Vragen - jrg. 78-17

ds. Theo Niemeijer • 78 - 2002/03 • Uitgave: 17
Vragen

Er komen altijd veel meer vragen binnen, dan er binnen deze rubriek beantwoord kunnen worden. Reacties op eerder gegeven antwoorden worden in de regel in deze rubriek niet verwerkt omdat het hier niet om een correspondentie- maar een vragenrubriek gaat!
Heel vaak worden ook vragen gesteld, die nog niet zo lang geleden beantwoord zijn. Kennelijk is het antwoord dan aan de vraagsteller onopgemerkt voorbij gegaan. Soms worden vragen gesteld, die zo persoonlijk zijn of tot discussie uitlokken en die daarmee ook niet geschikt zijn voor deze rubriek. U begrijpt het wel… niet iedere vraag is geschikt voor deze rubriek. Verder is het goed, dat u rekening houdt met de tijd die er ligt tussen het verzenden van uw brief en het beantwoorden van uw brief in Het Zoeklicht. U moet dan echt wel minstens twee maanden geduld hebben. Het kan niet anders, want de vragen zijn vele. Hopende op uw begrip hiervoor, groet ik u allen hartelijk.



Zaterdagavond 17 augustus luisterde ik naar een radio programma van de EO waarin ds. R. v. Kooten uit Soest een bijbelstudie gaf. Hij leerde dat er volgens hem geen opname van de gemeente bestaat en dat de Here Jezus niet in twee fasen wederkomt. De ‘opname theorie’ zou ontwikkeld zijn naar aanleiding van een profetie van een zekere Margaret Donner in 1830. Hoe denkt u hierover? (M. d. B. te B.)

Antwoord:
Het gaat hier om een Schots meisje Margaret MacDonald die de opwekking in Schotland meebeleefde. De opwekking in Schotland, waarin Edward Irving een belangrijke rol speelde, werd gekenmerkt door profetieën, genezingen en het spreken in tongen. Men bad om een hernieuwde uitstorting van de Heilige Geest en raakte in vervoering. De opwekking die in Ierland gaande was werd daarentegen juist gekenmerkt door intensieve bijbelstudie zonder iedere vorm van extase en vervoering. Irving en de zijnen stonden een glorieuze herleving van de 'Pinkstertijd voor ogen, die o.a. tot uiting zou komen in het herstel van het apostelschap. John Nelson Darby (1800-1882), de grondlegger van de Vergadering der Gelovigen, speelde een belangrijke rol bij de opwekking in Ierland en verwachtte juist een toename van verval in de gemeente. Darby is naar Schotland gereisd om zich op de hoogte te stellen van wat er in Schotland gebeurde, maar zijn oordeel over de Schotse beweging was negatief.

Hij beschouwde haar niet als van God, zoals uit zijn verslag later bleek. (Coll. Wr. VI, p.234v.) Hij schreef over het spreken in tongen en de zogenaamde uitlegging ervan dat het te veel op een toneelstuk leek. MacPherson en anderen hebben echter stellig beweerd, dat Darby onder de indruk gekomen is van de profetie van een jong en eenvoudig Schots meisje, Margaret MacDonald. die in een visionaire toestand, samen met haar zuster, profeteerde en daarbij voor het eerst de idee van de opname van de gemeente zou hebben genoemd. Dit zou Darby aan het denken gezet hebben waarop hij de leer van de opname der gemeente zou hebben ontwikkeld. Deze gebeurtenis is door MacPherson gebruikt om de leer van de opname der gemeente te bestrijden. We weten echter dat Darby deze Schotse opwekkingsbeweging, waarbij Margaret MacDonald behoorde, kritisch afgewezen heeft en dat Darby reeds eerder op de hoogte was van de opname der gemeente. In Nummer 15 van Het Zoeklicht heb ik al eerder over de geschiedenis rond de boodschap van de opname van de gemeente geschreven. Alle bewijzen ontbreken voor de bewering van MacPherson en de zijnen. De hele theorie over Margaret MacDonald berust op drijfzand, zoals later door Ice en Huebner aangetoond werd. Het is heel kortzichtig wanneer theologen op basis van deze vage verhalen de leer van de opname der gemeente bestrijden.

