Schatgraven in de Bijbel (D-a) Offers in het Messiaanse Rijk
Schatgraven in de Bijbel
Antwoorden op vragen over De Profeet Ezechiël
Deel D (a): Offers in het Messiaanse Rijk
Naar aanleiding van de artikelenreeks over het boek Ezechiël bleek, dat sommige lezers moeite hebben met het herstel van de offerdienst in de toekomstige tempel te Jeruzalem. In dit artikel (Deel D-a en b) gaan we daar dieper op in.
Voor veel christenen is het ondenkbaar dat de offerdienst terugkeert. Zij stellen dat die in de dood van onze Heer, Jezus Christus, vervuld werd en daarom niet meer nodig is. Vaak wordt dan naar Matteüs 5:17 verwezen:
Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet en de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.
Het woord vervullen wordt daarin niet alleen letterlijk opgevat (de auteur onderschrijft dat). Tevens wordt de tekst van een eindconclusie voorzien. Namelijk, dat Jezus Christus vrijwel alle profetie heeft vervuld*. Maar, Ezechiël wijst ons erop dat er nog een tempel gebouwd zal worden. Ook worden sommige offerdiensten hervat, daarover is Ezechiël duidelijk. Daarmee rijst de vraag: Hoe kunnen we een offerdienst rechtvaardigen in het licht van het Nieuwe Testament? Dat kan, mits we een scherp onderscheid aanbrengen tussen de Gemeente van Christus en het volk Israël.
* Wat nog blijft staan is de profetie over de wederkomst, het laatste oordeel en de schepping van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Heidenen, Joden en De Gemeente van Christus
Er bestaat een fundamenteel onderscheid tussen Joden onder de wet en de Gemeente van Christus. Dat ligt primair besloten in de weg tot het heil. Voor de meeste christenen bestaat er maar één weg tot God en dat is Jezus Christus: Niemand komt tot de Vader dan door Mij (Johannes 14:6). Met deze tekst worden alle andere wegen afgesloten. Dat is echter wat te simpel gedacht. Want, indien we dat doen, dan wordt iemand die in God gelooft en de wet naar beste kunnen vervult, zonder Jezus Christus te kennen, niet gered. Een standpunt dat strijdig is met de geest van het Oude Testament. De apostel Paulus doet daarover verhelderende uitspraken. In Romeinen 2:12 (NBG) staat:
Allen, die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan; allen, die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden.
Paulus maakt onderscheid tussen heidenen, Israëlieten en de Gemeente. Zij die de wet niet kennen en in zonde leven, zullen verloren gaan, echter niet onder de wet. Van hen (heidenen die God niet kennen) wordt namelijk gezegd, dat het werk der wet (dat is de vervulling der wet, de liefde) in hun harten geschreven is (Romeinen 2:15). Daar worden zij op geoordeeld. We vatten hen samen onder de noemer: heidenen = Groep 1.
Zij die onder de wet vallen, het volk Israël dus, worden door diezelfde wet geoordeeld, ook na de dood van Christus. Zo spreekt de wet tot hen, die onder de wet zijn (Romeinen 3:19). De Israëlieten vormen dus Groep 2. Daarvan uitgezonderd zijn die Israëlieten die deel uitmaken van de Gemeente van Christus. Die behoren bij Groep 3.
Voor hen die tot de Gemeente behoren, geldt: Gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade (Romeinen 6:14). Dat is een tuchtmeester die aanzienlijk minder hard is. Die genade verwekt een innerlijke gezindheid die in Christus is: het werk van de Heilige Geest. Dat schept de wonderlijke tegenstelling tussen een lichaam dat verkocht is aan de zonde (Romeinen 7:14) en een geest die in Christus is. Romeinen 8:10 en 11 (NBG):
Indien Christus in u is, dan is wel het lichaam dood vanwege de zonde, maar de geest is levend vanwege de gerechtigheid. En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont.
Hoewel die belofte vaststaat, is de aardse realiteit anders en moet de gelovige voortdurend vechten tegen de geaardheid van haar/zijn lichaam. Die tegenstelling doet Paulus uitroepen: Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? (Romeinen 7:24).
Het bestaan van de Gemeente sluit andere wegen niet uit
De Gemeente van Christus vormt dus Groep 3. Zij leven onder de genade. Dat is een leven waarin de liefde de hoogste wet is (Romeinen 13:8). Zij hebben een relatie met God als tussen vader en kind. Over hen zegt Jezus: Niemand komt tot de Vader dan door Mij (Johannes 14:6).
