Van Kerst tot het komende Koninkrijk

ds. Oscar Lohuis • 85 - 2009 • Uitgave: 25/26
Met Kerst zien wij terug op de komst van Christus naar deze wereld. We mogen in deze dagen echter ook vooruitkijken. Want zo zeker als de Zoon van God is gekomen in deze wereld, zo zeker weten wij ook dat de Zoon van God opnieuw zal komen naar deze wereld.
Wij willen proberen iets meer van het grote heilsplan van de Here onze God voor deze wereld te begrijpen, door na te denken over een thema dat als een rode draad door de hele Schrift heenloopt. Dat thema is het Koninkrijk van God. Heel veel gebeurtenissen in de Bijbel hebben direct of indirect te maken met Zijn Koninkrijk.

1. Toen God hemel en aarde schiep en aan de mens als kroon op Zijn schepping deze aarde gaf om deze onder Zijn heerschappij te bewerken, was daar het Koninkrijk van God. Het Koninkrijk van God is daar waar God koning is. In het begin was dat zo. De mens mocht als beelddrager van God heersen over de schepping, maar wel onder God.
2. Bij de zondeval verwierp de mens de heerschappij van God. De mens ging verder met heersen, maar dan zonder God. De mens dacht daarmee de vrijheid te verkrijgen, te kunnen heersen in onafhankelijkheid. Maar onderwijl raakte de mens verslaafd aan zijn eigen hartstochten en aan duistere geestelijk machten. Vandaag de dag is het niet anders. Mensen die zichzelf tot god maken verlagen zich in feite tot het niveau van de duivel. Pogingen los van God een hemel op aarde te creëren, lopen vaak uit op wat meer lijkt op de hel dan op de hemel.
3. In Genesis wordt echter gelijk al een Heerser beloofd. Het zaad van de vrouw (Jezus wordt geboren uit de vrouw) zal satan de kop vermorzelen. De uiteindelijke bedoeling van God is dat door deze Heerser de aarde opnieuw aan de heerschappij van God wordt onderworpen.
4.,/b> In de hoofdstukken daarna zien wij waar de rebellie van de mens tegen God toe leidt: broedermoord, zoveel verderf dat het God spijt dat Hij de mens heeft gemaakt en als summum van menselijke hoogmoed de torenbouw van Babel (Gen. 11). De mens op de troon die voor zichzelf een naam wil maken. Dit plan frustreert God volkomen.
5. In Genesis 12 begint er iets nieuws. God roept een man, Abraham. Zijn houding en leven worden gekenmerkt door één woord: geloofsgehoorzaamheid. Deze man heeft zicht op de heerschappij van de hemel en voegt zich daarnaar. Iets van het Koninkrijk wordt weer zichtbaar. De atmosfeer van de hemel komt binnen in het leven van deze man en die atmosfeer leidt ertoe dat hij God gehoorzaamt, zelfs als hij niets begrijpt van wat God van hem vraagt.
6. De van nature eigenzinnige Jakob worstelt met God: hij moet sterven aan zijn eigenwijsheid. Zijn kracht wordt gebroken. God slaat hem op de sterkste spier van zijn lichaam: bij zijn heup. Zoals hij voortaan lichamelijk moet steunen op een stok, gaat het er in wezen om dat hij geestelijk voortaan moet steunen op de Here. Zo wordt Israël geboren: in grote afhankelijkheid van God. Israël is geroepen een theocratie te zijn: een volk onder God.
7. De koningen van alle andere volken konden zelf hun wetten uitschrijven. De koningen van Israël behoorden zich te onderwerpen aan de wetten van God. De koningen van alle andere volken gebruikten mensen voor de bouw van hun eigen koninkrijk. De koningen van Israël moesten mensen leren te leven in het licht van Gods Koninkrijk. In de wetten van alle anderen volken gaat het vooral om de bescherming van spullen (de mens in dienst van de materie). In de wetten van Israël gaat het om de bescherming van leven (materie in dienst van de mens).
8. De koning van Israël mag niet veel paarden (legermacht), niet veel geld (materie) en niet veel vrouwen (genot) verzamelen. Ook vandaag zijn de grootste valkuilen voor de man: macht, geld en verkeerde vrouwen. David begreep dat. De Psalmen laten zien dat hij zicht had op Gods heerschappij. De heerschappij van koning David is een voorafschaduwing van de nog veel betere tijd die komen gaat in het Messiaanse Koninkrijk.
