Vragen - jrg. 79-13

ds. Theo Niemeijer • 79 - 2003/04 • Uitgave: 13
Vragen



Het boek Openbaring roept bij mij veel vragen op. Zo wordt in Openbaring 6:3 gesproken over het vierde deel der mensen, dat om zal komen als gevolg van het zwaard, de honger, de zwarte dood en de wilde dieren, maar in Openbaring 9:18 over het derde deel der mensen, dat zal omkomen bij de zesde bazuin. Zo lezen we ook over verschillende aardbevingen. Gaat het hier om dezelfde gebeurtenissen of steeds weer afzonderlijke rampen die zich achtereenvolgens voltrekken? Bestaan er ook grondige studieboeken over dit laatste bijbelboek? (K. T. te B.)



Antwoord:

In het laatste bijbelboek gaat het om de Openbaring (Apocalipsis), letterlijk de onthulling van Christus. Het zijn dan ook deze woorden waarmee Johannes dit boek begint. Aan het einde lezen we hoe de Zoon van God onthuld wordt en voor aller oog zichtbaar op aarde wederkomt.

In de Openbaring krijgen we te maken met zeven zegels, waarmee een boekrol verzegeld is, die achtereenvolgens één voor één verbroken worden en waaraan afzonderlijke gebeurtenissen verbonden zijn. Tijdens de verbreking van het laatste zegel krijgen we te maken met zeven oordeelsbazuinen die de verschillende oordelen aankondigen. De zevende bazuin kondigt dan weer de zeven oordeelsschalen aan, die vanaf dat moment over de aarde uitgegoten worden. Deze "drie keer zeven" gebeurtenissen vinden plaats tijdens de grote verdrukking die na de opname van de gemeente los zal breken. In 3:10 lezen we, dat Hij ons wil bewaren voor deze "ure der verzoeking", die over de gehele aarde komen zal, om hen te verzoeken "die op aarde zijn". Na Openbaring 3 wordt in de Openbaring steeds gesproken over "hen die op de aarde zijn" en "hen, die in de hemel zijn". De scheiding tussen deze twee groepen wordt door de opname van de gemeente veroorzaakt, waarbij de gelovigen de aarde verlaten en hun intrek nemen bij hun Here in de hemel, terwijl de ongelovigen achterblijven en deze verschrikkelijke tijd mee zullen moeten maken.

Met uitzondering van een paar gedeelten (bv. 21:1-8 komt na 22:5) is het boek chronologisch opgebouwd. Inderdaad komt het dan voor, dat tijdens de verbreking van het vierde zegel een vierde deel van de mensheid omkomt, terwijl later, bij de zesde bazuin nog eens een derde deel van de mensen die over gebleven zijn zullen sterven door de plaag, die deze bazuin veroorzaakt. Zo lezen we ook over verschillende aardbevingen die een wereldwijde omvang zullen hebben en in heftigheid elkaar zelfs nog zullen overtreffen en waar dan ook weer verschillend op gereageerd zal worden. Eerst kruipen ze in de holen en spelonken en zijn ze bevreesd voor de toorn van het Lam, terwijl later, na een nog vreselijker aardbeving, de mensen God zullen lasteren. De vijandschap naar God neemt tijdens de grote verdrukking alleen nog maar toe, totdat de grote climax bereikt wordt bij Harmageddon, waarbij alle volkeren zich tegen de God van Israël zullen keren en het Joodse volk voor altijd van de aardbodem denken te vegen. Dan zal de God van Abraham, Izaäk en Jacob in grote ijver voor zijn volk ontbranden en zijn volk uit de handen van de vijanden verlossen. Dan zal het Joodse volk Hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben en een rouwklacht aanheffen. Het volk zal zich tot de laatste man tot God bekeren, waarop gans Israël behouden zal worden.

Het boek Openbaring richt zich niet alleen op de tijd die straks, bij de aanvang van de grote verdrukking, komen gaat. We leven nu reeds in de periode beschreven in Openbaring 2 en 3, de tijd van de zeven gemeenten. In deze zeven brieven aan de gemeenten te Klein Asia zien we ook de profetische lijn voor de gemeente vanaf de uitstorting van de Heilige Geest in Jeruzalem, waarmee de gemeente geboren werd, tot aan de afvallige, verkilde gemeente, vlak voor de grote verdrukking. U heeft niet veel fantasie nodig om de laatstgenoemde gemeente, Laodicea, te kunnen vergelijken met de gemeente van vandaag. Beste lezers, alles wijst er op dat hoofdstuk drie van Openbaring bijna ten einde gekomen is en dat de bladzijde omgeslagen wordt naar het volgende hoofdstuk, waarbij Johannes opklimt naar de hemel en daarbij het aardse toneel verlaat. Zoals Johannes bij het omslaan van deze bladzijde in de hemelse heerlijkheid verplaatst werd, zo zal zeer binnenkort de gemeente het aardse verlaten om in heerlijkheid opgenomen te worden. Bent u er klaar voor om Hem te ontmoeten? Zo niet, dan wacht u een vreselijke tijd van verdrukking op aarde. De oproep voor Laodicea was: "koop van Mij goud, dat in vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken opdat gij zien moogt" (3:18). Hebben we het ware goud reeds gevonden…het bloed van Christus dat ons vrijgekocht heeft van de zonde en dat volgens Petrus kostbaarder is dan vergankelijk goud? (1 Petrus 1:18,19) Zijn we reeds met witte klederen bekleed, of staan we net zoals Adam en Eva nog met onze vijgenbladeren, naakt voor God? Zoals God Adam en Eva met vellen van dieren bekleed heeft, zo worden we nu door het geloof met Christus bekleed! (Gal. 3:27) Heeft de Heilige Geest onze ogen al geopend voor de wonderen uit Gods Woord en hebben we reeds open ogen gekregen voor het profetische Woord? Laten we zo waakzaam en nuchter zijn… want de tijd is nabij!





In het Zoeklicht van 8 februari schrijft u naar aanleiding van 1 Johannes 5:16 "Er is maar één zonde waarvoor geen vergeving mogelijk is en dat is de zonde van het "verwerpen van Christus als Verlosser". Iemand, die Christus verwerpt, ontvangt geen vergeving en is daarmee eeuwig verloren". Als mensen dit lezen worden ze bang… eeuwig verloren? De Here Jezus neemt toch zondaars aan en roept op, zich te bekeren? Graag uw antwoord hierop. (H. v. E. te S.)



Antwoord:

Johannes heeft het in het vijfde hoofdstuk van zijn eerste brief over de "zonde tot de dood" en "zonde, niet tot de dood" (vs. 16-17).

De eerste drie hoofdstukken van de Romeinenbrief leren ons, dat alle zonden uiteindelijk tot de dood leiden. "Het loon wat de zonde geeft, is de dood!" Wanneer echter iemand met zijn zonden bij het kruis van Christus neerknielt en de zonde belijdt en om vergeving vraagt, ontvangt zo iemand, op grond van het volbrachte werk op Golgotha, vergeving en eeuwig leven. Zo lezen we in dezelfde brief van Johannes: "Het bloed van Jezus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zonden… Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheden" (1:7-9).

"Zonde, niet tot de dood" is zonde die bij het kruis beleden werd en door het bloed van Christus vergeven is. "Zonde tot de dood" is zonde die het kruis verwerpt, waardoor vergeving onmogelijk is en uiteindelijk de eeuwige dood als gevolg heeft.

Door het geloof in Christus wordt de "zonde tot de dood" omgebogen tot de "zonde, niet tot de dood", en deze mogelijkheid wordt iedere zondaar aangereikt. Zondaren, die in hun leven Christus blijven verwerpen moeten helaas sterven met hun "zonde tot de dood". De "zonde tot de dood" is dus het blijvend verwerpen van het verlossingswerk van Christus.





Kunt u mij iets vertellen over de Maronietenen en het maronitisch geloof? (J.v.K. te L.)



Antwoord:

Het maronitisch geloof is een christelijke sekte met zo'n half miljoen aanhangers die zich, met name, in de nabijheid van het, uit de zesde eeuw stammende, klooster van de heilige Maro, in het noordelijke deel van Libanon gevestigd hebben. Hun leer werd in 680 op het zesde concilie van Konstantinopel veroordeeld, waarop ze naar Noord-Libanon vluchtten. Als strijdbare volksstam wisten ze zich, ook onder de heerschappij van de Islam, een zekere staatkundige zelfstandigheid te verzekeren. Ten gevolge van de kruistochten traden ze in 1182 in verbinding met Rome. Pas in 1736 nam een maronisch concilie de definitieve besluiten van Trente en de Roomse catechismus aan. Niettemin hebben de Maronieten aan enkele eigenaardige gebruiken vastgehouden. Hun hoofd heet nog altijd "Patriarch
van Antiochië" en legt om de tien jaar aan de Paus rekenschap af van de toestand van de maronitische kerk. Ze hebben ook een eigen opleidingscentrum. Er zijn vijf aartsbisdommen en vijf bisdommen. De Maronieten leven het meest in Syrië en Libanon.



ds. Theo Niemeijer