Tsedaqa

Gieneke van Veen-Vrolijk • 84 - 2008 • Uitgave: 3
Onze bespreking over het Bijbelse begrip ‘gerechtigheid’/‘rechtvaardigheid’ vervolgen wij met het Hebreeuwse woord ‘tsedaqa’. Inhoudelijk is er weinig verschil tussen dit woord en het vorige keer besproken woord ‘tsedeq’, want als afleiding van de stam ‘tsadaq’ kan ook ‘tsedaqa’ vertaald worden met: gerechtigheid, rechtvaardigheid, rechtvaardiging, recht, juist, juistheid.

Het begrip ‘tsedaqa’/gerechtigheid wordt gebruikt met betrekking tot God, alsook tot de mens. Gods ‘tsedaqa’/gerechtigheid is inherent, eigen aan Zijn Wezen. Bijbelse ‘tsedaqa’/rechtvaardigheid is de gedragscode die direct verband houdt met Gods wil en leer, bekendgemaakt in Zijn Woord. Dit is iets anders dan door mensen bepaalde ethiek, hoe belangrijk, nuttig en uiterst waardevol menselijke hoogstaande waarden en normen ook zijn! De oproep om bepaalde dingen na te laten, of juist wel te doen ligt niet in een bepaalde ethische code, maar in Gods wil en bedoeling, zoals geopenbaard in de Bijbel. Dat is de beslissende factor. Gods ethiek is veel meer dan juist handelen, eer en waardigheid. Het heeft te maken met het bewustzijn van het feit dat zonde - wie wil dat woord nog horen? - ten diepste opstand tegen God betekent (Jes. 1:2, 4-5, 18; 5:24) en verwerping van Zijn Woord.

Het woord ‘tsedaqa’/gerechtigheid komt voor het eerst voor in de beschrijving van Gods openbaring aan Abram (Gen. 15:1-5). Deze kinderloze man geloofde de Goddelijke belofte van groot nageslacht, ontelbaar als de sterren aan de oosterse hemel: “Hij geloofde de HERE en Hij achtte het hem ‘tsedaqa’/gerechtigheid”(vers 5b). Hierbij wordt Gods handelen benadrukt, want Hij doet de beloften en Hij beoordeelt het geloof hierin als ‘tsedaqa’/rechtvaardigheid. God stelde als norm, dat vertrouwen en geloof in Hem en Zijn Woord ‘tsedaqa’/rechtvaardiging is en Abram voldeed hieraan. Daarom wordt zijn geloof ons als voorbeeld gesteld (Hebr. 11:12; Rom 4:3; Gal. 3:6).
In Zijn voortgaande openbaring heeft de Here duidelijk gemaakt dat uit Abrahams nageslacht de Messias zou voortkomen om het plaatsvervangend zoenoffer voor mensenschuld te brengen. Dát geloven is de geloofsregel die God normatief stelt, daaraan mogen wij ons vastklampen, daaraan dienen we ons te houden. Dat is de basis van Bijbelse ‘tsedaqa’/gerechtigheid.

In Psalm 24 vraagt de psalmist wie tot Gods heilige berg zal opklimmen, tot Hem zal naderen. Dat is de mens die God zoekt, naar Hem vraagt om zich naar Zijn gegeven normen te richten. Die mens ontvangt Gods zegen en ‘tsedaqa’. Gods ‘tsedaqa’/gerechtigheid is Zijn goede, zegenrijke heilshandelen jegens de mens die deze weldaden ontvangt: “Die zal de zegen van de HERE ontvangen en ‘tsedaqa’/gerechtigheid van de God van zijn heil” (Ps. 24:5).
De mens die zo de wil van de Here God zoekt te doen, mag in alle lijden, moeite en zorg bidden om Zijn leiding en hulp: “Leidt mij door Uw ‘tsedaqa’/gerechtigheid” (Ps. 5:9). Men mag weten dat Gods ‘tsedaqa’/gerechtigheid toevlucht, bescherming en hulp biedt: “Help mij met/in Uw ‘tsedaqa’…” (Ps. 31:2). Wie zo leert bidden kan ook juichend Gods ‘tsedaqa’/ rechtvaardiging verkondigen vanwege ontvangen hulp en uitredding (Ps. 145:7). Dan ontdekt men de zegen Zijn Naam te kennen en door Zijn ‘tsedaqa’/rechtvaardiging verhoogd te zijn (Ps. 89:17).

Gods ‘tsedaqa’/gerechtigheid redt de verloren, hulpeloze mens en zo heeft dit woord ook de betekenis en functie van ‘verlossing/heil’. God maakte Zijn Heil bekend, openbaarde Zijn ‘tsedaqa’/gerechtigheid in de Here Jezus Christus. Wie dat gelooft en die heilszegen ontving wordt opgeroepen te zingen: “Zingt de HERE een nieuw lied … de HERE maakte Zijn Heil bekend, openbaarde Zijn ‘tsedaqa’/rechtvaardigheid…” (Ps. 98:1-2).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk