Tot de uitersten der aarde…

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 8/9
Hoe koppensnellers christen werden!



Eén van de vele stammen in India is de Hmar-stam in de provincie Manipur, in Noordoost-India, aan de voet van de Himalaya. Negentig procent van dit volk is sinds de jaren ’50 belijdend christen. Een verhaal dat zou passen in het boek Handelingen als 29e hoofdstuk. Het is het wonder van de Heilige Geest en van mensen, die Jezus Christus willen volgen. Want de Hmar waren koppensnellers!



Rochunga (Ro) Pudaite werd op dertienjarige
leeftijd door zijn vader weggezonden
uit zijn onherbergzame en moeilijk toegankelijke woongebied Manipur. Hij moest naar de grote stad en uiteindelijk naar New Dehli gaan om te studeren. Dan zou hij ervoor kunnen zorgen dat zijn volk, de Hmar, Gods boek zouden kunnen
krijgen. Vader beloofde elke dag de berg op te gaan om voor zijn zoon te bidden. “God zal voorzien in al je noden, jongen, als jij maar op Hem vertrouwt,” had vader als laatste woord tot zijn zoon gezegd. Vijf dagen moest hij lopen, voordat de bewoonde wereld werd bereikt. Daar ging de kleine Ro, met een minimum aan spullen en voedsel. ’s Nachts moest hij vuur maken om de tijgers op afstand te houden,
zodat hij veilig zou kunnen slapen. Vermoeid, maar vol goede moed bereikte hij de bewoonde wereld en een grote stad. Nu nog een school zoeken en de schoolleiding
ervan overtuigen dat hij wat wilde leren, want lezen en schrijven
kon hij niet. Hij vertelde over zijn land, zijn volk en zijn vader en hij mocht naar school.



De Hmar-stam was een volk van koppensnellers aan de voet van het enorme Himalaya-gebergte. Er was voortdurend strijd en oorlog
in het gebied. In 1910 kwam een zendeling uit Wales (Groot-Brittannië), een jongeman van zevenentwintig
jaar, Watkin Roberts, naar de Hmar. Hij was zelf tot een levend geloof gekomen in de grote opwekking van Wales in 1904 en had gelezen over deze mensen, die in duisternis leefden. Maar van de Engelse overheid in India kreeg hij geen toestemming naar dat gevaarlijke gebied af te reizen. Hij besloot in India te wachten en te bidden, totdat de Here het hart van de overheidsdienaren had veranderd
en deze hem toestemming zouden geven te gaan. Dat gebeurde
na enige tijd. Maar hij zou geen militaire begeleiding krijgen, er was geen vervoer, hij moest lopen, zeker vijf dagen. Het was gevaarlijk.
Hij had beroofd en gedood kunnen worden en hij liep door de tijgers vooral ’s nachts groot gevaar. Maar hij wist zich door God geroepen en ging op weg. ’s Nachts maakte hij een kampvuur en kwam na vijf dagen veilig aan. Hij mocht slechts vijf dagen daar verblijven van de Engelsen en dan weer terug. Dan moest hij zich komen melden, zodat men wist dat hij terug was. In de vijf dagen onder de Hmar kwamen enkele mannen tot bekering, waaronder Ro’s vader. Hij kon niet lezen of schrijven, de taal stond niet op schrift – het was alleen spreektaal – en er was geen Bijbel.

Ro’s vader was echter een man met wijsheid en visie. Wat hij uit de Bijbel wist had hij in die vijf dagen geleerd: bidden tot Jezus en Hij zou de rest doen. De zendeling,
Watkin Roberts, is daar nooit meer terug gezien.


Toen Ro werd geboren heeft zijn vader hem aan God, de God van de Bijbel en van de zendeling, opgedragen
en toevertrouwd. Met die zegen ging de dertienjarige Ro op weg en voltooide eerst de lagere
school en daarna de middelbare school in New Dehli. Nu verder… maar verder leren was niet goed mogelijk. Hij was er achter gekomen
dat hij een studiebeurs moest aanvragen bij de Engelse overheid en dan moest zien naar Engeland te komen om daar universitair geschoold te kunnen worden. Inmiddels
had hij zijn eigen taal van letters en woorden voorzien en dat via veel omwegen naar zijn vader gestuurd, voorzien van tekst en uitleg. Binnen de stam kon men nu gaan werken aan het leren lezen.
Stap voor stap begon dit op gang te komen.


