Vragen - jrg. 79-23
Vragen
In 2 Thessalonicenzen 2:3-8 wordt gesproken over de "zoon des verderfs" de antichrist die zal komen maar die door "hem die weerhoudt" tegengehouden wordt om zich aan de wereld te openbaren. Laatst hoorde ik dat deze wederhoudende macht de, sinds de spraakverwarring, verbroken communicatie is. Hoe denkt u hierover? (J. S. te L.)
Antwoord:
Over deze wederhoudende macht wordt heel verschillend gedacht. Sommigen zien hierin de Romeinse overheid met de daaraan verbonden wetgeving die de verschijning van de antichrist tegenhouden. Anderen denken meer aan de engel Michaël die als de hemelse legermacht aanvoerder de antichrist verhindert zich te openbaren. Sommigen denken aan de Here Jezus Zelf, die hem weerhoudt, en nu dus ook weer iemand die aan de Babylonische spraakverwarring denkt. We geloven dat geen van deze meningen ook maar iets met de wederhouder te maken hebben die we in 2 Thessalonicenzen tegenkomen. Hoe kan een goddeloze Romeinse macht de macht van de antichrist tegenhouden? Het is juist andersom… de antichrist zal juist de grote leider van het herstelde Romeinse rijk zijn! Zouden Michaël en de Here Jezus Zelf de aftocht moeten blazen tegenover de macht van de antichrist? Zou de antichrist dan sterker zijn dan de hemelse legerscharen en zelfs sterker dan de Here Jezus Zelf? Geeft Gods Woord ons dan ook maar enige aanwijzing dat we bij de wederhoudende macht aan de spraakverwarring moeten denken? De spraakverwarring zal pas werkelijk voorbij zijn, wanneer er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen zijn en de eerste dingen (ook de spraakverwarring) voorbij zullen zijn.
Er bestond over de komst van Christus in de gemeente van Thessalonica veel misverstand. In het eerste hoofdstuk (4:13-18) onthult Paulus hun het geheim omtrent de opname van de gemeente. In de tweede brief probeert Paulus duidelijkheid te verschaffen over het moment van Zijn komst voor de zijnen. Sommigen meenden dat de grote verdrukking reeds aangebroken was. De apostel probeert hen duidelijk te maken, dat dit nog niet het geval kan zijn. In 2:3 wijst hij hen op twee gebeurtenissen die plaats moeten vinden voor én tijdens zijn komst voor de gemeente: afval en de verschijning van de mens der wetteloosheid.
Het eerste is een duidelijk gegeven dat we juist de laatste tijd sterk tegen komen. De grote afval grijpt om zich heen, vooral in Europa, met uitzondering van enkele kerken, die nog een sterke groei meemaken. Over het algemeen genomen neemt het aantal christenen ieder jaar met enorme aantallen af. Moslims en Boeddhisten doen het, wat betreft het aantal wereldwijde leden, stukken beter dan de christenen! Het lijkt er op dat de christenen hun tijd op aarde gehad hebben en uiteindelijk het christendom een marginaal gebeuren aan het worden is, zonder enige wereldwijde invloed. Dit klinkt misschien heel erg somber…maar ik denk wel dat het de realiteit weergeeft.
Dan worden er twee zaken genoemd: "de mens der wetteloosheid, de tegenstander" en "het geheimenis der wetteloosheid". Beiden worden tegengehouden door "iets dat hem weerhoudt" (vs. 6) en door "hij, die op het ogenbik nog weerhoudt". We hebben hier te maken met het "geheim der wetteloosheid" als een ontwikkeling, een werking, die reeds in werking is (vs. 7). We zien deze ontwikkeling steeds duidelijker worden. "Wetteloosheid" heeft ook alles te maken met "bijbelgebruik". Binnen de gemeente van Christus is het bijbelgebruik schrikbarend afgenomen. Veel voorgangers kiezen liever voor entertainment in hun diensten, dat vooral niet christenen aanspreekt, dan voor de eenvoudige verkondiging van het evangelie. Dagelijks bijbelgebruik wordt hiermee niet aangemoedigd. Er is zeer weinig bijbelkennis onder Gods volk. Aan de andere kant zien we de werking der wetteloosheid binnen de Europese wetgeving, waar men bezig is met de opstelling van de Europese grondwet. Zoals het er nu uit ziet, zullen de christelijke en Joodse waarden en normen in deze grondwet niet terug te vinden zijn. Het CDA kan nog een laatste poging ondernemen om deze normen en waarden in de grondwet op te nemen…maar zou het wat uitmaken?
