Vragen - jrg. 79-02

ds. Theo Niemeijer • 79 - 2003/04 • Uitgave: 2
Vragen

In Openbaring 19:8 lezen we, dat de vrouw van het Lam zich gereed heeft gemaakt en haar gegeven is, zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden. Volgens dit vers worden deze witte klederen "de rechtvaardige daden der heiligen" genoemd. Wanneer het nu in een christenleven aan deze rechtvaardige daden ontbreekt, is er dan voor hen ook geen toekomst als Bruid van Christus? (R. K. te H.)

Antwoord:
Er bestaat een wijdverbreide leer waarin geleerd wordt dat alleen de "Overwinnaars", die aan het einde van de zeven zendbrieven uit Openbaring 2 en 3 genoemd worden, bij de Bruid van Christus behoren. Vleselijke christenen, die wel behouden zijn maar er niet naar leven, worden wel behouden, maar "als door vuur heen" en behoren dan ook niet tot de Bruid van Christus… zo meent men in deze leer. Zij zijn niet in staat zich te bekleden met witte klederen omdat het hen aan rechtvaardige daden ontbreekt.
We lezen echter in Openbaring 19 "Haar is gegeven, zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te bekleden", waarin aangegeven wordt, dat deze klederen geen eigen verdienste maar een geschenk van God zijn. Zo lezen we in Jesaja 61:10 "Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, met de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omhuld, gelijk een bruidegom die zich als priester het hoofdsieraad ombindt, en gelijk een bruid, die zich met haar versierselen tooit". De klederen des heils en de mantel der gerechtigheid zijn geen verdiensten onzerzijds, maar enkel genadegiften van God. Toen de Here God Adam en Eva na de zondeval met dierenvellen bekleedde, was er geen enkele activiteit van hen… God zorgde voor klederen en zij lieten zich door Hem bekleden. Zo lezen we in Galaten 3:27, dat allen die in Christus gedoopt zijn, met Christus bekleed zijn". Dit kleed heeft iedere gelovige ontvangen en moet meer dan genoeg zijn als bruiloftskleed om tot de bruid van Christus te behoren.
In Openbaring 19:8 staat dan ook volgens de S. V. "Dit fijne linnen zijn de rechtvaardigheden der heiligen". Het gaat hier dus niet zozeer om goede werken en daden die wij verricht zouden hebben, maar om de rechtvaardigheden, die we in Christus ontvangen hebben. De Romeinenbrief maakt ons duidelijk, dat we de gerechtigheid Gods ontvangen hebben, niet door eigen werken maar alleen door het geloof. Vanuit deze rechtvaardiging worden ons daaropvolgend vele rechtvaardigingen geschonken. Paulus heeft deze rechtvaardiging niet alleen ervaren bij zijn bekering, maar al de dagen, die daarop volgden. Hij werd door valse broeders beschuldigd, maar door God gerechtvaardigd. Hij werd door de overheid beschuldigd…en niemand stond hem terzijde, maar werd door God gerechtvaardigd. Zo ontvangt men in dit leven rechtvaardigheden, waar we ons bij onze ontmoeting met Christus mee mogen bekleden. Niet zelf gekochte, verdiende of verworven kleden, maar zoals Openbaring 19:8 ons leert, uit genade ons geschonken.
De Bijbel maakt ons duidelijk dat iedereen, die door het bloed van Christus gerechtvaardigd is, bij de bruid van Christus behoort. Door genade worden we toegevoegd aan zijn lichaam, waarvan Hij het Hoofd is, we worden als levende stenen een deel van Gods bouwwerk waarvan Hij het fundament is, we worden een schaapje van de kudde, waarvan Hij de goede Herder is en zo worden we ook toegevoegd aan de bruid van onze hemelse Bruidegom.


In Daniël 9:24 lezen we over de zeventig jaarweken, die uiteindelijk voor het volk Israël "eeuwige gerechtigheid" zullen brengen. In Zacharia 3:9 staat, dat de Here op één dag de ongerechtigheid van dit land zal wegdoen.
• Gebeurt dit bij zijn wederkomst op aarde?
• Houdt deze reiniging verband met "Het zien van Hem die zij doorstoken hebben"?
• Gaat dan: "Aldus zal gans Israël behouden worden" in vervulling?
• Welk criterium wordt gehandhaafd bij het volkerenoordeel?
• Is onze huidige houding ten opzichte van Israël niet ontzettend belangrijk ten aanzien van hen, die na de opname op aarde achterblijven? (G. M. te R)


Antwoord:
De zeventig jaarweken, waarover Daniël 9 handelt, omschrijft de tijdsperiode die God nodig heeft om tot zijn doel met Israël te komen. In vers 24 lezen we hierover:
• De overtreding wordt voleindigd.
• De zonde wordt afgesloten.
• Ongerechtigheden worden verzoend.
• Eeuwige gerechtigheid wordt gebracht.
• Gezicht en profeet wordt bezegeld.
• De Heiligheid der heiligheden wordt gezalfd.(S.V.)
U begrijpt wel, dat het hier om de volkomen vergeving, reiniging, rechtvaardiging, vervulling van de profetieën en de uiteindelijke zalving van de Messias gaat.
De laatste jaarweek (zeven jaar) van deze zeventig jaarweken vormt de grote verdrukking, waarover Daniël 12:1, Mattheüs 24:21 en Openbaring 7:14 spreken. Tijdens de eerste helft van deze zeven jaar zal Israël een verbond met de antichrist sluiten, een verbond met de dood, zoals Jesaja dit verbond noemt (28:15). In het midden van deze grote verdrukking zal het verbond verbroken worden en komt Israël helemaal alleen te staan. Daarmee begint het geestelijk herstel van Israël. De benauwdheid zal voor hen eindigen op het moment, waarop hun Messias zal wederkeren om hen van alle vijanden te verlossen. Dan zullen ze Hem met verbazing aanschouwen (2 Thessalonicenzen 1:10) en een rouwklacht over Hem aanheffen als de rouwklacht over een enig kind (Zacharia 12:10).
Op deze dag zal Hij plaats nemen op de troon van David, in het dal van Josafat, om als koning der Joden de volkeren te oordelen en rechtvaardigen als schapen van de bokken te scheiden.
De houding van de volkeren ten opzichte van zijn volk Israël is dan bepalend voor deelname aan het Messiaanse vrederijk. In Joël 3:1-2 lezen we hier meer over: "En Ik zal aldaar met de volkeren in het gericht treden ter oorzake van mijn volk en van mijn erfdeel, dat zij onder de volken verstrooid hebben". Israël is Gods oogappel en wie zijn volk aanraakt, raakt zijn oogappel aan. De Here zegt dan ook tegen de "bokken" tijdens dit volkerenoordeel waarover we ook in Mattheüs 25:31-46 kunnen lezen: "In zover gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan". Met andere woorden, dat wat je mijn volk aandoet, doe je Mij aan! Tegen Abraham zei de Here: "Wie u zegent, zal Ik zegenen, wie u vervloekt, zal Ik vervloeken."
Wanneer Christus wederkomt zal Hij zijn volk op één dag volkomen reinigen en aan wat vroeger gebeurd is, zal niet meer gedacht worden. Zijn volk zal een zegen in het midden der aarde worden en de volkeren zullen naar Jeruzalem stromen om van het Joodse volk wetsondericht te ontvangen.
Voor de vreselijke grote verdrukking zal Hij eerst de gemeente opnemen… niet omdat een angstige gemeente met de staart tussen de benen er tussenuit zal glippen, maar omdat de grote verdrukking begint met Gods oordelen over deze zondige wereld en de gemeente niet tot het oordeel gesteld is. Wij ontmoeten de Here Jezus niet als oordelend rechter, maar als onze liefdevolle Bruidegom die zijn bruid tot Zich zal nemen, als het Hoofd dat met zijn lichaam verenigd zal worden.
De achterblijvers zullen een verschrikkelijke tijd tegemoet gaan. Geloof zal dan met de martelaarsdood betaald moeten worden. Voor hen die bij de wederkomst van Christus nog in leven zijn, is hun houding ten opzichte van Gods volk Israël van levensbelang. Zeker is het daarom onze roeping om nu een duidelijk geluid te laten horen, dat Israël Gods eeuwige verbondsvolk is en blijft.

ds. Theo Niemeijer