Vervlogen dromen, vervulde beloften

Carolyn Ros • 81 - 2005/06 • Uitgave: 8/9
Carolyn Ros



Vervlogen dromen, vervulde beloften




‘De hemel zakte in, dromen werden verstoord.Dit klopte niet, dit kon niet! Waar is God? Het verhaal van Carolyn Ros over haar zoektocht naar houvast in het lijden’. Met deze woorden van de omslag van haar boek, worden de ervaringen van Carolyn gekenschetst. Ze vertelt:




Een lange, opvallend knappe jongeman, kwam de grote ruimte binnen en ging zitten. Hij was een echt ‘stuk’ om te zien. Ik moest mezelf stevig in de hand houden, om te voorkomen dat mijn hart op hol zou slaan. Hij was een persoonlijkheid met een waardige uitstraling. Johan was, net als ik, student aan een bijbelschool in het noorden van Engeland. Na een nadere kennismaking wist ik al gauw: deze man zou mijn man worden. Hij was een sterke persoonlijkheid, een man met visie. Hij kon anderen inspireren, hij kon leiding geven. Hij had de gave om je het geloof te geven dat het onmogelijke mogelijk was en het onbereikbare bereikbaar. Hij was radicaal in zijn toewijding aan God en aan elkaar. Je merkte altijd dat hij een echte ‘commando’ was geweest in het Nederlandse leger. Hij hield van het avontuur. Toen we in Japan woonden en werkten, ging hij met Japanse christenen naar Siberië om daar de vervolgde christenen te bemoedigen. Terug in Nederland samen met ex-drugsverslaafden grote bomen kappen na een storm, lange trainingsmarsen met ze lopen ter voorbereiding op de Nijmeegse vierdaagse. Johan nam het initiatief, inspireerde, gaf leiding en sleepte ze erdoor heen. Hij inspireerde ze tegelijkertijd te bidden. Want “een christen zonder gebed is als een soldaat met een geweer, maar zonder kogels”. Onze kinderen bewonderden hun stoere vader mateloos. Hij leerde ze in het bos de overlevingstechnieken van de commandotroepen.

Al die momenten vlogen door mijn gedachten, toen ik bij Johan aan zijn bed zat op de Intensive Care van het Academisch Ziekenhuis. Hij werd langzaam wakker uit een kunstmatige slaap van dertien dagen. Enkele weken geleden werd een ernstige hersentumor geconstateerd. Operatie leek eerst niet mogelijk. Johan zou nog twee, hooguit drie maanden, leven. Ik werd overmeesterd door een onvoorstelbare angst. Enorme vragen spookten door mijn hoofd. We hadden God toch gediend, Hem gezocht, altijd naar Zijn wil gevraagd? We hadden Hem toch volledig vertrouwd, ook toen ons eerste kind, Jozua, zes weken na zijn geboorte, in acuut levensgevaar was? Had Hij niet onze gebeden verhoord en had Hij niet Jozua genezen?



Johan was toch geopereerd aan de diepliggende tumor. Daarna kreeg hij longontsteking en moest beademd worden en tijdens mijn bezoek aan hem, kreeg hij een hevige epileptische aanval. De hersenmassa was onrustig door de operatie. Dat moest genezen door een diepe slaap. Ik moest alle zeilen bijzetten in mijn strijd tegen de angsten die mij overvielen. Mijn stoere man, bij wie ik me als vrouw, zo geborgen had geweten, die stoere vader van mijn kinderen, mijn boom, hij was geveld.



Nu ontwaakte Johan uit de langdurige slaap. Ik zat erbij. Ik keek even in zijn helderblauwe ogen. Toen overviel mij de wanhoop: er was geen spoor van herkenning. Na maanden thuis, in de hoop op verder herstel, bleef Johan als een autistisch kind. Hij kende nog maar zo’n honderd woorden, zodat een gesprek erg moeilijk was. Hij vertoonde geen enkele emotie. Eén van onze buren vroeg: “Als Johan jouw naam niet eens meer kent, weet hij dan nog wel wie Jezus is?” Daar had ik nog niet bewust over nagedacht. Ik durfde het niet eens onder ogen te zien. Als hij het nou eens niet zou weten? Ik kon die gedachte niet verdragen. Dat hij, mijn Johan, die zo intens de Heer had gediend, zijn Verlosser niet meer zou kennen. Er kwam een innerlijke strijd, pijnlijke gebeden en grote ongerustheid. Ik besloot het te vragen. In duidelijke woorden en in een samenhangende zin kwam een krachtig antwoord: “Jezus is de Zoon van God”. Mijn hart barstte zowat van vreugde. Zijn geest was niet aangetast, wel zijn verstand, zo was mijn conclusie. Ik las in 2 Cor. 4 over de vernieuwing van de innerlijke mens, terwijl de uiterlijke mens vervalt. Ik kreeg nieuwe hoop. De Heer had tot mij gesproken vanuit de eeuwigheid door Johans heldere antwoord op mijn vraag. Hij kon nog niets, zat de hele dag voor het raam naar buiten te staren, kreeg steeds weer toevallen op onverwachte momenten, maar hij kende Jezus nog!



Johan leek niet op de man met wie ik was getrouwd. Zijn herinnering was weg. Maar het was niet eerlijk dat ik hem bleef vergelijken met de man die hij eens was geweest. Daarmee kwelde ik mezelf. Ik moest de oude Johan, zoals hij was geweest, laten gaan. Als er ooit iets terug zou komen is dat te danken aan de opstandingkracht van Jezus. De kinderen leden ieder op hun eigen manier. Jozua was zijn kameraad kwijt en liep rond met een leegte die ik niet kon opvullen. Roechama kon intens huilen en dan opgewekt weer met haar vriendinnetjes spelen. Judah, mijn kleine boomklimmertje, zou het zelf opknappen zonder onze hulp. Ik bad voor hen: “Heer, mijn hart wordt verpletterd door verdriet om hen, maar houdt U hen uit de gevangenis van het zelfbeklag of onbeheerste boosheid tegenover u. Geeft U hen hoop”.



Ik ben opgegroeid in Japan, waar mijn ouders dertig jaar als zendelingen werkten. Moeders laatste woorden schreef ze aan mij vanuit Amerika. Ik kreeg de brief na mijn terugkeer van haar plotselinge sterven en begrafenis. Ze schreef heel intens: “Lieve Carolyn, blijf vertrouwen op de Heer”. We gingen een lange weg met God. Ik moest diepe lessen leren en het steeds weer aan de Heer teruggeven. Hij had ons een toekomst beloofd en een bestemming. Heel langzaam begon Johan te ‘ontwaken’. Hij kon op een dag vertellen wat hij meemaakte, toen hij in coma lag op de Intensive Care en voor mij onaanspreekbaar was. Er was toen bij hem een diepe vrede in de tegenwoordigheid van de Heer. Elke vraag was overbodig. Johan lag voorover op zijn gezicht in aanbidding voor de Heer. Jezus schitterde in grote pracht. Er was een overweldigende lichtheid en blijdschap in Johans geest. Dit was de plaats waar hij altijd wilde blijven. Het was een ‘eindelijk thuiskomen’. Maar de Heer stuurde Johan terug naar zijn lichaam, om de roeping te vervullen die God voor hem had.

Hoewel de weg van herstel lang geweest is, werd het een uitdaging om niet naar de beperkingen te kijken maar alles aan de Heer te geven. Inmiddels werken we al jaren in de binnenstad van Amsterdam in de organisatie van Jeugd met een Opdracht. Johan heeft zich volkomen aan de Heer toevertrouwd met de sterke overtuiging dat als hij alles aan Hem geeft, Hij in staat is zijn leven te laten zijn tot Zijn eer en glorie. In de diepste momenten van wanhoop en verdriet waren er eens de woorden:



Wat buigt gij u neder, o mijn ziel,

En zijt gij onrustig in mij?

Hoop op God, want ik zal Hem nog loven,

Mijn verlosser en mijn God.

Ps. 42:6



Carolyn Ros



Het volledige verhaal staat in het boek: Vervlogen dromen, vervulde beloften, Uitg. Gideon, Hoornaar