Inderdaad, het geheim der wetteloosheid is reeds in werking, maar nog niet volledig. Zolang er nog een christelijke omroep bestaat, een christelijke politieke partij, christelijke scholen en vele miljoenen christenen die hun geloof beleven en belijden, wordt deze werking nog enigszins binnen de perken gehouden. U begrijpt wel wat er zou gaan gebeuren, wanneer er helemaal geen christenen meer in de regeringsgebouwen van Den Haag zouden werken, wanneer er geen enkele christelijke partij of omroep meer zou bestaan, wanneer de miljoenen christenen weg genomen zouden worden zodat hun invloed op aarde helemaal op zou houden. Dan is het zout der aarde weg en kan het verderf toeslaan…dan is het licht der wereld weggenomen en wordt het volkomen duister op aarde. Dan is er geen plaats meer voor Gods Geest op aarde. Hij, die vanaf Handelingen 2 (de uitstorting van Gods Geest op de Pinksterdag in Jeruzalem) in de gemeente op aarde woonde, zal dan niet meer op aarde wonen. Hij zal nog wel zijn werk doen op aarde en er zal dan nog een grote schare tot geloof komen, maar Hij woont er niet meer. U begrijpt wel, dat met de wederhoudende macht de gemeente van de Here Jezus bedoeld wordt die plaats zal maken voor de macht der wetteloosheid en dat "hij, die op het ogenblik nog weerhoudt" Gods Geest is, die dan met de gemeente ook zijn aardse woonplaats voor het hemelse verwisselt.
U schrijft dat naar aanleiding van Romeinen 11:26 "aldus zal gans Israël behouden worden" daar alleen de dan nog levende Joden mee bedoeld worden. Ik geloof, dat het hier om alle Joden, die ooit geleefd hebben, gaat. Niet de gemeente, maar Israël is de bruid en de Here neemt geen genoegen met een "halve bruid". Als Israël het uitverkoren volk is, van voor de grondlegging der wereld, dan geldt dit toch zeker voor elke Jood? (F. H. te O.)
Antwoord:
U schrijft, dat u elke dag voor het volk Israël bidt en dat dit volk u erg lief is. Geweldig, wat zou het fijn zijn, wanneer meerdere christenen dit dagelijks zouden doen.
We weten dat God uiteindelijk tot zijn doel komt met zijn uitverkoren volk en dat het volk uiteindelijk in zijn geheel behouden zal worden. Nergens kunnen we echter in de Bijbel lezen dat uiteindelijk alle Israëlieten die ooit geleefd hebben behouden zullen worden. Zowel in het Oude Testament als in het Nieuwe Testament als ook vandaag, komen we vele Joden tegen die God de Vader en zijn Zoon de Here Jezus verwerpen. In Romeinen 2:1-11 maakt Paulus ons duidelijk dat Gods oordeel onpartijdig voltrokken zal worden. Bij ongeloof zal Gods oordeel over "ieder levend mens" (ook de joden) komen: "Eerst de Jood en ook de Griek" en bij geloof zal heerlijkheid over ieder komen: "eerst de Jood en ook de Griek. Want er is geen aanzien des persoons bij God" (vs. 9-11).
Een zondige koning als Achab, die de Here meer getergd heeft dan alle koningen voor hem en Gods volk in verschrikkelijke afgoderij meesleepte, zal zeker bij het oordeel geen voorkeursbehandeling bij God krijgen! Nee, Gods oordeel verloopt onpartijdig!
In Romeinen 11:25 gaat het niet om alle Israëlieten die ooit geleefd hebben, maar om het overblijfsel, dat na loutering vergeving ontvangt en als wedergeboren volk van God een rijke zegen wordt voor de gehele wereld. Dan zal Joël 2:28-29 in vervulling gaan, waar we kunnen lezen dat de Geest Gods over geheel Israël uitgestort zal worden.
We moeten het beeld van de "Bruid" hier niet op los laten. Dan doen we tekort aan dit prachtige beeld, waarmee de Here tot uitdrukking brengt met hoeveel liefde Hij van dit volk houdt.
In het Oude Testament lezen we trouwens, dat er een huwelijksverbond bestond tussen de Here God en zijn volk Israël. Hierin is Israël ontrouw geweest en werd uiteindelijk de "onvruchtbare". Uit dit verbond is echter Gods Zoon, de Here Jezus geboren, als de mooiste vrucht die Israël ooit voortgebracht heeft. Zo zien we dan ook dat de verhouding tussen Israël en de Here Jezus een moeder - Zoon relatie is. Leest u maar in Zacharia 12:10, waar we lezen, dat bij de wederkomst van Christus Israël een rouwklacht aan zal heffen "als over een enig kind".
Verder zult u nergens in de Bijbel kunnen vinden, dat Israël een volk is, dat God van voor de grondlegging der wereld uitverkoren heeft. Dit kunnen we echter wel over de gemeente lezen! (Efeziërs 1:4 en 3:9)
ds. Theo Niemeijer
In 2 Thessalonicenzen 2:3-8 wordt gesproken over de "zoon des verderfs" de antichrist die zal komen maar die door "hem die weerhoudt" tegengehouden wordt om zich aan de wereld te openbaren. Laatst hoorde ik dat deze wederhoudende macht de, sinds de spraakverwarring, verbroken communicatie is. Hoe denkt u hierover? (J. S. te L.)
Antwoord:
Over deze wederhoudende macht wordt heel verschillend gedacht. Sommigen zien hierin de Romeinse overheid met de daaraan verbonden wetgeving die de verschijning van de antichrist tegenhouden. Anderen denken meer aan de engel Michaël die als de hemelse legermacht aanvoerder de antichrist verhindert zich te openbaren. Sommigen denken aan de Here Jezus Zelf, die hem weerhoudt, en nu dus ook weer iemand die aan de Babylonische spraakverwarring denkt. We geloven dat geen van deze meningen ook maar iets met de wederhouder te maken hebben die we in 2 Thessalonicenzen tegenkomen. Hoe kan een goddeloze Romeinse macht de macht van de antichrist tegenhouden? Het is juist andersom… de antichrist zal juist de grote leider van het herstelde Romeinse rijk zijn! Zouden Michaël en de Here Jezus Zelf de aftocht moeten blazen tegenover de macht van de antichrist? Zou de antichrist dan sterker zijn dan de hemelse legerscharen en zelfs sterker dan de Here Jezus Zelf? Geeft Gods Woord ons dan ook maar enige aanwijzing dat we bij de wederhoudende macht aan de spraakverwarring moeten denken? De spraakverwarring zal pas werkelijk voorbij zijn, wanneer er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen zijn en de eerste dingen (ook de spraakverwarring) voorbij zullen zijn.
Er bestond over de komst van Christus in de gemeente van Thessalonica veel misverstand. In het eerste hoofdstuk (4:13-18) onthult Paulus hun het geheim omtrent de opname van de gemeente. In de tweede brief probeert Paulus duidelijkheid te verschaffen over het moment van Zijn komst voor de zijnen. Sommigen meenden dat de grote verdrukking reeds aangebroken was. De apostel probeert hen duidelijk te maken, dat dit nog niet het geval kan zijn. In 2:3 wijst hij hen op twee gebeurtenissen die plaats moeten vinden voor én tijdens zijn komst voor de gemeente: afval en de verschijning van de mens der wetteloosheid.
Het eerste is een duidelijk gegeven dat we juist de laatste tijd sterk tegen komen. De grote afval grijpt om zich heen, vooral in Europa, met uitzondering van enkele kerken, die nog een sterke groei meemaken. Over het algemeen genomen neemt het aantal christenen ieder jaar met enorme aantallen af. Moslims en Boeddhisten doen het, wat betreft het aantal wereldwijde leden, stukken beter dan de christenen! Het lijkt er op dat de christenen hun tijd op aarde gehad hebben en uiteindelijk het christendom een marginaal gebeuren aan het worden is, zonder enige wereldwijde invloed. Dit klinkt misschien heel erg somber…maar ik denk wel dat het de realiteit weergeeft.
Dan worden er twee zaken genoemd: "de mens der wetteloosheid, de tegenstander" en "het geheimenis der wetteloosheid". Beiden worden tegengehouden door "iets dat hem weerhoudt" (vs. 6) en door "hij, die op het ogenbik nog weerhoudt". We hebben hier te maken met het "geheim der wetteloosheid" als een ontwikkeling, een werking, die reeds in werking is (vs. 7). We zien deze ontwikkeling steeds duidelijker worden. "Wetteloosheid" heeft ook alles te maken met "bijbelgebruik". Binnen de gemeente van Christus is het bijbelgebruik schrikbarend afgenomen. Veel voorgangers kiezen liever voor entertainment in hun diensten, dat vooral niet christenen aanspreekt, dan voor de eenvoudige verkondiging van het evangelie. Dagelijks bijbelgebruik wordt hiermee niet aangemoedigd. Er is zeer weinig bijbelkennis onder Gods volk. Aan de andere kant zien we de werking der wetteloosheid binnen de Europese wetgeving, waar men bezig is met de opstelling van de Europese grondwet. Zoals het er nu uit ziet, zullen de christelijke en Joodse waarden en normen in deze grondwet niet terug te vinden zijn. Het CDA kan nog een laatste poging ondernemen om deze normen en waarden in de grondwet op te nemen…maar zou het wat uitmaken?
