Verlangen naar opwekking

Dirk van Genderen • 86 - 2010 • Uitgave: 21
Al langere tijd houdt het mij bezig dat er zoveel geestelijke lauwheid en ingezonkenheid is in veel van onze kerken en gemeenten. En telkens opnieuw moet ik dan denken aan de eerste woorden uit Jesaja 59: ‘Zie, de hand des HEREN is niet te kort om te verlossen, en Zijn oor niet te onmachtig om te horen; maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen blijven, zodat Hij niet hoort.’

Deze ernstige woorden werden gesproken in een situatie die overeenkomsten had met de kerkelijke situatie anno 2010. Het volk leek heel godsdienstig en toch hoorde de Here hen niet. Ook in vele honderden kerken en gemeenten zijn we aan de buitenkant heel godsdienstig. Maar hoe is het gesteld met ons hart? Het gaat niet om de uiterlijkheden, zegt de Here, maar Hij wil dat we ons zullen verootmoedigen, dat we zullen breken met de zonden en de ongerechtigheden en gaan leven zoals Hij het wil.

Ik geloof dat hier één van de kernoorzaken ligt van de geestelijke lauwheid in onze kerken en gemeenten. We noemen ons christen, hebben met elkaar - hopelijk - een fijne christelijke gemeente, maar erg veel impact heeft het christen-zijn vaak niet in ons leven en in het leven van anderen.
Onlangs vertelde iemand mij over een Gezinskamp dat afgelopen zomer in Someren werd gehouden. Wat daar gebeurde, is precies waar het in Jesaja 58 en 59 over gaat. De laatste avond was aangebroken. ‘Nadat we gebeden hadden om de leiding en de zegen van de Here, werden we stil van het getuigenis van enkele tienerjongens, die vertelden hoe de Here de avond daarvoor hun hart zo had aangeraakt, dat ze Hem hadden mogen aannemen als hun Redder,’ aldus een verslag op de website www.hemels-brood.nl, onder het kopje ‘Een rijke zegen van God’.
‘Dit getuigenis werd door de Here gebruikt om een kettingreactie van zondebesef en de behoefte om te getuigen op te wekken bij vele aanwezigen, jong en oud. En zodoende hebben we voor het eerst in ons leven ervaren om aanwezig te zijn te midden van een opwekking.’

Er worden veel boeken en artikelen geschreven over de lauwheid in de christelijke wereld. Er worden conferenties over belegd. Maar wordt de diepste oorzaak wel gepeild? Dat het onze zonden en onze ongerechtigheden zijn, die een scheiding brengen tussen God en ons?
Juist deze boodschap moet ook onder christenen worden gebracht. De oproep om ons te bekeren van onze afgoden, van de (verborgen) zonden in ons leven. We willen God wel dienen, maar de wereld niet loslaten.
Als we in onze samenkomsten zitten, zijn we in onze gedachten misschien wel bezig met onze handel, onze carrière… We genieten van de zonden op het tv- of computerscherm. We aanbidden onze nieuwe auto en onze bezittingen. We hebben ruzie met familieleden, misschien wel onze man, vrouw of kinderen. Er is wrok richting anderen. We roddelen… En ook als we in de kerk actief zijn, kan het gaan om onze eigen eer en roem.

Laten we ons voor de Here verootmoedigen, onze zonden en ongerechtigheden belijden. Laten we bidden of Hij de geest van de genade en van de gebeden over ons uit wil storten. ‘Here, wilt U de Geest van opwekking schenken in onze kerken en gemeenten? Wilt U predikanten en voorgangers genade geven om Uw tegenwoordigheid in de gemeente te brengen? Onze ogen zijn gericht op U alleen. We zien uit naar Uw machtige daden.’
Ik wil hier nog iets aan toevoegen, over de Schotse voorganger Robert MacCheyne (1813-1843). In zijn gemeente werd indringend gebeden om een opwekking. MacCheyne was ervan overtuigd dat een opwekking nauw verbonden zou zijn met het gebed in de gemeente voor Israël. Hij pleitte op Genesis 12, waar de Here toezegt dat Hij zal zegenen wie Israël zegent.
MacCheyne besloot naar Israël te gaan, om daar het Evangelie te verkondigen. En het wonder gebeurde, dat toen hij in Israël het Evangelie bracht aan de Joodse mensen die er woonden, de opwekking uitbrak in zijn gemeente in Dundee.