Simson, hij die op de zon lijkt (7)

Henk Schouten • 87 - 2011 • Uitgave: 4
De Filistijnen hebben niet zo’n beste reputatie. Vijandig stellen zij zich op tegenover het volk van God. Alle mogelijke middelen worden gebruikt en leugenachtige en gemene middelen worden daarbij niet geschuwd. Het volk van God immers moet gehinderd worden, gedecimeerd en gekneveld. Daarom hebben de Filistijnen een slechte reputatie, ook bij christenen. Terecht? We vergeten gemakshalve dat het volk van God zelf aanleiding is tot dit gemene geweld met de zware onderdrukking die daarbij hoort. De tijden waarop het volk vreugdevol haar Here en God diende brachten zegen, voorspoed en welvaart. We denken in het bijzonder aan de tijden van David en vooral Salomo. Daartegenover staat dat tijden van verval en afgoderij steeds gevolgd werden door strijd en onderdrukking door de omringende volken en dan waren het vaak de Filistijnen die als de zweep in Gods hand het volk kastijdden.
Wanneer aan jou heilige dingen van God zijn toevertrouwd, maar worden prijsgegeven, dan zal de boze niet aarzelen daar zijn vurige pijlen op te richten. Dat is een les die we uit het leven van Simson moeten leren.

Het smachtend stemmetje van Delila had het hart van Simson in vuur en vlam gezet. Volledig in de ban van haar zwoelheid en leugenachtigheid was Simson zijn koers volledig kwijtgeraakt. Zijn zinnen en gedachten werden door haar geleid. Delila leidde Simson met strakke hand naar de afgrond. Simson was niet de eerste, noch de laatste man die door vrouwelijk schoon de afgrond is ingetrokken. Een rinkelende buidel zou haar loon zijn. Zielen van mensen worden verkocht voor een habbekrats. Het gepeupel houdt zich in het struikgewas schuil om direct aan te vallen, wanneer het signaal klinkt: De Filistijnen over u, Simson.

Simson ontwaakt, het moet een nachtmerrie geweest zijn, zijn kracht is van hem geweken. Krachteloos en machteloos wordt hij gevangen, zijn vuisten doen geen pijn meer, zijn spieren onderscheiden zich niet meer van die van de gewone man. Zijn ogen worden uitgestoken en hij wordt met koperen ketenen geboeid. Afgevoerd onder hoon en spot. Als een blinde man draait hij dagelijks gelijk een ezel de korenmolen van de stad. Een tragisch slot van een opmerkelijk leven. Zo gebeurt het vaker met mensen die soms even in de geschiedenis opflitsen, hun woord en daad was op enig moment beslissend, waarna het stil wordt en er niets meer wordt vernomen. Dat lot lijkt ook Simson te treffen. Het verhaal gaat echter verder, de geschiedenis houdt nog niet op. Zijn haar groeide weer aan.

De stadvorsten van de Filistijnen vieren feest. Dat is niet onbegrijpelijk. Hun grootste vijand, de onaantastbaar geachte ‘Goliath’ van de vijand was verslagen. Zie hem hulpeloos zijn rondjes draaien aan de molen, wat een vermaak. Ze eren Dagon, hun god. Dagon heeft bewezen groter en sterker te zijn dan de God van Israël. “Onze god gaf Simson, onze vijand, in onze macht.” Is het niet tragisch dat de vijanden van het volk spotten met God, omdat Gods dienaren niet op hun plaats stonden en bleven? Simson, we schreven het steeds boven onze artikelen, betekent zoveel als ‘hij die op de zon lijkt’. Hij die op God lijkt, aan wie en door wie iets van Gods grootheid en glorie zichtbaar moet worden. Maar wat een aanfluiting, wat beschamend. Het vingertje gaat makkelijk priemend naar Simson. Dat moeten we maar niet doen. Wat leren wij? Zou het kunnen zijn dat ik, die de Here hartelijke liefheb, toch dingen doe die tot oneer van God zijn, waardoor ik vijanden van God gelegenheid geeft tot valse, spottende feestvreugde?

Simson liep zijn rondjes te draaien om de molen. Wat zal er door zijn hoofd gegaan zijn? Spijt, berouw, dat kan haast niet anders. We komen deze man nog één keer tegen, midden in de tempel van Dagon. Vijandiger kan het gebied niet zijn. De meute dreef de spot met Simson en vooral met de Here God. Dan, vanuit de houding van spijt en berouw roept Simson nog eenmaal tot God. Zijn haar was weer aangegroeid, God gaf hem de kracht als voorheen. Simson drukt de pilaren uit elkaar, de tempel van Dagon stort in. De doden in zijn sterven waren talrijker dan die hij in zijn leven gedood had. Natuurlijk, Simson was een ander mens dan wij, leefde in een andere tijd, er zijn vragen te stellen rondom zijn dood en wraak, te veel om allemaal te benoemen, maar we zien dat God niet met zich laat spotten. Niet Dagon, maar de Here onze God is waarachtig God.
Juist recent las ik een artikel waar geschreven werd over een tempel van Dagon. Een foto van opgravingen lieten twee fundamenten van pilaren zien, ingestort door een aardbeving, zo werd geschreven. Was het de tempel die door Simson werd verwoest? Dat kunnen we niet met zekerheid zeggen, maar het geloof ziet soms dingen die alleen in het geloof worden verstaan.

Ds. Henk Schouten