Tranen tot het laatste toe

dr. W.H. Velema • 80 - 2004/05 • Uitgave: 17
Tranen tot het laatste toe

‘En God zal alle tranen van hun ogen afwissen’

Openb. 7:17




Tegen de achtergrond van de ziekte en het sterven van zijn vrouw, schrijft Dr. W.H. Velema hier een vertroostend woord voor een ieder die weet heeft van tranen en verdiet.



Soms word je getroffen door een bijbelwoord dat je al vaak hebt gelezen. Dat was voor mij het geval met de tekening van het hemelleven in Openbaring 7. Wat een prachtig portret. "Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar de waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen".

Vooral deze laatste woorden heb ik vaak gelezen en ook voorgelezen, in dagen van verdriet, verlies en ziekte. Wat mij onlangs in deze tekst trof, is feit dat deze tranen er zullen zijn, totdat Gods kinderen vanuit de grote verdrukking komen voor de troon van het Lam.

De tranenstroom, om niet te zeggen de tranenvloed, gaat door totdat we de hemelpoort binnengaan. Ja, zelfs dan en daar komen Gods kinderen met tranen aan. Die zijn geen verleden tijd voordat ze sterven. Neen, ze nemen hun tranen mee naar de troon. Daar komt het Lam als de Herder (:17) om de tranen af te wissen. Dat wil niet zeggen dat hier op aarde al geen tranen gedroogd worden. Dat gebeurt zeker. Ieder kind van God weet van die ervaring; van die wonderlijke vertroosting.

Alleen, tranen die op aarde gedroogd zijn, komen wel weer terug; uiteraard niet dezelfde tranen, maar er komt in hun leven op aarde een moment dat er nieuwe tranen geschreid worden. U kunt ook zeggen dat er opnieuw tranen geschreid worden. Dat blijft doorgaan, totdat we door de Herder, vanaf de troon, geweid worden, gevoed en gedrenkt. Bij die volkomenheid hoort ook, dat de tranen definitief afgewist worden, voorgoed, voor eeuwig!

Hiermee wil ook gezegd zijn dat Gods kinderen zich voor hun tranen niet hoeven te schamen. Dankbaarheid voor Gods genade strijdt niet met hun tranen. Ook het omgekeerde is waar. De tranen worden pas definitief gedroogd door het Lam vanaf de troon, bij Gods kinderen vóór de troon.

We mogen hier dus tranen hebben. Daarover hoef je je niet te schamen. Je hoeft ze niet te verdringen. Je mag op aarde uithuilen; zelfs in je stervensuur, al zullen er dan niet alleen tranen zijn.

Let erop, dat Jesaja (25:8) al van dit tranen afwissen heeft geprofeteerd. Schaam u niet voor uw tranen. Ze zijn kostbaar in Gods oog. Er komt echter een moment dat de tranen definitief voorbij zijn; volstrekt en volmaakt verleden tijd. Daar zien we naar uit. De verlossing is zo groot en machtig, dat tranen daar niet meer bij horen. Dan zijn ze onnodig en overbodig, maar hier mogen ze er zijn!

Jezus heeft Zelf geweend bij het graf van Lazarus (Joh. 11:35). Hij, het Lam, zal alle tranen van hun ogen afwissen. Zet een streep onder alle. Halleluja. Lof zij het Lam.



Dr. W.H. Velema