Toen de Pinksterdag aanbrak…

Feike ter Velde • 87 - 2011 • Uitgave: 12
Het is een Joodse feestdag - het Wekenfeest - de oogst der eerstelingen, ook wel genoemd Jom Habikkoeriem - dag der eerste vruchten - voor de Griekssprekende Joden de vijftigste dag - het Pinksterfeest. Het is tevens de vijftigste dag na de Opstanding van Christus, daarom noemt de christenheid het de Pinksterdag - de vijftigste dag! Inderdaad, de dag van de eerste vrucht. Vrucht van het lijden, het sterven en de opstanding van de Here Jezus Christus. De geboortedag van de Kerk, met die eerste gelovigen die werden vervuld met de Heilige Geest.

‘En toen de Pinksterdag aanbrak…’, zo begint Handelingen 2. Het was de dag van de vervulling van de vijftigste, zoals het er letterlijk staat. Daarom was het, die vijftigste dag, ook een Joodse feestdag, een oogstfeest… de eerste oogst! Juist die dag werd in de hemel vastgesteld als de dag waarop God, de Heilige Geest, naar de aarde zou komen om iets geheel nieuws te doen, namelijk een begin te maken met een geheel nieuwe oogst: een volk voor Zijn naam: de Gemeente van Jezus Christus. Die dag is een eenmalige dag in de geschiedenis, in de heilsgeschiedenis. Die dag werd van tevoren aangekondigd, door de Here Jezus. Hij had gezegd: ‘Gij zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt…’ (Handelingen 1:8).
Het is de Geest van de Vader èn de Zoon die toen is gekomen en sindsdien is gebleven. Hij is God, de Heilige Geest. Hij is, met eerbied gesproken, de Relatielegger tussen God en mens. Hij is gekomen als de Geest, die Jezus uit de dood heeft opgewekt (Romeinen 8:11). Die nadere precisering is van groot belang, als we de Pinksterdag beschouwen als een eenmalige heilsgebeurtenis. Net zo eenmalig als de komst van Christus in menselijke gestalte, Zijn dood en Zijn opstanding. Het zijn de grote heilsmomenten in Gods heilsgeschiedenis.

De Geest van de Opstanding
Op de Paasmorgen gebeurde er iets bovennatuurlijks, wat zijn weerga op aarde niet kent. Toen is door de Heilige Geest volkomen nieuw leven uit God gekomen en heeft het dode lichaam van Jezus tot leven gewekt. Beter nog: is in Jezus dat nieuwe leven zelf geworden. Hij, God de Heilige Geest, wekte Jezus op als een nieuwe schepping, de nieuwe mens, de tweede Adam. In de eerste Adam is de gehele mensheid verloren in zonde en schuld en ligt onder de vloek. God is op de Paasmorgen begonnen aan de schepping van een geheel nieuw menselijk geslacht. Het eerste menselijke geslacht, uit Adam, is verloren en blijft verloren in zonde en schuld. Daar kan niemand iets aan veranderen. God is op de Paasmorgen begonnen aan een nieuw scheppingshandelen. Zoals Hij eens de eerste Adam schiep, zo heeft Hij op de Paasmorgen de tweede Adam geschapen. Die scheppingsdaad is het werk van God de Heilige Geest. Hij kwam Zelf om Zich woning te maken in het gedode lichaam dat daar in het graf lag en wekte het op. Toen stond Jezus op uit de dood: de Nieuwe Mens was geschapen. Zoals de adem (roeach) Gods de eerste Adam tot leven wekte zo werd de Roeach Gods het leven in de tweede Adam. Hij werd Zoon van God (Romeinen 1:4).
Daarom is het grote wonder dat toen gebeurde, die heilsdaad, die scheppingsdaad van de levende God, niet voor herhaling vatbaar. Zij is eenmalig! Niet het eerste leven kwam terug in Jezus, zoals bijvoorbeeld bij de opwekking van Lazarus, of het dochtertje van Jaïrus. Nee, Zijn eerste leven had Hij uitgegoten in de dood, als heilige offerande! Er kwam volkomen nieuw leven uit God, dat nog niet eerder was geopenbaard in deze werkelijkheid. Dát was het wonder van de Paasmorgen.

