Vragen - jrg. 75-05

ds. Theo Niemeijer • 75 - 1999/2000 • Uitgave: 5
Wordt met de laatste vijand satan bedoeld? Werd hij niet overwonnen aan het kruis? (G.S. te H.)

Antwoord:
In 1 Corinthiërs 15:26 lezen we over het overwinnen van de laatste vijand. Deze laatste vijand wordt in dit gedeelte de dood genoemd. In vers 22 lezen we, dat in Adam allen sterven maar dat in Christus allen levend gemaakt worden. Door de zondeval is de dood tot alle mensen doorgedrongen en heerste vanaf dat moment over de gehele aarde. De dood is niet alleen doorgedrongen tot de mensen, maar tot de gehele schepping. De dood is in ieder detail van de schepping terug te vinden. In Adam is de mens naar geest, ziel en lichaam gestorven. Zo kwam de mens in zijn geheel onder de heerschappij van de dood terecht. We geloven dat Christus de dood overwonnen heeft. "Hij heeft de overheden en machten openlijk tentoongesteld en over hen gezegevierd" (Colossenzen 2:15).
Toen Hij na de drie uren Godverlatenhéid uitriep: "Het is volbracht"! was de macht van satan gebroken. Toch weten we, dat de dood nog niet onttroond is. We hebben nog iedere dag met de dood te maken. We merken de dood in het verval van ons lichaam, maar zien hem ook in de vreselijke dingen die zich rondom ons afspelen. De overste van deze wereld, de vorst der duisternis is nog steeds aanwezig, Hij is wel overwonnen, maar nog niet onttroond. Deze onttroning zal plaatsvinden na het Duizendjarig Vrederijk, wanneer de Here Jezus alles onder Zijn voeten gelegd heeft. In 1 Corinthiërs lezen we dan, dat alles onder zijn voeten onderworpen is. De satanische drie-eenheid (duivel, antichrist en valse profeet) is dan in de poel des vuurs geworpen en zal dan geen enkele invloed meer uit kunnen oefenen. Dat is het moment, waarop de satan en de dood niet alleen overwonnen, maar ook onttroond zullen zijn. Dan breekt de tijd aan, waarin God alles in allen zal zijn en waarin niets meer van de satan en de dood te vinden is.


De artikelen van dhr. Hans Visser hebben ons bepaald bij de periode waarin de antichrist op aarde zal heersen. Is het wel verstandig om onze aandacht zo op de antichrist te "focussen", geven we hem daardoor niet te veel eer? En hoe moeten we ons op deze tijd voorbereiden? Straks kunnen we niets meer kopen omdat we het getal 666 niet willen dragen. Moeten we ons op deze tijd voorbereiden en alvast de noodzakelijke dingen inslaan om zo deze periode te kunnen overleven? (W.Z. te B.)

Antwoord:
We geloven, dat deze vreselijke periode pas na de opname van de gemeente zal aanbreken. De tijd waarin de antichrist op aarde zal werken wordt ook wel de Grote Verdrukking genoemd. Het gaat hier om een periode waarin de Here God Zijn oordeel over de goddeloze wereld zal beginnen uit te storten. De mensen zullen dan de dood zoeken, maar niet vinden. Ze zullen zich voor de toorn van het Lam willen verbergen en vragen dat de bergen op hen vallen! Een vreselijke tijd zal het zijn. Deze periode wordt in het Oude Testament als: de Dag des Heren (Jesaja 12:6.9), de tijd van benauwdheid voor Jacob (Jeremia 30:7) en de zevende jaarweek (Daniël 9:27) aangekondigd. Wanneer we deze gedeelten lezen, zullen we ontdekken om welke vreselijke periode het hier gaat, voor wie deze periode in de eerste plaats bedoeld is en hoelang deze tijd duurt.

Het is mijns inziens zonneklaar, dat deze periode nooit bedoeld kan zijn als een periode die de gemeente nog mee zal moeten maken. Het oordeel van God en de toom van het Lam vormen niet de toekomstverwachting van de gemeente. Hij komt ons juist voor deze vreselijke tijd wegnemen. De gemeente wordt in 2 Thessalonicenzen 2 ook wel de "wederhouder" genoemd. Zolang de gemeente nog op aarde aanwezig is, kan de antichrist zich nog niet ten volle openbaren. Pas wanneer de gemeente weggenomen is, en het zout der aarde weg is, treedt het verderf ten volle op!

Als christenen behoeven we dus geen voorraden in te slaan voor deze Grote Verdrukking.


In veel kringen wordt over de "Bruidsgemeente" gesproken. Paulus leert ons echter, dat de gemeente het "lichaam van Christus" is. Wanneer de gemeente nu het lichaam van Christus is, dan kan zij toch ook niet nog eens de bruid zijn? (E.P. te A.)

Antwoord:
Om de relatie tussen Christus en de gemeente weer te geven worden in het Nieuwe Testament verschillende beelden gebruikt. Zo wordt er gesproken over het fundament en het gebouw, de herder met de kudde, de wijnstok en de ranken, het hoofd en het lichaam en de bruidegom en de bruid. Elk beeld geeft een aspect van onze relatie met Christus aan. Het beeld bruidegom-bruid geeft de onderlinge liefdesrelatie aan, die er tussen Christus en de gemeente bestaat. Het beeld hoofd-lichaam geeft de afhankelijke relatie aan, die er tussen Christus en de gemeente bestaat.


U schrijft in nr. 24 (jaargang 1996) van Het Zoeklicht, dat in Handelingen 10:44 Cornelius als de eerste heiden de Heilige Geest ontving en daarmee als eerste heiden aan de gemeente toegevoegd werd. In Handelingen 2 lezen we echter al over Kretenzen en Arabieren, die de Heilige Geest ontvingen en aan de gemeente toegevoegd werden. Kunt u dit nog eens uitleggen? (T.D. te A.)

Antwoord:
In Handelingen 2 kwamen 3000 Joden en Jodengenoten tot het geloof in Christus. Deze Joden waren bijeengekomen voor het Pinksterfeest (wekenfeest) te Jeruzalem en kwamen uit de landen, die in Handelingen 2:9-11 genoemd worden. Het waren dus Joden, die in het buitenland woonden/geboren waren, maar voor dit grote feest in Jeruzalem aanwezig waren. Deze Joden spraken naast het Hebreeuws natuurlijk ook de taal van de landen waar ze woonden. Het was voor hen een grote verrassing, dat de eenvoudige apostelen de talen spraken van de landen, waar ze vandaan kwamen. Maar nogmaals, het waren allemaal Joden of Jodengenoten (die zich tot het Jodendom bekeerd hadden - proselieten), die tot geloof kwamen.


In Mattheus 27:5 lezen we, dat Judas zich verhing, terwijl we in Handelingen 1:18 lezen, dat hij voorovergestort en opengereten is. Wat is nu vaar? (D.M. te H.)

Antwoord:
Beide verslagen zijn waar. We lezen heel duidelijk, dat Judas zich opgehangen heeft, maar waarschijnlijk is hij vanuit zijn hangende positie later naar beneden gestort.


Met verbazing heb ik Het Zoeklicht van 3 april gelezen, waarin het artikel over de ruiter op het witte paard stond. Hoe kunt u beweren, dat deze ruiter de antichrist is? (mw.K. te A.)

Antwoord:
De ruiter op het witte paard lijkt inderdaad heel erg veel op Christus. Daarin zal de antichrist ook zeker slagen. Hij doet er alles aan om toch maar zoveel mogelijk op Christus te lijken. Maar de ruiter in Openbaring 6:2 zien wij toch heel duidelijk als de antichrist. Christus komt pas in Openbaring 19:11 als de grote Koning op een wit paard naar de aarde terug. Hij komt dan ook niet alleen, maar de vele scharen uit de hemel volgen Hem. Er zijn duidelijke verschillen te zien tussen de ruiter uit Openbaring 6 en 19. Zo heeft de één een pijl en boog, de Ander een twee-snijdend zwaard. De één draagt één kroon, de Ander vele kronen. Ook het tijdstip is heel belangrijk, waarop de ruiter verschijnt. De ruiter uit Openbaring 6 verschijnt aan het begin van de grote verdrukking, terwijl de Here Jezus in Openbaring 19 verschijnt als Koning om op de aarde te regeren. Probeer voor u zelf maar eens deze ruiters te vergelijken en u zult de onmiskenbare verschillen tussen deze twee verschillende ruiters ontdekken!

ds. Theo Niemeijer