Inderdaad, het geheim der wetteloosheid is reeds in werking, maar nog niet volledig. Zolang er nog een christelijke omroep bestaat, een christelijke politieke partij, christelijke scholen en vele miljoenen christenen die hun geloof beleven en belijden, wordt deze werking nog enigszins binnen de perken gehouden. U begrijpt wel wat er zou gaan gebeuren, wanneer er helemaal geen christenen meer in de regeringsgebouwen van Den Haag zouden werken, wanneer er geen enkele christelijke partij of omroep meer zou bestaan, wanneer de miljoenen christenen weg genomen zouden worden zodat hun invloed op aarde helemaal op zou houden. Dan is het zout der aarde weg en kan het verderf toeslaan…dan is het licht der wereld weggenomen en wordt het volkomen duister op aarde. Dan is er geen plaats meer voor Gods Geest op aarde. Hij, die vanaf Handelingen 2 (de uitstorting van Gods Geest op de Pinksterdag in Jeruzalem) in de gemeente op aarde woonde, zal dan niet meer op aarde wonen. Hij zal nog wel zijn werk doen op aarde en er zal dan nog een grote schare tot geloof komen, maar Hij woont er niet meer. U begrijpt wel, dat met de wederhoudende macht de gemeente van de Here Jezus bedoeld wordt die plaats zal maken voor de macht der wetteloosheid en dat "hij, die op het ogenblik nog weerhoudt" Gods Geest is, die dan met de gemeente ook zijn aardse woonplaats voor het hemelse verwisselt.
U schrijft dat naar aanleiding van Romeinen 11:26 "aldus zal gans Israël behouden worden" daar alleen de dan nog levende Joden mee bedoeld worden. Ik geloof, dat het hier om alle Joden, die ooit geleefd hebben, gaat. Niet de gemeente, maar Israël is de bruid en de Here neemt geen genoegen met een "halve bruid". Als Israël het uitverkoren volk is, van voor de grondlegging der wereld, dan geldt dit toch zeker voor elke Jood? (F. H. te O.)
Antwoord:
U schrijft, dat u elke dag voor het volk Israël bidt en dat dit volk u erg lief is. Geweldig, wat zou het fijn zijn, wanneer meerdere christenen dit dagelijks zouden doen.
We weten dat God uiteindelijk tot zijn doel komt met zijn uitverkoren volk en dat het volk uiteindelijk in zijn geheel behouden zal worden. Nergens kunnen we echter in de Bijbel lezen dat uiteindelijk alle Israëlieten die ooit geleefd hebben behouden zullen worden. Zowel in het Oude Testament als in het Nieuwe Testament als ook vandaag, komen we vele Joden tegen die God de Vader en zijn Zoon de Here Jezus verwerpen. In Romeinen 2:1-11 maakt Paulus ons duidelijk dat Gods oordeel onpartijdig voltrokken zal worden. Bij ongeloof zal Gods oordeel over "ieder levend mens" (ook de joden) komen: "Eerst de Jood en ook de Griek" en bij geloof zal heerlijkheid over ieder komen: "eerst de Jood en ook de Griek. Want er is geen aanzien des persoons bij God" (vs. 9-11).
Een zondige koning als Achab, die de Here meer getergd heeft dan alle koningen voor hem en Gods volk in verschrikkelijke afgoderij meesleepte, zal zeker bij het oordeel geen voorkeursbehandeling bij God krijgen! Nee, Gods oordeel verloopt onpartijdig!
In Romeinen 11:25 gaat het niet om alle Israëlieten die ooit geleefd hebben, maar om het overblijfsel, dat na loutering vergeving ontvangt en als wedergeboren volk van God een rijke zegen wordt voor de gehele wereld. Dan zal Joël 2:28-29 in vervulling gaan, waar we kunnen lezen dat de Geest Gods over geheel Israël uitgestort zal worden.
We moeten het beeld van de "Bruid" hier niet op los laten. Dan doen we tekort aan dit prachtige beeld, waarmee de Here tot uitdrukking brengt met hoeveel liefde Hij van dit volk houdt.
In het Oude Testament lezen we trouwens, dat er een huwelijksverbond bestond tussen de Here God en zijn volk Israël. Hierin is Israël ontrouw geweest en werd uiteindelijk de "onvruchtbare". Uit dit verbond is echter Gods Zoon, de Here Jezus geboren, als de mooiste vrucht die Israël ooit voortgebracht heeft. Zo zien we dan ook dat de verhouding tussen Israël en de Here Jezus een moeder - Zoon relatie is. Leest u maar in Zacharia 12:10, waar we lezen, dat bij de wederkomst van Christus Israël een rouwklacht aan zal heffen "als over een enig kind".
Verder zult u nergens in de Bijbel kunnen vinden, dat Israël een volk is, dat God van voor de grondlegging der wereld uitverkoren heeft. Dit kunnen we echter wel over de gemeente lezen! (Efeziërs 1:4 en 3:9)
ds. Theo Niemeijer