Uit liefde voor het dienstmeisje...

Els ter Welle • 86 - 2010 • Uitgave: 25/26
Kerstvertelling voor jong en oud

Op een hoge berg staat een prachtig paleis. De witte muren en pilaren met overal gouden versieringen schitteren fel in de zon. In dat paleis woont een jonge prins met zijn vader. Ze regeren over een heel groot land. Zowel de koning als de prins zijn vriendelijke mensen en heel goed voor hun volk. Ze hebben heel veel gezag. Hun dienaren doen onmiddellijk alles wat ze zeggen. De vader en zoon genieten ervan om alles samen te doen. Waar de zoon is, is de vader en waar de vader is, is de zoon. Ze houden heel veel van elkaar.

De prins heeft een hele mooie slaapkamer, met een hemelbed met satijnen gordijnen en zuiver zijden lakens. Maar deze nacht kan hij helemaal niet slapen. Hij rolt van de ene zij op de andere. Hij ligt maar te denken en te denken en te denken… Er is hem namelijk iets heel moois overkomen, maar ook iets heel moeilijks. Hij is voor het eerst in zijn leven verliefd. Hij zou het wel uit willen roepen, zodat iedereen het hoort: “Ik houd van haar!” Maar dat kan hij helemaal niet doen, want hij heeft zijn hart verloren aan één van de dienstmeisjes. En dát maakt het allemaal zo moeilijk…
Zij werkt in de keuken en brengt hem iedere dag zijn maaltijden. Ze klopt dan heel bescheiden op de deur van zijn werkkamer. Dat klopje herkent hij ondertussen uit duizenden en als hij het hoort, begint zijn hart sneller te kloppen. Als ze dan binnenkomt is het of de zon gaat schijnen! Ze heeft zo’n lief gezicht en zo’n stralende glimlach en een hele vrolijke stem. Hij heeft ook ontdekt dat ze heel verstandig is. Hij heeft haar over van alles vragen gesteld en elke keer gaf ze hem wijze en verrassende antwoorden. Zo is hij van dit eenvoudige meisje van lage komaf gaan houden. Ja, hij heeft ook haar zwakke kanten wel gezien, maar dat maakt zijn liefde voor haar alleen maar groter. Hij wil voor haar door het vuur gaan! Maar… zou zij wel van een een prins kunnen en willen houden?
Hoe zou hij haar toch voor zich kunnen winnen? Dat is waarover de prins tobt in zijn prachtige bed.

Natuurlijk zou hij het meisje met al zijn rijkdommen kunnen overladen. Hij zou gouden sieraden, diamanten of zelfs een rijtuig voor haar kunnen kopen. Maar win je zo iemands liefde? Nee, zo koop je liefde. En dat wil de prins niet.
Hij zou haar ook mee kunnen nemen op een van zijn reizen in een koninklijke optocht met paarden en ruiters. Maar de prins weet dat zij alleen maar weg zou willen kruipen bij zoveel rijkdom en heerlijkheid.
Hij zou haar ook uit kunnen nodigen in zijn privékamers en haar open kunnen zeggen: “Ik wil graag met je trouwen: ik houd van je! Ik wil je graag helpen en samen met jou door het leven gaan!” Ze zal beslist ‘ja’ zeggen. Want een prins kun je nu eenmaal niets weigeren. Misschien zou ze zelfs wel zeggen dat zij ook van hèm houdt… Maar zou dat dan wel echt waar zijn?

Nee, hij wil geen vrouw die alleen maar ontzag voor hem heeft en hem als een dienstmeisje gehoorzaamt. Hij wil een vrouw die van hem houdt om wie hij is, los van zijn positie als prins en los van zijn rijkdom.
Maar hoe moet hij dat toch aanpakken? Daarover piekert de prins in zijn hemelbed met satijnen gordijnen en zuiver zijden lakens.
Ineens heeft hij een idee! Hij gaat rechtop zitten. Dat is het! Hij weet het!!

Er is maar één weg. Hij moet zichzelf vermommen als een knecht en in een arbeidershuisje naast haar gaan wonen. Dan zullen ze elkaar overdag op straat en ’s avonds in de herberg als gelijke mensen ontmoeten. Zo zal het grote verschil tussen hen overwonnen kunnen worden en kan de liefde tussen hen groeien.
En zo doet de prins.

Dit verhaal heeft verrassend veel overeenkomst met een andere prins!

Ik neem jullie daarvoor mee naar hééél lang geleden, nog vóórdat de aarde er was.1 Toen er nog geen oceanen bestonden, er geen bronnen uit de aarde opborrelden en er geen bergen en heuvels waren, geen enkel dier en ook geen mens. Die periode noemt men de eeuwigheid. In de eeuwigheid is er helemaal geen tijd, geen begin en geen einde. Er zijn geen dagen, weken, maanden en jaren.
De prins waarover ik jullie nu ga vertellen leefde in die eeuwigheid, samen met zijn vader. De zoon was de lieveling van zijn vader!
Ze hielden heel veel van elkaar, ze hadden nooit onenigheid. Ze waren altijd samen. Waar de vader was, was de zoon en waar de zoon was, was de vader. Ze genoten volop van elkaar.

Op een keer krijgt de koning een prachtig plan! Hij zegt tegen de prins: “Laten we een hemel maken met stralende sterren, een glanzende maan en een schitterende zon. En ook een groene aarde en blauwe wateren en laten we die vol maken met vliegende vogels, met speelse dieren en kleurige vissen.” De prins kijkt de koning vol verrukking aan en zegt: “O, ja vader, laten we dat doen! Het lijkt me geweldig!”
En zo gaan ze samen aan de slag. Ze maken wolken in de hemel en zeggen tegen de zeeën: “Tot hier toe mag je gaan, niet verder het land opgaan, hoor!” Bij het maken van de vissen gebruiken ze prachtige felle tinten: helder geel, oranje, paars, violet en diep blauw. Ze schilderen daarmee allerlei strepen en stippen. Ook op de vogels leven ze zich helemaal uit met prachtige kleuren en vormen. Ze maken de kleine mier en de grote olifant, de grijze mus en de groene kikker, dieren met vier poten en ook de duizendpoot. Ze hebben er zo’n plezier in om alles uit niets te maken! De koning en de prins zijn grote kunstenaars! Wat genieten ze ervan om samen te werken! De koning vindt het heerlijk om alles door en voor zijn zoon te scheppen.1
Uiteindelijk is de aarde klaar en adembenemend mooi. Maar het allermooiste moet nog komen. De vader zegt: “Laten we mensen maken die op ons lijken, die zijn als wij. Dan kunnen zij zorg dragen voor alles op aarde.” De vader neemt klei van de bodem van de aarde en maakt een prachtige man, zoals een pottenbakker een beeld vormt. Maar dan gebeurt er iets bijzonders: de vader blaast in zijn neusgaten, waardoor het beeld levend wordt!! Zo wordt de eerste mens geschapen.
Na een poosje zegt de koning tegen deze man: “Ik vind het niet goed dat je alleen blijft. Daarom maken de vader en de zoon uit de rib van de eerste mens, ook een vrouw. Als de man de vrouw ziet, is hij zo blij! Hij jubelt het uit: “Ze is net als ik, maar anders! Ze is helemaal volmaakt!”
De vader kan er niet genoeg van krijgen om naar de man en de vrouw te kijken. Hij zegt: “De mens is zeer goed.” Hij legt zijn handen op hen en zegent hen.

En de prins? Op het moment dat hij de levende mensen ziet, is hij helemaal verrukt! Hij vindt ze fantastisch! Hij roept het uit: “Ze zijn prachtig, vader, ze hebben zulke mooie gezichten, zo’n stralende glimlach en zulke vrolijke stemmen!” En, voegt hij eraan toe: “Ik houd van mensen!”

Ondertussen hebben jullie het vast wel begrepen: deze prins, is… de Here Jezus! Toen was Hij nog de prins, maar nu is Hij onze grote koning!

Kijk, wij begonnen te leven toen wij geboren werden. Maar dat was bij de Here Jezus totaal anders. Het begin van Zijn leven was niet toen Hij in Bethlehem geboren werd. Hij bestond al vóór de aarde werd geschapen. De profeet Micha schreef daarover in de Bijbel, lang voordat de Here Jezus geboren werd:
‘O, Bethlehem, je bent maar een klein Judees dorpje, toch zul je de geboorteplaats zijn van de grote Koning, die al leeft van eeuwigheid af.’ 2

De Here Jezus hield al vanaf het begin van de schepping van de mensen. Hij houdt van jou en van mij, onbegrijpelijk veel!
Toen de Vader Hem dan ook vroeg om die prachtige hemel te verlaten en naar de zondige aarde gaan, aarzelde Hij geen moment. Uit liefde voor ons gaf Hij al Zijn rijkdom en heerlijkheid op en kwam als een klein babymensje op aarde.
Hij werd niet geboren in een bekende grote stad, maar in het kleine dorp Bethlehem. Zijn moeder was geen prinses, maar een heel eenvoudige, jonge vrouw, Maria. Hij werd niet in een paleis geboren maar in een stal. Niet in een mooie wieg gelegd, maar in de voederbak van de dieren.

En Hij deed dat om jouw en mijn hart te winnen!

Net als de jonge prins uit ons verhaal dat deed. Ook hij verliet zijn paleis om in armoede te gaan leven, uit liefde voor het dienstmeisje.
En je bent natuurlijk nieuwsgierig hoe dat afgelopen is. Heeft de prins het hart van het eenvoudige meisje kunnen winnen?
Ja, hoewel het niet van de ene op de andere dag gebeurde. De prins moest heel veel geduld hebben en enkele jaren wachten. Hij wilde niet dat het meisje alleen een klein beetje van hem hield, maar helemaal! Uiteindelijk gebeurde dat. Ze gaf haar hele hart aan hem!!
En ze leefden nog lang en gelukkig.

Hoe is dat met jou?
Heeft de Here Jezus jouw liefde al kunnen winnen? Heb jij je hart en je leven al aan Hem gegeven?
Het is het grootste geschenk dat je aan de Here Jezus kunt geven met Kerst!

Lezen: Spreuken 8:22-31

Els ter Welle

1 Kolossenzen 1:15–18 en Hebreeën 1:2
2 Micha 5:1