Werp al je zorgen op Mij, Ik zorg voor je.” En dat werkte ook nog zo uit! Mijn schreeuw om hulp werd verhoord. Ik werd rustiger, wonderlijk rustig. De verandering was begonnen, dat merkte ik zó duidelijk. Ik ging mee met mijn dochter en schoonzoon naar de zondagse dienst. In die eerste dienst op zondag werd het lied gezongen van de ‘Prachtige God’. Ik herkende het onmiddellijk van die trouwdienst en ik kon niet anders dan alleen maar huilen van blijdschap, van dankbaarheid naar die Prachtige God, die naar mij had omgezien en mij had opgetrokken uit de kuil van het verderf en van de verlatenheid.

De pijn aan mijn pols was in alle hevigheid teruggekomen. Ik heb toen om voorbede gevraagd in de Gemeente. De volgende dag was het helemaal over en het is niet meer teruggekomen. Ik heb die intieme omgang met God nooit gekend. Niet geweten dat het bestond. Nu verlang ik ernaar om Hem te aanbidden, om Hem te loven en te prijzen. Zelfs in de nacht, als ik wakker word, voelt de nabijheid van de Here Jezus zo concreet. Nu begrijp ik wat mijn vader op zijn sterfbed heeft ontvangen aan geloof. Hij kon het niet uitleggen. Ik zie het nu. Ik ben zo dankbaar. Mijn man begreep er eerst niet veel van. Ging ook niet mee op zondag. Nu wel. Hij is ook tot de Here Jezus gekomen en is een nieuw mens geworden. Zó mag ik verder leven en ik zou nooit meer anders willen. De Heer zij geprezen!”

Feike ter Velde