Shyr - Zing voor de Here!

Gieneke van Veen-Vrolijk • 84 - 2008 • Uitgave: 18
De Hebreeuwse Bijbel kent een belangrijke groep ‘lofprijzingstermen’ van uiteenlopende aard. Tot deze woordengroep hoort het Hebreeuwse begrip ‘shyr’ (uitspraak: sjier), dat zowel een werkwoord (zingen) als een zelfstandig naamwoord (gezang/lied) is.

Muziek in Israël
In het dagelijkse leven van de oude Israëlieten speelden zang en muziek een voorname rol. Bij uiteenlopende gelegenheden werd er gezongen. Men kende liefdesliederen, huwelijksliederen, treurliederen, rouw- en klaagliederen, oogstliederen; zie bijvoorbeeld Hoogl. 1:1; Jes. 5:1; Ps. 45; 2Kron. 35:25. Ook werd gezongen als tijdverdrijf of vermaak, blijkens teksten als Pred. 2:8; Ez. 26:13.
Maar in het Oude Testament heeft ‘shyr’/zingen - naast een algemeen gebruik - een bijzondere functie en betekenis met betrekking tot de lofprijzing en dienst van de Here God. Hierbij gaat het vooral om gebruik van muziek en zang tot eer en grootmaking van God. Vooral de Psalmen leren ons dat zingen en musiceren een belangrijke plaats innemen in de eredienst van Israël.

‘Shyr’/zingen voor de Here
Als werkwoord betekent ‘shyr’: zingen, bezingen, toezingen, loven, musiceren. Opvallend is dat het werkwoord ‘shyr’/bezingen veel voorkomt in de gebiedende wijsvorm en dan met name in de uitdrukking: ‘zingt voor de Here’. Dit treffen wij aan in een aantal psalmteksten, maar ook in andere Bijbelboeken.
Aansluitend op Mozes’ vreugdevolle ‘Lied van de Zee’ (Ex. 15:1-20) tot eer van God, luidt Mirjams oproep: “zingt de HERE…” (Ex. 15:21).
Zoals Israël toen na Gods wonderbare uitredding bij de Rode Zee, worden ook wij nu, in de Psalmen, regelmatig aangespoord tot loven: “‘Shyr’/zingt voor God, psalmzingt Zijn Naam…” (Ps. 68:5a,33). “‘Shyr’/zingt voor Hem, psalmzingt voor Hem…” (Ps. 105:2a).
Dit is veel meer dan een aansporing, want het gaat hier om een gebiedende wijs, een opdracht tot loven! Het is dus geen optie, geen keuze die afhankelijk is van eigen verlangens, ideeën of omstandigheden. Het is een blijvende opdracht die ieder, die door de Here is verlost, geldt: “Zingt/shyr de HERE, prijst Zijn Naam…” (Ps. 96:2a). Er is maar één Naam waardoor wij behouden zijn, dat is de naam van Jezus Christus (Hand. 4:12). Hem met zang en muziek grootmaken en danken voor Zijn heil is een Bijbels gebod, blijkens de vele psalm- en andere teksten.

Antwoord op de opdracht tot lofzingen
Op dit gebod om te zingen voor de Here komt een antwoord en reactie van de psalmist, vaak uitgedrukt met de zelfaansporende woorden ‘laat ik toch zingen’ of ‘ik zal zeker zingen’. Een voorbeeld hiervan vinden wij in Psalm 13, waarin David zijn nood klaagt bij God en biddend Zijn hulp smeekt, maar eindigt in geloofszekerheid: “Maar ik vertrouw op Uw genade, mijn hart verheugt zich in Uw heil; laat ik toch voor de HERE ‘shyr’/lofzingen, want Hij heeft mij welgedaan” (Ps. 13:6). Dit in nood geschreven gedicht eindigt zo als een psalm van vertrouwen. Dat vertrouwen in Gods heil verheugt het hart - ook bij tranen - en doet zingen.
Van andere aard is Psalm 101, waarin David zijn voornemen verwoordt de Here te dienen en Hem trouw te zijn: “Genade… zal ik ‘shyr’/bezingen, U, HERE, zal ik psalmzingen…” (Ps. 101:1). Davids streven was - ondanks vele tekortkomingen - naar Gods wil en recht te handelen. Dit vraagt bereidheid van het hart: “Mijn hart is bereid, God, ik zal ‘shyr’/bezingen… U loven…” (Ps.108:2; vgl. 57:8). “Ik zal de HERE ‘shyr’/toezingen in mijn leven…” (Ps.104:33).

Deze psalmwoorden tonen dat ‘shyr’/lofzingen duidt op liefdevol lofzingen voor God, in voorspoed, nood, moeiten, strijd, vragen, met een Hem toegewijd leven en hart. Dat betekent dat lofprijzing niet wordt bepaald door (eigen) emoties, gevoelens, situaties of stemming. God vraagt een hart bereid om Hem onder alle omstandigheden te bezingen. “Ik zal Gods naam loven met een ‘shyr’/lied …”(Ps. 69:31).
De psalmist leert ons dat wie naar de Here verlangt zoals een dorstig hert naar water en wie dag en nacht in tranen is (vers 3), juist dan kan zeggen: “Overdag gebiedt de HERE Zijn genade en in de nachten zal Zijn lied bij mij zijn…” (Ps. 42:9).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk