Tiqwah: Zekere hoop

Gieneke van Veen-Vrolijk • 83 - 2007 • Uitgave: 8
Tiqwah: Zekere hoop



Onze laatste bespreking betrof het Hebreeuwse werkwoord ‘qawweh’ (hopen, verwachten, uitzien), dat ook inhoudt ‘in zekere verwachting hopen’, ‘bereid uitzien naar’. Van dit werkwoord is het mooie woord ‘tiqwah’ afgeleid dat betekent: hoop, verwachting, vooruitzicht.

‘Tiqwah’ is geen ijdele hoop, geen vage, onduidelijke verwachting, maar duidt op een vaste hoop die is gebaseerd op Gods Woord en beloften. ‘Tiqwah’ heeft dan ook de betekenis van ‘zekere hoop’, ‘vaste verwachting’ en ‘gelukkig vooruitzicht’.



‘Tiqwah’/hoop komt in de Bijbel voor als eigennaam (2Kon. 22:14; Ezra 10:15). In het huidige Israël is het een regelmatig voorkomende vrouwennaam. ‘Ha-tiqwah’ (de Hoop) is ook de treffende titel van het prachtige Israëlische volkslied, waarvan de inhoud op ontroerende wijze de hoop en verwachting van Gods oude verbondsvolk vertolkt: ‘'od lo avda tiqwaténu…’ (= nog is onze ‘tiqwah’/hoop niet vervlogen…). Deze woorden doen ons denken aan de ‘Pétach tiqwah’ (= poort/deur van hoop) die de Here God heeft beloofd aan Israël (Hos. 2:14b). Slechts in Hem zal Israëls ‘tiqwah’ echt vervuld kunnen worden (Jer. 31:17). De Here Zelf is Israëls ‘tiqwah’/verwachting (Jer. 14:8; 17:13; 50:7; hier komt de verwante term ‘miqweh’/hoop voor).



In het Oude Testament is het begrip hopen/hoop altijd concreet en gericht; het is geen abstract, vaag gegeven, maar wordt duidelijk genoemd, beschreven en toegelicht. De Here God is Zelf de hoop en verwachting van de gelovigen: “Want U bent mijn ‘tiqwah’/vaste hoop…” (Ps. 71:5a). God is ook de Bron en het fundament van alle hoop, waarbij de ziel nauw betrokken is: “Maar zwijg voor God, mijn ziel; want van/uit Hem is mijn ‘tiqwah’/hoop/verwachting…” (Ps. 62:6b); deze hoop heeft ook directe betrekking op Gods Heil ('yeshu`a', vers 7a). “En nu, wat verwacht ik HERE?” (Ps. 39:8a); uit het vervolg van dit vers blijkt dat alleen God Zelf de basis is voor alle geloofsverwachting.



Op de Here hopen is geen tijdelijke aangelegenheid, noch iets, dat je bij bepaalde gelegenheden of onder bepaalde omstandigheden doet. Altijd naar Hem uitzien en op Hem wachten betekent onophoudelijk en te allen tijde gericht zijn op God en bewust leven voor Zijn aangezicht; dit vergt geestelijke volharding en grote toewijding. Toch mogen wij het de psalmist nazeggen: “U verwacht ik de hele dag…” (Ps. 25:5).

Wie de Here voortdurend vreest, zal nooit zonder ‘tiqwah’/hoop zijn (Spr. 23:17b,18). Wie zonder God sterft heeft geen ‘tiqwah’/hoop meer (Spr. 11:7), maar wie in God gerechtvaardigd is heeft de vreugde van ‘tiqwah’/vaste verwachting (Spr. 10:28). De zegen van onze ‘tiqwah’/zekere hoop in Gods Heil moet ons daarom aandrijven hiervan te getuigen.

In de diepste nood is er voor Gods kinderen nog altijd ‘tiqwah’/vaste verwachting. Job riep in wanhoop uit tegen zijn vrienden - de slechte troosters - “…waar zou dan mijn ‘tiqwah/hoop’ zijn…?” (Job 17:15a,b), om later toch te belijden “ik weet dat mijn Verlosser leeft…” (Job 19:25).



De Schriftgegevens leren ons dat ‘tiqwah’/hoop geen ongegronde verwachting, geen uitzichtloze illusie is, maar een zeker weten dat wát God belooft in Hem zeker gegrond is. ‘Tiqwah’ duidt zo op een vast vertrouwen, een in God Zelf gefundeerde verwachting. Gods Woord roept ons op om, ondanks al onze zwakheden en tekortkomingen, sterk te zijn in de Here en Hem te verwachten met geloof, hoop, toewijding en volharding:
Want U bent mijn ‘tiqwah’/vaste hoop…” (Ps. 71:5a).



Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk