Vragen - jrg. 79-21

ds. Theo Niemeijer • 79 - 2003/04 • Uitgave: 21
Vragen

Ik heb altijd gemeend, dat de gelovige na het sterven bij de Here Jezus in het Paradijs zal zijn. Volgens verschillende artikelen staan de doden bij de opname uit de graven op om dan met Hem naar het Vaderhuis te gaan. Zijn het Paradijs en het Vaderhuis dan verschillende plaatsen? (W. K. te K. Zuid Afrika)

Antwoord:
Met de uitdrukking "Paradijs" wordt letterlijk een hof, een ommuurde tuin, bedoeld. Net zoals de Hof van Eden uit Genesis 3. We zouden kunnen zeggen, dat deze hof rond het Vaderhuis ligt. Christenen die ontslapen zijn, verblijven bij de Here Jezus in het Paradijs en nog niet in het Vaderhuis met zijn vele woningen, zoals de Here Jezus dit huis in Johannes 14:2 omschrijft. Pas na de opname van de gemeente komt de gemeente tot haar einddoel om in het Vaderhuis te genieten van de zegeningen en de heerlijkheid die Christus had, voor Hij naar deze wereld kwam (Johannes 17:24).
Het lichaam van de ontslapene wordt tot op het moment van de opname als een kiem, een graankorrel, van het verheerlijkte opstandingslichaam aan de aarde toevertrouwd. De ziel van de ontslapene verhuist direct bij het sterven naar het Paradijs. In Openbaring 6:11 lezen we over zielen aan wie een wit gewaad gegeven worden…een tijdelijk lichaam. We moeten hierbij denken aan de verschijning van engelen, die ook een "soort" lichaam, een verschijningsvorm hebben, waarmee ze kunnen strijden (denk aan de worsteling met Jacob), zichtbaar kunnen verschijnen (denk aan Gabriël bij de aankondiging van de geboorte van de Here Jezus) en zelfs kunnen eten en drinken (denk aan de twee engelen, die Abraham - en later Lot ontmoetten en zelfs met hen gegeten en gedronken hadden.).
Bij de opname van de gemeente komen de zielen van de ontslapenen met Christus terug, waarbij deze zielen zich met hun, in de aarde gezaaide, ontzielde, lichamen opnieuw zullen herenigen. Dan zullen de in Christus ontslapenen uit de graven opstaan met een verheerlijkt opstandingslichaam. Tegelijkertijd zullen de, nog op aarde levende, gelovigen in een "atoom des tijds" (zie 1 Corinthiërs 15:50-53) veranderd worden en ook zo'n verheerlijkt lichaam ontvangen, waarna zij samen de Here tegemoet zullen gaan en in het Vaderhuis opgenomen worden (zie hiervoor ook 1 Thessalonicenzen 4:13-18).


In Mattheüs 24:21 wordt door de Here Jezus over een grote verdrukking gesproken. Zou met deze verdrukking niet de Holocaust bedoeld worden. Kan het nog erger dan het leed dat het Joodse volk aangedaan is tijdens de Tweede Wereldoorlog? Zou de Here Jezus in Mattheüs 24 misschien over twee verdrukkingen gesproken kunnen hebben: één als de holocaust en één in de eindtijd? (H. M. te R.)

Antwoord:
De uitdrukking "de grote verdrukking" komen we in het Nieuwe Testament, naast het vers uit Mattheüs 24, ook nog tegen in het boek Openbaring (7:14). In het Oude Testament schrijft ook Daniël over de grote verdrukking: "…en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds de volken bestaan, tot op die tijd toe" (12:1). Het gaat hier in Daniël met zekerheid over dezelfde verdrukking als, de door de Here Jezus genoemde, verdrukking in Mattheüs 24:21. Het is een verdrukking die volgens Lucas 21:27, direct voorafgaand aan de wederkomst van de Here Jezus, plaats zal vinden. Ook Mattheüs 24:29-30 maakt ons duidelijk, dat direct na de verdrukking de Here Jezus zal wederkomen: "Terstond na de verdrukking…zal het teken van de Zoon des Mensen verschijnen…" In dit laatste vers gaat het niet om een andere verdrukking, maar dezelfde als de in vers 21 genoemde grote verdrukking. Hoe erg de holocaust ook geweest mag zijn…de grote verdrukking zal de holocaust nog overtreffen. (zoals er niet geweest is…en ook nooit meer komen zal). Nog erger, dan bij de verwoesting van Jeruzalem door keizer Titus, nog erger dan de vervolgingen onder keizer Antiochus Epifanus en inderdaad nog erger dan de vervolgingen onder Hitler. Wel is het belangrijk, dat deze verdrukking niet alleen het Joodse volk zal treffen, maar alle mensen die na de opname van de gemeente achter zullen blijven. Het is juist, dat Hij zijn volk in deze vreselijke tijd zal bewaren en uitredden. En het is juist om dit uitverkoren volk, dat deze oordeelsperiode ingekort wordt tot zeven jaar!


In Lucas 20:36 staat, dat we zullen zijn als de engelen. Gaan we bij de opname van de gemeente de Here Jezus zo dan tegemoet? (M. M. te S.)

Antwoord:
Er bestaat een groot onderscheid tussen engelen en de verlosten van de gemeente van de Here Jezus Christus. Engelen begeren een blik te slaan in het heerlijke Evangelie, dat ons gebracht is (1 Petrus 1:12) en worden "dienende geesten genoemd die ten dienste van hen die het heil beërven, uitgezonden zijn" (Hebreeën 1:14).
Met de woorden "we zullen zijn als de engelen" beantwoordt de Here Jezus een vraag van de Sadduceeën. Zij vertelden de Here Jezus over een weduwe die zeven mannen gehad had, maar die allen overleden waren en vroegen Hem nu, met wie van de zeven mannen zij in de opstanding getrouwd zal zijn? Hierop antwoordde de Here Jezus met de woorden: "…zij die opstaan huwen niet en worden niet ten huwelijk genomen…want zij zijn als de engelen." Er bestaan dus kennelijk geen mannelijke en ook geen vrouwelijke engelen. In de hemel zetten we ons huwelijks - maar ook ons gezinsleven niet voort. De relaties in de hemel zijn vele malen mooier en intenser dan de mooiste relaties die je in dit leven ooit gehad hebt.


B. D. te V. merkt op, dat "de rede over de laatste dingen" in Mattheüs 24 met name gaat over de wederkomst van Christus voor zijn volk Israël. Hij wijst ons op het feit, dat volgens 1 Corinthiërs 12:12-27 de gemeente het lichaam van Christus is. Wie mag dan wel de bruid zijn?

Antwoord:
Inderdaad gaat het in Mattheüs 24, met name om de zichtbare wederkomst van Christus op aarde en niet om de opname der gemeente. De uitdrukkingen: vluchten naar de bergen…zij die in Judea zijn…die op het dak zijn…laat het niet op een Sabbath zijn, moeten we duidelijk Joods - gericht lezen en zien. Wij hebben vanuit Het Zoeklicht ook nooit anders geleerd. In de evangeliën en het Oude Testament is de opname van de gemeente een verborgenheid… het "geheim", waarover Paulus het heeft in de Efeziërs - en de Colossenzenbrief. Toch komen we de opname van de gemeente in verborgen termen ook tegen in Mattheüs 24 en dan met name in vers 39-41 "twee zullen in het veld zijn, één zal aangenomen worden en één achtergelaten worden…".
Wat betreft het beeld van de gemeente, als lichaam van Christus, het volgende. De gemeente wordt ook met levende stenen, een tempel van God vergeleken, gebouwd op de hoeksteen: Christus. We worden ook vergeleken met een kudde schapen, geleid door de Herder. Zo wordt de gemeente ook vergeleken met een lichaam, waarvan Christus het Hoofd is, maar ook met de bruid, waarvan Christus de Bruidegom is. Deze verschillende beelden spreken elkaar niet tegen maar vullen elkaar juist aan.


Boven Jesaja 53 staat "Vierde profetie aangaande de Knecht des Heren: zijn plaatsvervangend lijden". Het eerste gedeelte van dit hoofdstuk kan ik daar wel inkomen, maar vanaf vers acht heb ik moeite, Hem als de lijdende Knecht te zien. Waarom staat deze profetie trouwens in de verleden tijd? (E. d. G. te E.)

Antwoord:
De titel boven dit hoofdstuk is niet geïnspireerd en komt dan ook niet voor in de oorspronkelijke versie van de Jesaja boekrol, hoewel ik het een passende titel voor dit hoofdstuk vind. Kijkt u maar in Handelingen 8:32-35, waar Filippus ons duidelijk laat zien, dat het in dit hoofdstuk over het lijden, sterven…maar ook over de opstanding en verheerlijking van de Here Jezus gaat.
Wanneer u het hoofdstuk uit leest komen we de lijdende Knecht ook na het achtste vers verschillende keren tegen: afgesneden van het land der levenden (vs. 8)…zijn graf bij de goddelozen, de rijke (Jozef van Arimatea) (vs. 9)…geen bedrog in zijn mond (vs. 9)…de Here verbrijzelde Hem (vs. 10)…enz. Veelvuldig werden profetieën in het verleden geschreven omdat 1. Het te maken had met een gebeurtenis uit die tijd als een zogenaamde voorvervulling van de uiteindelijke vervulling in Christus. 2. De profeet zijn boodschap wilde bevestigen en de profetie uitsprak…als was het al vervuld…zo zeker!

ds. Theo Niemeijer