Ton Schall: ‘Jezus is in mijn diepte afgedaald’

Feike ter Velde • 87 - 2011 • Uitgave: 22
Hij werd geboren in Rotterdam in een ongelovig gezin. Zijn moeder overleed toen hij veertien jaar oud was. “Zij had een klein Bijbeltje, maar dat zag ik voor het eerst na haar overlijden, toen haar spullen werden opgeruimd. Toen had ik voor het eerst een Bijbel in mijn handen, maar het zei me niets.”
Zijn vader ging twee jaar eerder bij haar weg; hij had een ander. Op een dag zei hij tegen me: “Ik wil even met je praten.” Ik zat op mijn bed en hij op zijn hurken voor me. Hij zei dat hij ergens anders ging wonen. Mijn wereld, hoe klein die ook was, stortte in. Je vader is alles voor je. Ik was twaalf jaar. Het zou mijn leven tekenen. ” Ton Schall (46) vertelt.


Eens in de drie weken moesten mijn zusje en ik bij vader op bezoek in Oud-Beijerland. Mijn moeder kon niet in het huis blijven wonen. We verhuisden naar een flat in Rotterdam, 6-hoog. Geen tuin meer. Vreselijk! Mijn moeder wist dat het met haar niet goed zou gaan, hoewel ze nog enkele jaren heeft geleefd. Oplevingen en nieuwe hoop werden afgewisseld door slecht nieuws.

Na de scheiding van mijn ouders wist ik zeker dat ik later nooit zou trouwen, want daar komt alleen maar ellende van. Moeder bracht heel voorzichtig de toekomst ter sprake. Ik werd tijdelijk ondergebracht bij een gezin, maar dat ging niet. Ik beantwoordde niet aan de normen die zij in hun hoofd hadden. Hun norm was een vakantiekind uit Berlijn, dat ’s zomers zes weken kwam logeren. Met mij klikte het niet. Het voelde niet goed bij die mensen. De voogd, Peter van Zon – ik herinner me zijn naam nog – kwam met me praten. Hij vroeg hoe het ging en of ik het naar mijn zin had. Ik had een bepaalde overlevingsdrang ontwikkeld, dus ik zei niet hoe het werkelijk was. Maar ik moest daar weg.
Tussen de middag ging ik bij moeder eten. Mijn zusje zat in Berkel. Haar zag ik bij mijn vader. Hij heeft geen pogingen gedaan om ons bij hem thuis te krijgen. Ik kwam in een ander gezin. Hij was een dominee, maar ik vond daar niks van, want ik wist niet goed wat dat was. Moeder ging steeds verder achteruit. Peter van Zon, de voogd, zei tegen mijn tijdelijk pleegouders – ik was daarbij – dat ik straks alleen zou staan en dat ik nergens heen kon, omdat moeder het niet zo lang meer zou maken. Of ik niet bij hen mocht blijven. Zij zeiden dat wij, de voogd en ik, maar een straatje om moesten gaan dan zouden zij het samen bespreken. Ik mocht blijven. Dat gaf me toen een veilig gevoel. Het was een mooi herenhuis met een grote zolderkamer voor mezelf. Ik ging net naar de middelbare school.
Mijn moeder lag steeds vaker in het ziekenhuis. Uit school, want die lag vlak bij de Daniël den Hoed kliniek, ging ik heel vaak bij haar op bezoek. Op een dag ging het helemaal niet goed meer. Op de gang van het ziekenhuis kwam een vriendin ons tegemoet en zei dat we maar niet meer naar binnen moesten gaan. Ik heb haar niet meer gezien. Om half tien kwam er een telefoontje dat ze was overleden. Ik was toen veertien jaar en heb onbedaarlijk gehuild. Ik heb goede herinneringen aan de troost die mijn pleegouders me boden. Dan is zo’n zeldzame arm om je heen heel belangrijk.

Na de dood van mijn moeder verhuisden mijn pleegouders – de dominee en zijn vrouw – naar Friesland, waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. Ik was een puber. Met de dominee had ik nooit een goede relatie. Hij noemde me altijd Toontje en dat vond ik vreselijk. Hij kon heel cynische opmerkingen maken, ook over mij en dat deed vaak pijn. Ik heb er tot mijn eenentwintigste gewoond. Toen ging ik samenwonen met een meisje uit de buurt. Ze woonde op zichzelf in een appartementje. Het was een vlucht. Maar ik kwam in Zeist terecht en die relatie liep ten einde. Ik ging daar bestuurskunde studeren op advies van mijn chef. Overdag hard werken en ’s avonds studeren. Dat was soms wel zwaar. Na mijn studie werd ik direct aangenomen in een nieuwe baan in een andere plaats. Later kreeg ik een meisje waarmee ik ben getrouwd. Vlak daarvoor zijn we samen tot levend geloof gekomen.

Ik had een kamer gehuurd bij oudere mensen, gelovigen, maar bij mij leefde geen geloof. Maar de buurman nodigde mij uit en sprak rechtstreeks met mij over de Here Jezus Christus. Hij vroeg of ik Hem ook kende. Hij legde mij het Evangelie uit. Het werd me duidelijk: God houdt van mij en ook, dat ik er ben met een doel in mijn leven. Het werd allemaal zo concreet! God kwam dichter bij. Ik ging met hen mee naar de kerk in een soort theater. Daar ben ik toen gegrepen. Ik moest huilen, want ik zag Gods genade… voor mij! Ik heb toen verder met die buurman gepraat en samen voor het eerst gebeden: een gebed van overgave en toewijding.
Bidden was voor mij onbekend. Nadien begon ik God te verwijten dat ik zo’n slechte jeugd heb gehad, dat mijn vader is weggegaan, dat mijn moeder zo jong moest sterven en dat ik zo moederziel alleen was. Waarom? Langzaam maar zeker kwamen de antwoorden. Ik had in mijn jeugd altijd het gevoel gehad dat ik alleen stond. Al heel jong had ik geen contact met mijn omgeving. Ik was alleen te midden van de mensen. Een gevoel alsof ik nergens bij hoorde. Dat gevoel bleef, ook nadat ik gedoopt was in die evangelische gemeente. Ik bleef alleen te midden van iedereen. Ook had ik depressieve perioden en behoefte aan erkenning en waardering van mensen. Altijd was ik doodsbang dat ik dingen niet goed deed. Ook kon ik niet met geld omgaan, hoewel ik goed verdiende. Ik moest dingen hebben, ik moest meedoen met anderen. Mijn geloof groeide niet, maar ebde juist weg. Ik werd toen echt depressief.

Ik kreeg een ernstig auto-ongeluk. Met de zijkant klapte ik tegen een boom. Gelukkig had ik mijn gordel om… wat ik anders nooit deed! Alles deed pijn, maar ik had het overleefd. Ik dacht: ik moet direct weer gaan autorijden, anders word ik bang. Ik deed de gordel om en op dát moment realiseerde ik mij dat ik bij het ongeluk ook mijn gordel om had. Dat was een bijzonder moment. Toen realiseerde ik me dat God mij bijzonder had beschermd, terwijl ik altijd maar mijn eigen leven leidde. Ik ben later naar die boom terug gegaan en heb er een lintje omheen gehangen.
Ik voelde me psychische gebroken door het ongeluk. Ik was niet meer in staat hard te werken. Langzaam zakte ik in een depressie. Zo erg dat ik niet meer wilde leven. Ik leefde egoïstisch, dacht alleen aan mezelf en ik kon mijn nood niet verwoorden. Er kwamen grote spanningen in ons huwelijk. Aan de voorganger liet ik weten dat ik echt dood wilde. Ik had een hekel aan het leven, mijn vrouw had een hekel aan mij gekregen en ik had een hekel aan mezelf. Alles was zwart om me heen. We zijn toen gescheiden. In de nacht is ze weggegaan, met ons dochtertje van vijf jaar.

Op een maandagmiddag kwam Johan uit de evangeliegemeente met me praten. Nadat ik alles had verteld, zei hij: “Ik vind het allemaal heel erg voor je, maar ik kan je daar niet bij helpen. Maar ik ken iemand die het wèl kan.” Hij vroeg of hij uit de Bijbel mocht lezen: het werd Matteüs 6:25-34 ‘Maak je geen zorgen over je leven of wat je zult eten… eerst het Koninkrijk en God zorgt voor je!’

Ik kon er in mijn situatie niets mee.
We hebben na een week een nieuwe afspraak gemaakt. Het was een hele rustige week in mijn hoofd. Ik hoorde toen de stem van God… ‘stel je nu eens voor dat dat wáár zou zijn.’ Ik schoof het steeds weer weg, maar het kwam terug. Die zondagmorgen werd ik heel vroeg wakker en ik moest naar de kerk. Dat had ik nooit gehad. De preek ging over Jozua… wees sterk en moedig. Hij herhaalde die woorden enkel malen. Toen met stemverheffing. Dat raakte me diep! Alles stroomde uit mij weg. Al mijn verdriet en zorgen stroomden weg. Ik ging veranderen. Ik werd hier uit gehaald. Ik was weliswaar alles kwijt, maar had mijn eigen leven nog en… God. Ik woonde alleen. Als je zó diep bent afgedaald leer je het tot God uit te schreeuwen. Ik heb geleerd Gods stem te verstaan, juist in de diepte.

Ik zag een advertentie van een relatiebemiddelaar. Er is toen een relatie ontstaan met Els uit Brabant. Het klikte tussen ons erg goed. We zijn later getrouwd. Ik ga binnenkort werken in een organisatie die mensen helpt – via conferenties en bijeenkomsten – hun problemen in kaart te brengen en ze met Christus te doen overwinnen. Daar liggen grote uitdagingen. Ik zie daar erg naar uit. Els is ook echt aan de Here toegewijd. Haar doopgetuigenis sloeg in als een bom. Je kon een speld horen vallen. Mensen vertelden later dat ze daardoor veel dichter bij de Here Jezus waren gekomen. Jezus is in mijn diepte afgedaald, om me op te heffen tot een heerlijk leven met Hem!

Feike ter Velde