9. Bij Salomo gaat het aan het eind mis. Hij krijgt wel veel paarden, veel geld en veel vrouwen. Het is het begin van het einde van de theocratie. In 722 v.Chr. valt het noordelijke tienstammen-rijk Israël en in 586 v.Chr. het zuidelijke tweestammen-rijk Juda, met Jeruzalem als hoofdstad. De laatste zoon van David die geregeerd heeft (tot op de dag van vandaag), wordt afgevoerd.
10. Gedurende het toenemende geestelijke verval in Israël beginnen de profeten hoe langer hoe meer te spreken over het Messiaanse Koninkrijk. Daarin zal de oorspronkelijke bedoeling van God, dat de mens onder God heerst over de schepping, in ere worden hersteld. De Messias wordt voortdurend voorgesteld als de komende heerser:
‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de HERE der heerscharen zal dit doen’ (Jes. 9:5-6).
‘En hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is’ (Dan. 7:14).
11. Het Koninkrijk komt nabij op een wijze die niemand had kunnen voorzien: God en mens verenigd in één Persoon. Dan zijn we bij Kerst aangekomen. Hij is de pionier van een menselijk (!) koninkrijk dat vervuld en doordrongen is van de Heilige Geest van God (!). Het koninkrijk van deze God-mens begint in de gewone geschiedenis van mensen en moet verder groeien en zich uitbreiden. Daarom begon Jezus Zijn prediking met deze woorden: ‘Bekeert u, want het Koninkrijk van de hemel is nabij gekomen’ (Matt. 4:17). Het Koninkrijk van de hemel is het algemene thema van de prediking van Jezus.
12. Door Jezus’ sterven en opstanding kunnen de zonden van mensen vergeven worden en kunnen zij de Heilige Geest ontvangen. Daarmee komt de atmosfeer van de hemel binnen in hun leven. Zij ontvangen een nieuw hart door de wedergeboorte, waardoor zij een verlangen krijgen dat God Koning is in hun leven. In die zin is het Koninkrijk hier nu al aanwezig, in het leven van individuele gelovigen.
13. Jezus is dus meer dan de Redder van onze ziel, die ons verzekert van een plaats in de hemel. Hij is de grote Koning die onze persoonlijke geschiedenis opnieuw ordent. Hij is ook de komende Koning die terugkomt en dan de geschiedenis van de hele wereld hier op aarde opnieuw zal ordenen. Daarom heeft Hij ons leren bidden: ‘Uw Koninkrijk kome’. De titel Christus is meer dan een soort achternaam: Jezus Christus betekent: Jezus, de Koning die beloofd was aan Israël en daarmee aan de hele wereld.
14. De boodschap waarmee Zijn discipelen de wereld in worden gezonden, heeft als zwaartepunt: Jezus is Heer! Als je kijkt naar de boodschap die de apostelen verkondigen in het boek Handelingen, dan is dat: God heeft Hem gemaakt tot Here en Koning (Hand. 2:36). Niet eens het kruis staat centraal, wel Zijn Koningschap. Zijn heerschappij die vanwege Zijn dood en opstanding aanstaande is. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde.

Wij zien dus dat het heilsplan van God niet alleen maar in het geestelijke wordt volvoerd. Het is dwars door de geschiedenis van mensen en volkeren op aarde dat het allemaal gestalte krijgt. We moeten het geestelijke niet scheiden van het natuurlijke, hemelse zaken scheiden van de tegenwoordige wereld. Als we deze Kerst weer stilstaan bij de geboorte van de Messias in tijd en ruimte, dan geeft ons dat veel vreugde, omdat wij weten dat Hij nog steeds bezig is in tijd en ruimte Zijn heilsplan te volvoeren.
De belofte van Zijn eerste komst is vervuld, de belofte van Zijn wederkomst zal zeker ook vervuld worden. Hij zal plaatsnemen op de troon van Zijn vader David, in Jeruzalem. Hij zal al Zijn vijanden verslaan en het grote Babylon zal vallen. En dan zullen al die heerlijke profetieën over het komende Vrederijk hier op aarde in vervulling gaan. “Hij zegt: Ja, ik kom spoedig. Amen, kom Here Jezus!” (Opb. 22:20).

ds. Oscar Lohuis