Tehilla

Gieneke van Veen-Vrolijk • 85 - 2009 • Uitgave: 10
‘De HERE… is uw loflied’ (Deut. 10:21)

Lofprijzing en grootmaken van de Here God behoort tot de belangrijke Bijbelse onderwerpen die nauw betrekking hebben op het persoonlijke geloofsleven. De oproep tot lofprijzing horen we als regelmatig terugkerende opdracht in de Bijbel.
In het Hebreeuws komt een belangrijke werkwoordengroep voor om het begrip ‘loven’, ‘prijzen’ uit te drukken. Als eerste hiervan noemen we de stam ‘hillel’ met de betekenissen: loven, (be-)jubelen, prijzen, lofprijzen, (toe-)juichen, eren, verheerlijken, grootmaken, eer betuigen.

‘Tehilla’/loflied
Belangrijke afleiding van dit werkwoord is het woord ‘tehilla’: lofprijzing, hymne, loflied, lof, roem, glorie. Dit woord wordt vooral gebruikt in de Psalmen. Het Psalmenboek draagt dan ook de titel ‘Sefer tehillim’ (= boek van lofprijzingen). ‘Tehilla’/loflied kan als aanhef boven een Psalm staan, zoals bij Psalm 145. Het gebruik van het woord ‘tehilla’ in de zin van loflied/lofprijzing vinden wij in Psalm 22:26a; 33:1; 34:2; 40:4b. ‘Tehilla’ komt naast lied en dankzegging voor, zoals de indrukwekkende feestbeschrijving in het boek Nehemia ons leert (Neh. 12:46).
'Tehilla’ wordt in de zin van ‘roem’, ‘glorie’ gebruikt met betrekking tot de Here God: “…Zijn ‘tehilla’/glorie vervult de aarde." (Hab. 3:3b). “Zijn ‘tehilla’/roem/lof staat voor altijd” (Ps. 111:10c) en “Uw ‘tehilla’/roem zullen wij vertellen…” (Ps. 79:13c). Gods ‘tehilla’/roem/lof mogen wij voortdurend vermelden (Ps. 35:28b; 51:17b), want Hij is onze ‘tehilla/’glorie (Ps. 109:1b) en Zijn ‘tehilla’/lof/roem is even heerlijk als Zijn Naam (Ps. 48:11b). Zelfs Jeruzalems poorten zullen eens ‘tehilla’/glorie worden genoemd (Jes. 60:18). Ook Jeremia zei: “…U bent mijn ‘tehilla’/loflied…” (Jer. 17:14), zoals eeuwen daarvóór Mozes al leerde: “Hij is uw ‘tehilla’/lofzang en Hij is uw God…” (Deut. 10:21a). Nog steeds mogen we dat nazeggen!

Hallelu-Ya
De uitdrukking 'Hallelu-Ya' (Halleluja) is misschien wel de meest bekende vorm, afgeleid van ‘hillel’/loven. Het betreft een samenstelling van ‘hallelu’ (= gebiedende wijs: looft), gevolgd door Ya (= een verkorte vorm van de Godsnaam JHWH: HERE). ‘Hallelu-Ya’ kan zo vertaald worden met de oproep ‘Looft de HERE’. In de Psalmen vinden wij ‘Hallelu-Ya’ aan het begin van een psalm (Ps. 111, 112), als afsluiting (Ps. 104, 105, 115-117), of als opening en slot (Ps. 106, 113, 135, 146-150). Het Psalmenboek eindigt met één grote lofprijzing, gevormd door Psalm 150 en is tevens een oproep om de Here te eren met lof en eerbetoon: “Alle adem love de Here” (vers 6). We moeten goed beseffen wat deze opdracht tot lofprijzing inhoudt: getuigen dat Hij onze Glorie is!

Eerbetoon voor God
God is vooral Voorwerp van lofprijzing. Het loven en eerbetuigen is gericht op Hem, Zijn Naam, Woord, verbond, daden, werken, nabijheid, genade, waarheid, trouw, liefde en heil. Zo lezen we in Psalm 113: “Hallelu-Ya, looft, dienaren van de Here, looft de naam van de Here.” Hierbij bedenken we dat het begrip ‘naam’ duidt op de Naamdrager Zelf. Ook de profeten spraken over het loven van Gods Naam: “…u zult de Naam van de Here uw God, Die wonderlijk met u handelde, loven…” (Joël 2:26).
In Psalm 69:31a komt ‘hillel’/prijzen/grootmaken) voor in verband met zingen tot eer van Gods Naam: “Laat ik toch Gods Naam loven met gezang”. Dit staat niet los van Hem eren en danken: “…ik zal Hem grootmaken met dankzegging” (vers 31b). Laten we dit nooit vergeten!
Gods Woord, waarheid en trouw zijn onderwerp van lofprijzing: “…In God zal ik Zijn Woord ‘hillel’/loven” (Ps. 56:4,5a,11; Ps.117). Reden om God te loven is dat Hij goed is: “Loof de Here, want Hij is goed…” (Ps. 106:1; 107:1, 118:1,2,3,4,29). Nauw in verband hiermee wordt ook Gods genade vermeld: “Hallelu-Ya… want Zijn Genade is groot over ons…” (Ps, 117:2).

Opvallend is het feit, dat lofprijzing in de Bijbel vaak samen vermeld staat met situaties van smart en pijn en het ‘hillel’/loven niet zelden voorkomt in teksten waarin gesproken wordt over de moeite, zorg, verdrukking en verdriet die de gelovige meemaakt. Zo vinden wij in de indringende woorden van Psalm 22 waarmee David zijn grote nood uit - en hiermee (tevens) op indrukwekkende wijze een (profetische) beschrijving van het lijden van de Messias wordt geboden - toch de oproep: “…die de Here vreest, ‘hillel’/looft Hem” (vers 23b,24a).
Veelzeggend is het, dat het prijzen van God in zulke Bijbeldelen vaak ook nauw verbonden is met dankzegging en vertrouwen op Zijn aanwezigheid, uitkomst en Heil: “En Hij gaf een nieuw lied in mijn mond, een ‘tehilla’/loflied voor onze God” (Ps. 40:4a).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk