Vijftig jaar geleden stierf Johannes de Heer

Feike ter Velde • 87 - 2011 • Uitgave: 5
De actualiteit van de boodschap die Johannes de Heer vanaf het begin van de 20e eeuw bracht, heeft nergens aan houdbaarheid ingeboet. Integendeel, de dingen zijn wereldwijd geïntensiveerd, sommige dingen hebben een andere wending genomen, ander ontwikkelingen gaan langzamer dan toen gedacht, maar profetisch en vanuit de Schrift bezien, staat alles wat hij predikte en schreef nog recht overeind. Dat is een hele bemoediging en ook een aansporing bij het onderzoek van de Bijbel en het verklaren van de tekenen van de tijd. Het allerbelangrijkste is de constatering dat de dag van de wederkomst in ieder geval dichterbij is gekomen en daarom de oproep tot waakzaamheid belangrijker!

Op 16 maart 1961 stierf Johannes de Heer en die boodschap vernam ik de volgende dag om half elf’s avonds in het radionieuws, aan de bar van de kantine in Nieuw-Guinea. Ik zei tegen mijn collega dat het hier om de man ging waarvan wij thuis op het orgel een zangbundel hadden staan. Later was ik onder de indruk van het getuigenis van zijn predikant, de Hervormde dominee W. Glashouwer te Driebergen, die vertelde van de wonderlijke genezing van Johannes de Heer op tachtigjarige leeftijd, nadat dominee Glashouwer hem, op diens verzoek, met olie had gezalfd. Toen hij daar opnieuw naar vroeg, nu vierennegentig jaar oud, zei dominee Glashouwer hem, dat de Here hem nu thuis ging halen. Zo is hij in vrede heengegaan.
Hij had zo graag zelf dat grote moment willen meemaken van de opname van de Gemeente. Tientallen jaren had hij erover gepreekt in allerlei kerken en kringen, hij had erover geschreven en gestreden met mensen die hem daarover aanvielen. Maar één ding stond voor Johannes de Heer vast: zij zullen het allemaal zien als het zover is en ik hoop het mee te maken tijdens mijn leven, want de tijd is nabij. Maranatha, Jezus komt. Zulke teksten zijn vooral ook in de door hem gemaakte liederen terug te vinden.

De stelligheid waarmee Johannes de Heer de wederkomst van Christus verkondigde, was gelegen in de tekenen van de tijd. Het wereldgebeuren uitleggen in het licht van de Bijbel. Hij schreef dan ook altijd deze rubriek, De Tijdspiegel. Hij schreef over de terugkeer van de Joden naar Palestina en over het herstel van de Israël als natie en straks als hoofd der natiën, als Jezus, de Koning der Joden zou zijn teruggekeerd. Die stelligheid, vanwege de vastheid van het profetisch Woord, werd in bijna alle kerken door gelovigen als een verademing ervaren. In dat alles klonk de geest van de opwekking door die Johannes de Heer in Wales had ervaren, tijdens zijn bezoek in 1905. Hij beschrijft de heerlijke dingen die hij daar mocht meemaken, de diepe indruk die de geestelijke liederen in Wales op hem maakten en de warme getuigenissen van al die mensen die door de opwekking waren veranderd.
Hijzelf schroomde ook niet om zijn geloofsgetuigenis in het publiek te geven. Op een avond tijdens een samenkomst, terwijl alles volgens schema verliep, zag hij iets wonderlijks, dat kennelijk aan alle anderen voorbij ging. Op de muur tegenover hem verschenen letters als in een neonreclame, vurige, vlammende letters, de een na de ander en zij vormden een zin, een Bijbeltekst. Niet zo maar een Bijbeltekst, maar een tekst die hij jaren eerder van de Here had gekregen en waarvan hij op zoek was geweest naar de betekenis. Hij reisde toen naar Engeland, maar kreeg geen antwoord op zijn vraag. Nu verscheen diezelfde tekst: ‘Ik zal het op vlotten over de zee doen voeren… en gij zult het wegnemen; gij zult ook Mijn wil doen, dat gij Mijn huis spijs geeft’ (1 Koningen 5:9).
Alles werd duidelijk: de rijkdom die God hier, in de Engels sprekende wereld, in de opwekking van Wales en in de rijke traditie van geestelijke liederen had gegeven, moest overzee worden gebracht, naar Nederland. Het was Johannes de Heer ook duidelijk dat hij zich geheel moest geven in de dienst van God, ook als dat ten koste van zijn goedlopende zaak zou gaan. Toen en daar, in 1905, toen hij 39 jaar oud was, nam het leven van Johannes de Heer een nieuwe wending. Dat leidde in 1919 - op 1 juli - tot het verschijnen van het eerste nummer van Het Zoeklicht.

Er verschenen tal van nieuwe liederen uit Wales en Engeland in de Nederlandse taal. Op verschillende plaatsen werden opwekkingssamenkomsten belegd. Vooral werd medewerking ondervonden van de Vrije Evangelische Gemeente in ons land, maar ook van een aantal predikanten in de Hervormde kerk. Steeds weer waren zalen en kerken te klein om de massa’s mensen een plek te kunnen geven. De eerste jaren na het bezoek aan de opwekking van Wales, was de intense prediking van de genadeboodschap hoofdzaak van de activiteiten: op straat, in kerken, in theaterzalen en vanaf 1906 ook in een grote tent. Duizenden mensen werden bereikt met de boodschap van Gods vergevende liefde. De warme uitnodigingsliederen onderstreepten de boodschap extra. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog brengt Johannes de Heer bij het profetisch Woord en de tekenen van de tijd, zoals de Bijbel daarover spreekt.
In 1934 brengt hij het boekje Het Duizendjarig Vrederijk uit. Beknopt maar helder bespreekt hij hierin een onderwerp waarover toen, maar ook nu, niet of nooit werd gepreekt. Het is een enorm groot onderwerp bij de profeten en in de Psalmen en het is het hart van het onderwijs van de Here Jezus aan Zijn discipelen. Veertig dagen lang onderwijst hij hen hierover, nadat Hij uit de dood is opgewekt en voordat Hij naar de hemel terugkeerde (Handelingen 1:3). In dit boek begint Johannes de Heer met deze zin: ‘Hetgeen in de Gemeente der eerste eeuwen ‘de enige hoop’ was, bleef in de laatste eeuwen helaas slechts ‘de hoop van enigen’. Ja het is vaak zo, dat als men over de toekomst des Heeren spreekt, men voor een soort specialist, drijver of fanaticus wordt aangezien. Daarom willen we trachten met dit boek de belangstelling op te wekken voor het einddoel van het verlossingswerk van Christus.’
Hoe is het toch zo gekomen, dat grote verschil tussen de eerste christenen, die met belangstelling de Bijbelse toekomstverwachting bestudeerden, vooral vanuit het boek Daniël en de christenen van de eindtijd, die er in grote delen aan voorbij gaan? Ook de kerken van de Reformatie werden steeds meer Rome gelijkvormig door de kerk te stellen in de plaats van het komende Koninkrijk. Dat is de zogenaamde Kingdom Now Theology - het Koninkrijk Nu. Een theologie die in de derde, maar vooral in de vijfde eeuw sterk is opgekomen in de Roomse kerk en toen is een ander evangelie ontstaan. Daardoor is het zicht op de wederkomst én het Vrederijk daarna, bijna geheel verloren gegaan. Grote delen van de Schrift zijn dichtgegaan.
In de 20e eeuw is dat Koninkrijk Nu Evangelie sterk in evangelische en vooral in charismatische kerken en kringen vernieuwd naar voren gekomen. Daarin ligt de nadruk op wonderen en tekenen en vooral op genezing van zieken. Dat kon zo sterk opkomen, omdat in de vervallen kerk het rationalisme hoogtij vierde. Ook in de traditionele kerken was en is die ‘Koninkrijk Nu’-gedachte dominant, maar ontbrak vooral ook het zicht op het werk van de Heilige Geest. Er was een groot verlangen naar beleving van het geloof, in plaats van steeds maar de bekende dogmatische thema’s. Het individu met zijn persoonlijke nood was uit beeld verdwenen. In dat geestelijk vacuüm kon de Pinksterbeweging opkomen en later ook de charismatische stromingen.

Als alle nadruk ligt op het nu, dan verflauwt de verwachting dat er ook nog veel komt. Dat is tragisch, vooral als daarbij ook nog weelderig sektarische en onbijbelse elementen kunnen gaan groeien. Er moeten wonderen geschieden, want we leven immers nu in het Koninkrijk. En als de zieke niet geneest, dan ligt dat aan de zieke, omdat hij of zij onvoldoende geloof heeft. Zo wordt dat een keiharde leer. Al die stromingen lopen vandaag door elkaar heen. Hoofdelement is: wij maken deze wereld klaar voor de komst van de Koning. De christelijke cultuur zal de hele wereld als een zuurdesem doortrekken en dan zal de Wederkomst kunnen plaatsvinden. Deze opvattingen zijn dominant in de Rooms-katholieke kerk, in de kerken van de Reformatie en in de moderne charismatische stromingen. Daarbinnen is geen plaats voor de tekenen van de tijd en de boodschap van Jezus’ komst, zoals Hij daar Zelf over sprak: namelijk de oordelen van de Grote Verdrukking, de verlossing van Israël en de komst van het Koninkrijk, namelijk het Vrederijk.

Daarom is de Bijbelse boodschap van Jezus’ komst en de komst van het Vrederijk nodiger dan ooit. Want het alternatief is de boodschap van de antichrist. Die komt ook! En heel de wereld zal hem, de antichrist(!) nalopen en aanbidden! (Openbaring 13:8,14) De Koninkrijk Nu Theologie is de basis voor het valse evangelie van de antichrist en is de grootste wereldwijde bedreiging voor de kerk van vandaag. Er dient een helder Bijbels onderwijs te zijn over het bevrijdende werk van de Heilige Geest en de geestelijke nood van het individu enerzijds én over de leer van de Wederkomst anderzijds. ‘Zie toe op uzelf en op de leer’, zegt Paulus tegen Timoteüs. Het is juist kenmerkend dat in de eindtijd en Geest en de Bruid zeggen: Kom, Here Jezus! (Openbaring 22:17) De Geest spoort Maranatha-christenen aan!
De Maranathaboodschap die Johannes de Heer de kerken binnenbracht, werd bestreden en gewaardeerd. Hij ontving een schriftelijke waardering op zijn 80e verjaardag van de Synode van de Nederlands Hervormde Kerk. Maar de boodschap werd ook bestreden door hen die de aloude dwaling aanhangen van de kerk als het koninkrijk. Moge de Here het werk van Het Zoeklicht blijvend zegenen in de grote nood van deze tijd.

Feike ter Velde