Spreuken 6:16-20 (VI)

Els ter Welle • 85 - 2009 • Uitgave: 17
‘Deze zes dingen haat de Here, ja, zeven zijn Hem een hartgrondige gruwel: hoogmoedige ogen, een valse tong, handen die onschuldig bloed vergieten, een hart dat heilloze plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen, wie leugens uitblaast als een vals getuige en wie twist stookt tussen broeders’
Spreuken 6:16-20


Jean Paul Sartre, een Franse filosoof, zei: ‘Als een mens sterft, zinkt hij in het niets.’ Wij weten echter dat er een leven is na de dood en dat maakt een hemelsbreed verschil! Voor de Here is elk leven waardevol voor tijd en eeuwigheid. Daarom haat God handen die onschuldig bloed vergieten. Het is een boze actie tegen Hem! Hij wordt openlijk gekrenkt, omdat elk mens het beeld van God draagt.

Ik citeer Francis Schaeffer hierover: “Het is van groot belang dat wij beseffen dat de gevallen mens nog steeds iets van dat beeld Gods vertoont. De zondeval heeft scheiding gebracht tussen God en mens, maar dat betekent niet, dat de mens nu op een lager niveau is komen te staan, op gelijke voet met de andere schepselen. De gevallen mens blijft mens. Zo lezen wij in Genesis 9:6 ‘Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld van God heeft Hij de mens gemaakt.’
De mens is zo’n speciale schepping, dat als hij lichtvaardig, misdadig gedood wordt, deze misdaad op een bijzondere wijze bestraft moet worden. Iemand die een moord pleegt, doodt niet slechts iemand die toevallig tot dezelfde soort wezens behoort. Nee, hij doodt iemand die onvergelijkelijke waarde heeft - een beelddrager van God. Wij vinden hetzelfde in Jakobus 3:9 ‘Met onze tong loven wij de Here en Vader en met haar vervloeken wij de mensen die naar de gelijkenis van God geschapen zijn.’ Elk mens, onverschillig wie hij is, vreemdeling of vriend, een gelovige of een vijand van God, is geschapen naar Gods beeld. Een mens is zo waardevol vanwege zijn oorsprong.”

Een moordenaar maakt een eind aan iemands leven, denkt hij, maar het leven van elk mens gaat door aan de andere kant. Bij de dood is het niet afgelopen, ook niet voor de moordenaar zelf. Openbaring 21:8 zegt dat zijn deel is in de poel die brandt van vuur en zwavel. Er zijn echter ook moordenaars die naar de hemel gaan! Prijs de Heer! De Here Jezus zei tegen de moordenaar die naast Hem aan het kruis hing: “Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.” Slechts door enkele woorden ontsnapte deze man aan de hel. Hij zei in oprecht berouw en geloof: “Jezus gedenk mij wanneer Gij in Uw koninkrijk komt” en… hij was gered!

Els ter Welle

* Genesis in ruimte en tijd, Francis Schaeffer, blz. 42, 43