Uitverkiezende liefde

ds. H.J. Hegger • 78 - 2002/03 • Uitgave: 23
Het besef dat ik door God ben uitverkoren zonder enige verdienste van mijn kant kan mij vertederen tot in mijn tenen. Hij heeft niet tot mijn uitverkiezing besloten omdat Hij voorzag dat ik wat beter of althans minder slecht zou zijn dan anderen. Mijn uitverkiezing is louter voortgekomen uit Zijn liefde. Op grond van mijn gedrag dat Hij voorzag, had Hij moeten besluiten: "Die Herman, Ik wil daar nooit iets mee te maken hebben, want dat is zo'n akelige egoïst. Alles draait altijd om hemzelf. Weg ermee!" In plaats daarvan besloot Hij om al mijn zonden te vergeven en mij als Zijn kind te aanvaarden.

En dàt al van vóór de grondlegging der wereld! Toen leefde ik al in Zijn gedachten. Toen keek Hij al in vergevende liefde naar mij. Hij kende alles van mij. Hij wist precies het aantal haren dat ik op mijn hoofd had. Vanuit de diepte van de eeuwigheid zie ik Zijn blik naar mij toekomen en boven mij stilstaan zoals de ster van Bethlehem stilstond "boven de plaats waar het Kind was" (Mat. 2:9).

Ja, want dat is weer een andere reden van dankbare vreugde. "Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld. (...) In liefde heeft Hij ons tevoren bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil, tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde" (Ef.1:3-6). Uitverkoren IN de Geliefde des Vaders! Hij zag en ziet mij in Zijn Zoon. Hij heeft mij onverbrekelijk tot een levende eenheid gemaakt met Jezus Christus! Hij ziet mij nooit meer los van Hem!

Daarom kan ik zo onuitsprekelijk dankbaar zijn. En daarom kan ik zeker zijn van mijn eeuwig heil. Het hangt niet af van mij, van mijn wilsbeslissing, maar van wat Hij over mij beslist heeft.

Maar ik ben God ook zo dankbaar dat Hij ons niet heeft opgedragen om te zoeken naar een speld in de hooiberg van Zijn uitverkiezing. Hij heeft het ons gemakkelijk gemaakt om te weten of ik door Hem ben uitverkoren, ja of nee. Hij is ons naderbij gekomen in de belofte dat wie in Christus gelooft, er zeker van mag zijn dat hij de vergeving van de zonde en het eeuwige leven van Hem heeft gekregen en dus een uitverkorene is. Paulus zegt immers dat we niet naar de hemel hoeven op te klimmen of in de afgrond moeten neerdalen om daar Christus te vinden. Christus is vlak bij ons, levend in Zijn Woord. "Nabij u (...) is het Woord van het geloof dat wij prediken, Want indien gij met uw mond belijdt dat Jezus Heer is en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden. (...) Want de Schrift zegt: Een ieder die op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen." (Rom. 10:6-11).

Maar hoe zit het dan met de menselijke verantwoordelijkheid? Die wordt evenzeer op vele plaatsen in de Bijbel geleerd. Jezus doet heel duidelijk een appèl op onze wil. Positief: "Wie wil neme het water des levens om niet" (Openb. 22:17). Negatief, wanneer Hij de Jeruzalemmers die weigerden in Hem te geloven, verwijt: "Gij hebt niet gewild!" De Dordtse Leerregels zeggen dan ook terecht dat de Heilige Geest bij de wedergeboorte een verandering van onze wil (niet van ons gevoel) bewerkt. "Hij maakt dat de wil die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil" (I11-1V, art. 11). "God vernietigt de wil en zijn eigenschappen niet" (art. 16).

Wij hoeven ons niet te vermoeien met de vraag hoe Gods uitverkiezing te rijmen valt met de menselijke verantwoordelijkheid. Wanneer Jezus mij beveelt: "Geloof het Evangelie" (Markus 1:15), heb ik eenvoudig te gehoorzamen en moet ik tot Hem zeggen: "Ja, Here, ik geloof in U." Dan mag ik die overgave in geloofsvertrouwen niet weigeren of uitstellen met een beroep op Joh. 6:44 en 65: "Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekke ... tenzij het hem gegeven zij." Evenmin mag ik doen alsof Joh. 6:44 en 65 niet in de Bijbel staan en dus de uitverkiezing ontkennen.

En helaas doen wij dat zoveel. We slaan met behulp van ons geredeneer de éne bijbeltekst plat met een andere om er zodoende een voor ons redenerend verstand logisch sluitend geheel van te maken. Volgens Paulus "dient (deze) wijsheid met zijn eigendunkelijke godsdienst, slechts tot bevrediging van het vlees" (Kol. 2:23).

Wij belijden echter niet alleen Sola Scriptura, maar ook Tota Scriptura. Via ELK Schriftwoord spreekt God persoonlijk tot ons, vertroostend èn vermanend, althans wanneer wij met een kinderlijk geloof naar Hem willen luisteren.

Herman J. Hegger