Leden van de Gemeente zijn eigendom van Christus; 1 Korintiërs 7:22 Want de slaaf, die in de Here geroepen werd, is een vrijgelatene des Heren; evenzo is hij, die als vrije geroepen werd, een slaaf van Christus. Gij zijt gekocht en betaald. In Christus heeft de wet geen vat meer op hen; Romeinen 7:4 Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht zouden dragen. Niet de wet, maar Christus is hun fundament; 2 Korintiërs 1:21-22 (NBV). Het is God die u en ons Christus als fundament geeft, die ons allen heeft gezalfd, heeft gewaarmerkt als zijn eigendom en ons als voorschot de Geest gegeven heeft.
Voor hen die Jezus hebben leren kennen, is er dus maar één weg: Jezus Christus. Dat sluit echter de twee andere wegen - die van ongelovige heidenen en Israëlieten onder de wet - niet uit!
Leiden de twee andere wegen dan ook tot zaligheid? De weg onder de wet zeker (Groep 2), hoe moeilijk ook. In het Oude Testament was dat zo en nergens heb ik enig bewijs in de Bijbel gevonden dat dit in het Nieuwe Testament veranderd is. Over de heidenen (groep 1) zegt Romeinen 2:15 (NBV): Ze (heidenen) bewijzen door hun daden dat wat de wet eist in hun hart geschreven staat; en hun geweten bevestigt dit, omdat ze zichzelf met hun gedachten beschuldigen of vrijpleiten. Het woord vrijpleiten doet vermoeden (en hopen) dat er voor heidenen, die God niet kennen, wellicht ook genade is. Of dat veel of weinig heidenen betreft en in wat voor vorm dat is, onthult de Bijbel niet. Laten we dat maar aan God overlaten.
In het volgende nummer gaan we verder.
Gert A. van de Weerd
Teksten uit Ezechiël zijn direct vertaald uit de grondtekst (De Profeet Ezechiël, deel 1 en 2, van dezelfde schrijver. Te verkrijgen bij Het Zoeklicht). Behalve 1 Korintiërs 1:21-22 komen de overige teksten uit de NBG-vertaling. Wilt u reageren? Dat kan via email: vdweerd@xs4all.nl, of per brief: G. A. van de Weerd, Noorderkroon 51, 3902 VB Veenendaal, of via Het Zoeklicht.
Antwoorden op vragen over De Profeet Ezechiël
Deel D (a): Offers in het Messiaanse Rijk
Naar aanleiding van de artikelenreeks over het boek Ezechiël bleek, dat sommige lezers moeite hebben met het herstel van de offerdienst in de toekomstige tempel te Jeruzalem. In dit artikel (Deel D-a en b) gaan we daar dieper op in.
Voor veel christenen is het ondenkbaar dat de offerdienst terugkeert. Zij stellen dat die in de dood van onze Heer, Jezus Christus, vervuld werd en daarom niet meer nodig is. Vaak wordt dan naar Matteüs 5:17 verwezen:
Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet en de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.
Het woord vervullen wordt daarin niet alleen letterlijk opgevat (de auteur onderschrijft dat). Tevens wordt de tekst van een eindconclusie voorzien. Namelijk, dat Jezus Christus vrijwel alle profetie heeft vervuld*. Maar, Ezechiël wijst ons erop dat er nog een tempel gebouwd zal worden. Ook worden sommige offerdiensten hervat, daarover is Ezechiël duidelijk. Daarmee rijst de vraag: Hoe kunnen we een offerdienst rechtvaardigen in het licht van het Nieuwe Testament? Dat kan, mits we een scherp onderscheid aanbrengen tussen de Gemeente van Christus en het volk Israël.
* Wat nog blijft staan is de profetie over de wederkomst, het laatste oordeel en de schepping van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Heidenen, Joden en De Gemeente van Christus
Er bestaat een fundamenteel onderscheid tussen Joden onder de wet en de Gemeente van Christus. Dat ligt primair besloten in de weg tot het heil. Voor de meeste christenen bestaat er maar één weg tot God en dat is Jezus Christus: Niemand komt tot de Vader dan door Mij (Johannes 14:6). Met deze tekst worden alle andere wegen afgesloten. Dat is echter wat te simpel gedacht. Want, indien we dat doen, dan wordt iemand die in God gelooft en de wet naar beste kunnen vervult, zonder Jezus Christus te kennen, niet gered. Een standpunt dat strijdig is met de geest van het Oude Testament. De apostel Paulus doet daarover verhelderende uitspraken. In Romeinen 2:12 (NBG) staat:
Allen, die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan; allen, die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden.