Na lange tijd en grote moeilijkheden
en tegenslagen kreeg Ro Pudaite
een studiebeurs en kon hij naar Engeland om daar verder te studeren. Dat moest hij aanvragen bij de Britse regionale gouverneur.
Hij kreeg aanvankelijk geen toestemming om de gouverneur te spreken en besloot te wachten bij de poort van zijn paleis in de kledij van de Hmars, totdat hij wel toestemming
zou krijgen. Uiteindelijk
vroeg de gouverneur naar deze jongeman die al dagenlang bij de grote poort stond. Hij gaf bevel hem binnen te halen. Toen kon Ro zijn verhaal vertellen en zijn verzoek tot een studiebeurs doen. Na enkele jaren studie in Engeland
besloot hij te sparen van geld dat hij verdiende in hotels, waar hij borden waste, om naar Amerika
te gaan. Ook dat werd werkelijkheid.
De weekends werkte hij ook daar in hotels en verdiende er zijn studiegeld mee. Hij studeerde overdag hard en ’s avonds werkte hij aan de vertaling van de Bijbel in zijn eigen taal. Een onmogelijk werk, maar hij had een biddende vader achter zich en wist zich gedragen
door God. Maar moeizaam en zwaar was het.


Op een dag kwamen enthousiaste
studenten vertellen dat er een campagne zou komen van de evangelist dr. Billy Graham, die aan ongelovigen het Evangelie
kwam verkondigen in de stad. Grote groepen studenten zetten zich in om mensen uit te nodigen naar het stadion te komen waar Billy Graham tien dagen lang, elke avond zou prediken. Ro besloot
een pauze in te lassen om te gaan helpen mensen uitnodigen. Zijn enthousiaste presentatie aan de voordeuren van huizen, in cafés
en restaurants en bij benzinestations
werkte zo goed, dat het verhaal ontstond dat vooral een student uit Azië ervoor
had gezorgd dat het grote stadion van Los Angelos
avond aan avond boordenvol zat. Billy Graham wilde deze jonge man wel eens ontmoeten. Ro vertelde
dr. Graham het verhaal van zijn stam, ver weg in India en van de boodschap van Jezus, van zijn vader en van de velen die door vaders getuigenis ook tot geloof zijn gekomen. Hij vertelde van zijn studie en van de vertaling van de Bijbel in zijn eigen taal. Dr. Graham stond verbaasd. Ze hebben lang gepraat en samen gebeden en dr. Graham bood hem aan dat zijn organisatie de hele studie zou betalen. Ro moest niet meer werken in de weekends, als hij er maar voor zorgde dat de Bijbelvertaling klaar kwam. Het verwerken,
drukken en de verzendkosten, plus alles wat er nog meer nodig was, werd geheel betaald door de Billy Graham-organisatie. Enkele jaren daarna kon de eerste zending Bijbels naar Manipur worden verscheept.
Ro had tussendoor al regelmatig op kosten van de BG-organisatie naar India kunnen reizen om les te geven in lezen en schrijven, vooral aan mensen die in staat waren het verder door te geven aan de andere stamgenoten. Hij leidde onderwijzers op. In korte tijd kon bijna de hele stam lezen en schrijven, zo’n driehonderdduizend mensen. Het hele volk is opgeheven uit de duisternis tot het Koninkrijk van het Licht. De Hmar van Manipur zijn vandaag goed opgeleid en voor meer dan negentig(!) procent christen.
Er gaan zendelingen uit naar het hele gebied om Jezus Christus te verkondigen.