Veel beter is het om Gods Woord diepgaand en objectief te onderzoeken om tot de conclusie te komen, dat de kerk niet in de plaats van Gods eeuwige verbondsvolk Israël gekomen is, maar dat God straks, nadat de gemeente in heerlijkheid opgenomen is, de draad met Israël weer op zal pakken om uiteindelijk tot zijn doel met dit volk te komen. (Lectuur: "Zo zullen wij bij de Heer zijn" van Fijnvandraat & Medema)


Wat wordt nu precies bedoeld met de woorden van de Here Jezus: "dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt". (Mattheus 24:34; Marcus 13:30 en Lucas 21:32) (S. Oord te A.)

Antwoord:
De rede over de laatste dingen vinden we in de drie synoptici: Mattheus, Marcus en Lucas. Aan het einde van deze rede vinden we telkens weer hetzelfde slot: "Let op de vijgenboom... en dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt". We zien in de rede van de laatste dingen gebeurtenissen opgesomd die binnen de toen levende generatie nog plaatsvonden. We denken hierbij aan de omsingeling van Jeruzalem door de Romeinse legerkampen (Lucas 21:20), de verwoesting van de tempel (Marcus 13:2) en de diaspora van het volk Israël. In het jaar 70 na Chr. vonden deze dingen letterlijk plaats toen de Romeinse legers van keizer Titus Jeruzalem omsingelden, waarop enkele jaren later de stad en de tempel verwoest werden en het volk uit het land wegvluchtte waarmee voor Israël de diaspora een feit werd. In dit geval zou je het woord "dit geslacht" mogen zien als een tijdsperiode van veertig jaar. Er worden in de rede van de laatste dingen echter veel meer zaken aangekondigd, die tot op heden op hun vervulling wachten. We denken hierbij o.a. aan het toenemen van de verleidingen, de openbaring van de antichrist, het oprichten van de "gruwel der verwoesting", het zuchten van de schepping, het herstel van Israël en uiteindelijk de zichtbare wederkomst van de Here op de wolken.

Duidelijk is het dat de toen levende generatie (dit geslacht) deze gebeurtenissen in hun leven niet meegemaakt hebben en reeds lang gestorven zijn. Bij een juiste uitleg van de woorden: "dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt" moeten we niet het woord "geslacht" als tijdsaanduiding van veertig jaar zien, maar veel meer als aanduiding van het Joodse geslacht, dat alles overleeft en aan het einde der geschiedenis er nog steeds is. Het is een groot wonder dat het Joodse volk alle vervolgingen overleefd heeft en dat dit aloude volk in de eindtijd nog zo'n belangrijke rol zal spelen. Inderdaad: "Dit geslacht (Joodse volk) zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt"!


Kunt u mij duidelijkheid verschaffen over de zeven scheppingsdagen? Gaat het hier om dagen van 24 uur? Zo ja, zouden er dan tussen deze dagen nog langere perioden kunnen liggen? (R. S. te A.)

Antwoord:
Omdat er telkens staat: "Toen was het avond geweest en het was morgen geweest" nemen we aan, dat het hier om gewone dagen van 24 uur gaat. Omdat hier ook steeds een telwoord voor de dag geplaatst is: de eerste, tweede, derde dag enz. gaat men er in het Hebreeuws vanuit, dat hiermee altijd dagen van 24 uur bedoeld worden. Anders is het wanneer van de "Dag des Heren", of de "Dag der genade" sprake is, waarbij men aan een tijdsperiode moet denken. De dagen zullen elkaar ook normaal opgevolgd hebben, omdat we tijdens de vierde dag kunnen lezen, dat de zon, maan en sterren geschapen werden om: te dienen als aanwijzing tot vaste tijden als van dagen en jaren! (Genesis 1:14). Het lijkt me niet aannemelijk, er van uit te gaan, dat de zon en de maan eerst heel erg traag hun baan door het heelal vervolgenden. Trouwens, wanneer de zon te lang achter elkaar één kant van de aarde zou beschijnen, dan zou de aarde aan die kant geheel verschroeien. Het ligt het meest voor de hand, te geloven, dat de Here God in zes dagen van 24 uur deze aarde geschapen heeft en op de zevende dag gerust heeft. Voor God wordt het niet moeilijker om de aarde in zesduizend jaar of gewoon in zes dagen te scheppen. Laten we toch alstublieft niet te klein over de almachtige God denken!

ds. Theo Niemeijer