Paulus maakt onderscheid tussen heidenen, Israëlieten en de Gemeente. Zij die de wet niet kennen en in zonde leven, zullen verloren gaan, echter niet onder de wet. Van hen (heidenen die God niet kennen) wordt namelijk gezegd, dat het werk der wet (dat is de vervulling der wet, de liefde) in hun harten geschreven is (Romeinen 2:15). Daar worden zij op geoordeeld. We vatten hen samen onder de noemer: heidenen = Groep 1.
Zij die onder de wet vallen, het volk Israël dus, worden door diezelfde wet geoordeeld, ook na de dood van Christus. Zo spreekt de wet tot hen, die onder de wet zijn (Romeinen 3:19). De Israëlieten vormen dus Groep 2. Daarvan uitgezonderd zijn die Israëlieten die deel uitmaken van de Gemeente van Christus. Die behoren bij Groep 3.
Voor hen die tot de Gemeente behoren, geldt: Gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade (Romeinen 6:14). Dat is een tuchtmeester die aanzienlijk minder hard is. Die genade verwekt een innerlijke gezindheid die in Christus is: het werk van de Heilige Geest. Dat schept de wonderlijke tegenstelling tussen een lichaam dat verkocht is aan de zonde (Romeinen 7:14) en een geest die in Christus is. Romeinen 8:10 en 11 (NBG):
Indien Christus in u is, dan is wel het lichaam dood vanwege de zonde, maar de geest is levend vanwege de gerechtigheid. En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont.
Hoewel die belofte vaststaat, is de aardse realiteit anders en moet de gelovige voortdurend vechten tegen de geaardheid van haar/zijn lichaam. Die tegenstelling doet Paulus uitroepen: Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? (Romeinen 7:24).
Het bestaan van de Gemeente sluit andere wegen niet uit
De Gemeente van Christus vormt dus Groep 3. Zij leven onder de genade. Dat is een leven waarin de liefde de hoogste wet is (Romeinen 13:8). Zij hebben een relatie met God als tussen vader en kind. Over hen zegt Jezus: Niemand komt tot de Vader dan door Mij (Johannes 14:6).
Leden van de Gemeente zijn eigendom van Christus; 1 Korintiërs 7:22 Want de slaaf, die in de Here geroepen werd, is een vrijgelatene des Heren; evenzo is hij, die als vrije geroepen werd, een slaaf van Christus. Gij zijt gekocht en betaald. In Christus heeft de wet geen vat meer op hen; Romeinen 7:4 Bijgevolg, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij Gode vrucht zouden dragen. Niet de wet, maar Christus is hun fundament; 2 Korintiërs 1:21-22 (NBV). Het is God die u en ons Christus als fundament geeft, die ons allen heeft gezalfd, heeft gewaarmerkt als zijn eigendom en ons als voorschot de Geest gegeven heeft.
Voor hen die Jezus hebben leren kennen, is er dus maar één weg: Jezus Christus. Dat sluit echter de twee andere wegen - die van ongelovige heidenen en Israëlieten onder de wet - niet uit!
Leiden de twee andere wegen dan ook tot zaligheid? De weg onder de wet zeker (Groep 2), hoe moeilijk ook. In het Oude Testament was dat zo en nergens heb ik enig bewijs in de Bijbel gevonden dat dit in het Nieuwe Testament veranderd is. Over de heidenen (groep 1) zegt Romeinen 2:15 (NBV): Ze (heidenen) bewijzen door hun daden dat wat de wet eist in hun hart geschreven staat; en hun geweten bevestigt dit, omdat ze zichzelf met hun gedachten beschuldigen of vrijpleiten. Het woord vrijpleiten doet vermoeden (en hopen) dat er voor heidenen, die God niet kennen, wellicht ook genade is. Of dat veel of weinig heidenen betreft en in wat voor vorm dat is, onthult de Bijbel niet. Laten we dat maar aan God overlaten.
In het volgende nummer gaan we verder.
Gert A. van de Weerd
Teksten uit Ezechiël zijn direct vertaald uit de grondtekst (De Profeet Ezechiël, deel 1 en 2, van dezelfde schrijver. Te verkrijgen bij Het Zoeklicht). Behalve 1 Korintiërs 1:21-22 komen de overige teksten uit de NBG-vertaling. Wilt u reageren? Dat kan via email: vdweerd@xs4all.nl, of per brief: G. A. van de Weerd, Noorderkroon 51, 3902 VB Veenendaal, of via Het Zoeklicht.