Toen Ro klaar was met zijn universitaire studie besloot
hij op zoek te gaan naar de naam van de zendeling,
die ooit vijf dagen bij zijn volk was geweest. Maar niemand wist zijn naam. Men kende hem in de Hmar-stam als ‘Mr. Youngman’ - mijnheer Jongeman.
Toch heeft hij de naam kunnen achterhalen via oude gouvernementele papieren. In Wales hoorde Ro dat de gepensioneerde zendeling in Canada woonde, in de grote stad Toronto en hij kon uiteindelijk zijn adres bemachtigen. Hij besluit om vanuit Chicago in Amerika, waar hij tijdelijk woont, naar Toronto te reizen. Als hij aankomt bij het flatgebouw blijkt de man niet thuis. Ro besluit te wachten en gaat zitten op de trap van de flat waar hij een boek leest. Na bijna vier uur hoort hij gestommel en daar komt een oude man de trap op. Beleefd stelt Ro zich voor, diep onder de indruk van de man die het Evangelie naar zijn volk had gebracht, onder de meest zware omstandigheden.
Mr. Youngman, Watkin Roberts weet hij nu, staat daar, lichtgebogen, voor hem. Verbaasd A02kijkt de oude man hem aan en tranen vulden zijn ogen. Al die jaren had hij gebeden voor die paar mannen
van de Hmar, die toen tot bekering waren gekomen
en die hij na enkele dagen al weer had moeten achterlaten, zonder Bijbel of wat dan ook. Het enige was gebed. Hij geloofde in de God die leeft en die ook in de bergen van Manipur wonderen kan doen. Nu hoort hij van Ro hoe het verder is gegaan. Dat bijna alle mensen van de stam tot levend geloof zijn gekomen. Dat de Here ook meewerkte met wonderen
en tekenen, zodat zieken genazen op het gebed, want dokters waren er nog niet. Samen hebben ze gehuild, gelachen, gebeden en gedankt. Want de God van de Bijbel is nog steeds Dezelfde, die wonderen doet en wonderen werkt in de levens van mensen tot aan de uitersten der aarde. “Jongen,” zei de oude Roberts,
“ik heb God altijd vertrouwd, want ik mocht zijn grote daden zien in de opwekking van Wales. En die waren groot en wonderbaar. Toen zei de Here mij dat ik naar Manipur moest reizen, waarover ik alleen maar had gelezen. De Hmar had God op mijn hart gelegd als een gebedslast. Hij vergist zich nooit. Ik ben aan zijn roeping gehoorzaam geweest, hoewel mij aanvankelijk de toegang tot het gebied werd geweigerd.
Maar ik hield vast aan Gods roeping. Hij is getrouw, maar wij moeten het ook zijn. Toen kreeg ik onverwacht toch toestemming. De reis was lang, de nachten donker, met tijgers had ik geen enkele ervaring,
want die hadden we niet in Wales. Maar ik wist: de Here gaat met me mee en daarom ben ik veilig. Ik wist van die mensen die daar in duisternis leefden, zonder het licht van het Evangelie. Maar vaak heb ik door de jaren heen momenten gekend van twijfel: was het allemaal wel de moeite waard geweest? En dan zei ik: ‘Och Here, gij weet het.’ En nu kom jij, nu ik 91 jaar ben geworden, om me te vertellen wat God daar heeft gedaan. Jongen, ik ben heel diep ontroerd en blij. Straks ik ga naar het Vaderhuis en zal dan eeuwig zingen van Gods goedertierenheid. Ga jij maar verder met die God, met die Heiland en de Geest zal ook jou verder leiden op al je wegen.” De oude man zegende Ro. Daarna reisde hij terug naar Manipur om foto’s te tonen van en te vertellen over ‘Mr. Youngman’, die kwam tot het uiterste der aarde om ons discipelen van de Here Jezus Christus te maken. Al die jaren werd er voor ons volk gebeden door een man aan de andere kant van de wereld, die hier maar vijf dagen was. Onze God is getrouw, Mr. Youngman was getrouw,
laten wij het ook zijn,” hield hij zijn volk voor.


Dr. Rochunga Pudaite en zijn vrouw Mawiï Pudaite geven nu leiding aan een wereldwijd werk om de Bijbel
in vele landen te brengen in alle huizen, via de adressen van het telefoonboek. Vanuit het hoofdkantoor
in Chicago, waar ze een half jaar wonen, om het andere halve jaar bij hun eigen volk, de Hmar, te zijn om onder hen de vreugde van Jezus Christus te verkondigen
en met hen te beleven.