De Geest van Pinksteren
De Heilige Geest, die op de Pinksterdag kwam, was en is dezelfde Geest die Jezus uit de doden heeft opgewekt. Het is belangrijk dat te weten, omdat juist dat feit de kern is van het Pinkstergebeuren in Jeruzalem. God ging op die dag voortzetten, waarmee Hij op de Paasmorgen was begonnen. De Heilige Geest kwam datzelfde(!) leven brengen als waarmee Hij Jezus uit de doden had opgewekt. Dat leven vervulde de discipelen en hen die daar bij hen waren met dat nieuwe leven uit God. Nu waren zij, door de Heilige Geest die in Jezus woont, met Hem verbonden in datzelfde leven. Hij, die zit aan de rechterhand van God in de hoge en zij die daar in Jeruzalem bijeen waren, hoorden helemaal bij elkaar en gingen geheel op in dat nieuwe leven dat nu op aarde is gekomen.
Die gebeurtenis bleef in de natuur niet onopgemerkt. Die Geest kwam als een stormwind vanuit de hemel onze werkelijkheid binnen en vulde het huis met Zijn heilige tegenwoordigheid en werd tot vuurvlam op hen allen! De te hoop gelopen menigte van Joden raakte hierdoor buiten zichzelf van verwondering. Toen vond daar ook een groot taalwonder plaats. Al die Joodse mensen, die uit allerlei delen van de wereld bijeengekomen waren vanwege het Joodse oogstfeest, hoorden de discipelen van Jezus in hun eigen taal spreken. Zij wisten dat het hier om mannen uit Galilea ging en waren daarom uiterst verbaasd. Niet de discipelen waren buiten zichzelf geraakt, maar de scharen erom heen, die waren samengestroomd vanwege het wonderbaarlijk geluid dat zij bij Tempel hadden vernomen. De discipelen waren niet dronken (vers 15). Neen, zij waren helemaal nuchter en spraken in een voor ieder verstaanbare taal. Zij verkondigden de opstanding van Jezus uit de dood… letterlijk: van tussen de doden uit! Een geheel nieuwe boodschap. Niet de opstanding van de doden, zoals dat door gelovige Joden wordt geloofd vanuit de Bijbel, maar de opstanding van tussen de doden uit. Zij verkondigden de geboorte van een nieuw mensengeslacht!

De laatste dagen
Dan neemt Petrus het woord. Hij opent de Bijbel bij de profeet Joël en spreekt over de dagen van de eindtijd, waarin Israël door de Grote Verdrukking heen verlost zal worden. Dat gaat gepaard met wonderen in de hemel en tekenen op de aarde (vers 19). Dan zal Hij het volk Israël vervullen met Zijn Geest en het verlossen. Dat zal met kosmische rampspoed gepaard gaan. De wonderlijke inleiding van Petrus’ preek is een profetisch vooruitgrijpen op de gebeurtenissen van de eindtijd en de Grote Verdrukking, waarvan Jezus zelf spreekt in Matteüs 24. Ook in Handelingen 2:3 moet dat onderwerp zijn geweest van gesprek van de Heiland met Zijn leerlingen. Dan zal Hij het koningschap van Israël herstellen en het Koninkrijk Gods op aarde vestigen.
Petrus was, zo mogen wij veronderstellen, nog vol van dat veertig dagen durende onderwijs van de Heiland. Als Petrus dat heeft neergezet, spreekt Hij over het lijden en sterven van de Here Jezus en roept op tot bekering. Dan zullen zij de gave van de Heilige Geest ontvangen. Merk op, dat Petrus meer woorden gebruikt over de eindtijd en de dingen die nog komen moeten, dan over de Heilige Geest zelf. Die noemt hij maar één(!) keer en wel bij de bekering en de vergeving van zonden. ‘…en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen’ (vers 38). Het gaat hier om het geschenk van de Geest zelf, niet om de geestesgaven, de charismata, die later in de Bijbel ter sprake komen. Hij begint met de Geest, die in de laatste dagen over Israël zal worden uitgestort. Het heeft er wel mee te maken, maar er begint hier, op de Pinksterdag, eerst nog een andere tijd, een tussentijd. God gaat namelijk eerst een volk voor Zijn naam uit de heidenen roepen en pas daarna Israël herstellen. De Pinksterdag is wel het begin daarvan en het herstel van Israël in de eindtijd is wel de uiteindelijke vervulling, maar in Israël wordt eerst de Kerk geboren. De geboorte van de Kerk is het begin van de periode die de Schrift noemt: de eindtijd, of wel: de laatste dagen.

Gemeente geboren vanuit Israël
Hier is het wonder zich aan het voltrekken, dat er een nieuw mensengeslacht is geboren, op de Pinksterdag in Jeruzalem. Het zal zich uitbreiden over de gehele wereld en daarin vrucht dragen, tot op vandaag. En de Here werkt mee met wonderen en tekenen. Gods reddingsplan in Christus heeft op de Pinksterdag een aanvang genomen. Het geheim is: het horen van en gehoorzaam worden aan het Woord van God. Dit is tot op vandaag de drempel om het kindschap Gods te ontvangen. Om geboren te worden uit de Geest, door het Woord. Van alle kanten dringt zich een ander evangelie op dat geen evangelie is. Het reddende Evangelie confronteert een mens met de levende Heiland, die Zichzelf gegeven heeft als offer voor onze verzoening.
Wie dat aanneemt, zal eerst tot erkentenis der waarheid moeten komen en zien dat hij of zij dat plaatsvervangend offer nodig heeft. Daar wil de Geest van overtuigen en daar mag een mens gehoor aan geven. Dan doet de Geest ook de rest. Hij vernieuwt het hart en geeft daarin het zaligmakend geloof. Dat geloof brengt de volheid van Christus in ons. En daar heeft een mens meer dan genoeg aan. Het vervult ons hart en leven en we gaan zingen van Zijn eeuwige goedertierenheid. Wie dat gevonden heeft, heeft niets meer nodig, maar verlangt alleen maar zich meer toe te wijden aan die Heiland, die dit voor ons heeft gedaan. En wat Hij als volstrekt unieke gave ontving: het nieuwe leven door de Geest, houdt Hij niet voor Zichzelf maar deelt dat, sinds de Pinksterdag, met een ieder die gelooft. Wát een Heiland, wát een Redder! Hebt u de Heilige Geest al toegang verschaft tot uw hart en leven? Hebt u Jezus al toegelaten?

Feike ter Velde