Sukkot

Gieneke van Veen-Vrolijk • 87 - 2011 • Uitgave: 23
“Ik ben de HERE uw God” (Leviticus 23:43)

Sukkot (Loofhuttenfeest) behoort tot de najaarsfeesten van het volk Israël. Volgens de Joodse kalender valt de viering ervan dit jaar in de week van 13 tot 19 oktober. De eerste twee dagen van deze periode gelden in het Jodendom als een ‘yom tov’ (feestdag)1 waarbij ook een werkverbod geldt; dit verbod geldt niet op de overige ‘tussendagen’ (3e t/m 7e dag). Daarna volgt het ‘Slotfeest’ en ‘Simchat Tora’ (Vreugde der Wet). De Bijbel biedt ons op meerdere plaatsen een beschrijving betreffende sukkotviering. Wat houdt dit feest in en wat leert de Schrift ons hierover?

Bijbelse gegevens
Volgens de godsdienstige kalender uit de Oudtestamentische tijd behoort dit feest tot de vreugdefeesten van de zevende maand: “Op de vijftiende dag van de zevende maand zal zeven dagen het Loofhuttenfeest voor/van de HERE zijn” (Leviticus 23:34). Het slot van dit vers is veelzeggend en leert ons dat dit feest zowel van als vóór de Here is. Hij schenkt het de Zijnen die het aan Hem mogen wijden!2
De instelling van ‘Sukkot’/Loofhutten wordt meerdere keren vermeld in de Thora: Exodus 23:16; 34:22; Leviticus 23:34-44; Deuteronomium 16:13-16. Hierbij worden specifieke voorschriften betreffende de sukkotviering gegeven. Dit moet plaatsvinden gedurende een week na het binnenhalen van de gehele oogst (Leviticus 23:39).3 “En het feest van de inzameling aan het einde van het jaar wanneer u de arbeid van uw veld ingezameld hebt” (Exodus 23:16b). Men had dan de korenoogst en ook de druivenoogst binnengehaald (Deuteronomium 16:13). Daarom kan ‘Sukkot’ geduid worden als een oogstfeest, waarbij men het beste de Here bracht (Leviticus 23:38). Maar de goede gaven van de oogst bepaalt de mens ook bij de Gever die hiervoor alle dank toekomt. ‘Sukkot’ is als oogstfeest dan ook een dankfeest, alsmede een vreugdefeest. “…u zult voor het aangezicht van de HERE uw God zeven dagen vrolijk zijn” (Leviticus 23:40).

Naam van het feest
De Bijbel spreekt meerdere malen over ‘Chag hassukkot’: het Feest van de loofhutten (Leviticus 23:34; Deuteronomium 16:13). Afgekort luidt de naam meestal: ‘Sukkot’/Loofhutten.
Het woord ‘sukkot’ is de meervoudsvorm van ‘sukka’ dat de algemene betekenis heeft van ‘hut’, ‘hutje’.4<.sup> Het kan dan gaan om een soort afdak of schuilhut. Zo maakte de profeet Jona een ‘sukka’/hutje tegen de hitte (Jona 4:5). Taalkundig is het woord ‘sukka’ afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ‘sakakh’ dat betekent: weven, vlechten, bedekken.5 Een ‘sukka’/hut is dan ook een bedekking of bescherming die is geweven of gevlochten. Men kan vooral denken aan het ‘in elkaar vlechten’ van takken en loof van bomen om een beschuttende hut of afdak te maken. De term ‘sukkot’ (uitspraak: soekkot) betekent letterlijk ‘loofhutten’.

Looftakken ‘vlechten’
Dit begrip van ‘takken vlechten’ komt met name naar voren in de Bijbelse opdracht tot het maken van ‘sukkot’/hutten. In Leviticus 23:40 zegt de Here dat de Israëlieten daarvoor moeten nemen: “… siergeboomte, palmboombladeren en takken van loofbomen en beekwilgen…”
In het verband van de beschrijving van de bouw van de hutten voor dit feest krijgt ‘sukka’ de bijzondere betekenis van ‘loofhut’. De geestelijke en symbolische betekenis van dit woord ligt met name in het feit dat het verblijven in een ‘sukka’/loofhut altijd duidt op wat tijdelijk is.

Pelgrimsfeest
‘Sukka’/loofhut hoort bij het pelgrim-zijn van Gods kinderen. De jaarlijkse sukkotviering heeft als doel dat men altijd zal gedenken hoe de Here voor Zijn volk in de woestijn zorgde “Opdat uw generaties zullen weten dat Ik de Israëlieten in ‘sukkot’/loofhutten heb doen wonen… Ik ben de HERE uw God!” (Leviticus 23:43). Nog steeds is Hij de eeuwig trouwe God die de Zijnen leidt, verzorgt, onderhoudt en draagt tijdens hun pelgrimstocht, op weg naar het toekomende land der belofte… Dat geldt onverminderd voor allen die Hem dienen! Dat is de pelgrimsles van ‘Sukkot’. Daarom leert Paulus ons dat wanneer onze “aardse tabernakel” wordt verbroken wij een eeuwig huis bij God in de hemel hebben (2 Korintiërs 5:1; vgl. Hebreeën 11:8-10). Als pelgrims hebben we Gods vaste belofte: “…want de HERE uw God zal u zegenen…” (Deuteronomium 16:15).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 ‘Yom tov’ letterlijk: ‘goede dag’ kreeg de algemene betekenis van ‘feestdag’.
2 De Hebreeuwse vorm lJHWH (van/voor de HERE) bevat het voorzetsel ‘le’ dat zowel ‘van’ als ‘voor’ betekent.
3 Dat is de 15e - 21e van de maand Tishri.
4 We vinden het woord bijv. bij Jesaja: “En de dochter van Sion is overgebleven als een ‘sukka’/hut(je) in de wijngaard …” (Jes.1:8). “Een ‘sukka’/hutje zal er zijn tot schaduw overdag tegen de hitte …” (Jes.4:6). In tijden van oorlog verbleven Davids manschappen in ‘sukkot’/hutten (2Sam. 11:11).
5 De letterlijke betekenis van ‘sukka’ is: geweven, gevlochten, inééngedraaid.