Spreuken 3:27-28

Els ter Welle • 82 - 2006/07 • Uitgave: 10
Spreuken



'Onthoud uw gave niet aan wie ze nodig heeft, wanneer geven in uw macht staat; zeg niet tot uw naaste: kom morgen weder, indien gij het heden hebt' * Spreuken 3:27,28



Niet alleen in het Oude Testament maar ook in het Nieuwe Testament wordt sterke nadruk gelegd op naastenliefde. God liefhebben boven alles en de naaste als onszelf. Het zijn de twee grote geboden van de wet. Ze worden in alle Evangeliën op meerdere plaatsen genoemd en ook in bijna alle brieven van de apostelen. Doen voor de ander wat wij wensen dat anderen voor ons zullen doen. Erop uit zijn onze naaste te behagen, ten goede en tot opbouwing.**

Als christenen dat werkelijk in praktijk zouden brengen, zouden we niet alleen een hele andere kerk hebben maar ook een hele andere wereld.

Maar wie is eigenlijk onze naaste? De Joodse leraren in de tijd van Jezus zeiden: alleen degenen die van onze natie en godsdienst zijn. Als een heiden in zware problemen verkeerde, was het niet hun plicht om hem de helpende hand toe te steken....


Jezus gooit dit onmenselijke denken radicaal omver door het schokkende verhaal te vertellen van de barmhartige Samaritaan. Lezers van dit blad kennen deze gelijkenis. De geestelijke leiders nota bene, gaan voorbij aan een man van hun eigen volk die in levensgevaar is.
Misschien hadden ze wel haast om op tijd in Jeruzalem te komen voor de tempeldienst... Dieptreurig! Zij zouden voorbeelden moeten zijn van barmhartigheid, maar ze waren monsters van meedogenloosheid. Maar de Samaritaan die waarschijnlijk voor zaken op reis was, liet zijn hele reisschema ondersteboven gooien en incasseerde enorm oponthoud voor een buitenlander en nog wel een Jood. Hij gaf tijd, liefde en geld aan iemand van een volk dat zijn volk minachtte!


De naaste is ieder die God op onze weg brengt. Of het nu een autochtoon of een allochtoon is, een christen of een moslim, een atheïst of een evangelisch gelovige, een ‘nette’ burger of een prostituee. God verwacht van ons, als er een beroep op ons wordt gedaan, dat we geven. Er staat wel een wijze restrictie bij: ‘wanneer het in ons vermogen is’. We moeten niet boven ons kunnen gaan. Maar laten we niet te gauw zeggen dat we geen tijd, geen geld en geen ruimte hebben voor de naaste in nood!



Els ter Welle



* (vert. Prof. Dr. Obbink)

** Rom.13:10, 15:2