Spreuken 6:16-20 (VII)

Els ter Welle • 85 - 2009 • Uitgave: 18
‘Deze zes dingen haat de Here, ja, zeven zijn Hem een hartgrondige gruwel: hoogmoedige ogen, een valse tong, handen die onschuldig bloed vergieten, een hart dat heilloze plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen, wie leugens uitblaast als een vals getuige en wie twist stookt tussen broeders’
Spreuken 6:16-20

“Mam, heb jij de film Schindler’s List wel eens gezien?” “Nee”, was mijn antwoord. Mijn zoon kijkt me verbaasd aan en zegt: “Die moet je gezien hebben, mama, je kunt ’m van ons lenen.”
Maar ik zie er tegenop om naar al die gruwelijke daden van de Holocaust te kijken. Ik kan er helemaal niet bij dat er mensen op deze aardbodem rondlopen die zulke beestachtige plannen hebben kunnen bedenken en uitvoeren… Ik ken niet één mens in mijn wijde omgeving die ik tot zulke slechte daden in staat acht. Maar tóch zullen sommige, voor het oog nette mensen, zich in oorlogstijd ontpoppen tot zulke verschrikkelijke onmensen. Dat raakt me zo diep dat ik er niet van kan slapen.

Het is opmerkelijk dat onze tekst ons vertelt dat slechte plannen niet in ons hoofd ontstaan, maar in ons hart! Ons hart is de zetel van onze emoties en daar beginnen alle zondige praktijken. Dat is met het grote kwaad zo, maar ook met de kleinere boze daden. Jeremia zegt: ‘Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen? Ik, de Here, doorgrond het hart’ (17:9,10).
Wij kennen onszelf maar zeer ten dele. Als we slecht en onrechtvaardig behandeld worden, kunnen we soms schrikken van de heftige gevoelens en slechte gedachten die in ons hart opwellen. Iemand vertelde mij eens over hoe haar man haar had bedrogen met haar beste vriendin en daarna haar het leven zuur maakte op allerlei manieren. Ze zei: “Els, ik heb vaak in mijn hart plannen bedacht over hoe ik van hem af zou kunnen komen. Natuurlijk zou ik ze nooit uitvoeren. Maar toen, op een dag, zag ik in een flits de grote gestalte van mijn ex en zijn bos zwart krullend haar. Hij liep rustig te wandelen aan de kant van de weg en ik reed met de auto. In een soort reflexbeweging bewoog ik mijn voet naar het gaspedaal… wilde hem diep indrukken om hem omver te rijden… Met moeite kon ik mezelf bedwingen. Ik trilde daarna over mijn hele lichaam en heb verschrikkelijk gehuild. Ik had bijna iemand vermoord.”

Het was bij deze vrouw begonnen met haar hart, dat ondeugdzame gedachten toeliet en ze koesterde. Als we dat doen, wordt ons hart een werkplaats van de duivel.
Fillippenzen 4:8 zegt: ‘Al wat waar is, al wat waardig is, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenk dat’!

Els ter Welle