Vragen - jrg. 81-15
Vragen
We werden onlangs geconfronteerd met de uitverkiezingsleer. We hebben vanuit deze leer begrepen dat mensen tot geloof kunnen komen omdat God hen van te voren al uitverkoren heeft. De Bijbel leert ons toch dat Hij wil dat alle mensen behouden worden? Hoe denkt u hierover en kunt u ons hierover een goed boekje aanbevelen? (H. M. te G.)
Antwoord:
We hebben hier met een zeer complex onderwerp te maken. De uitverkiezingsleer komt als zodanig in de Bijbel niet voor. Het is een aantal, voor ons moeilijk te begrijpen Bijbelgedeelten, dat op een bepaalde manier uitgelegd wordt en daarmee de basis vormt voor deze leer. Ik zal enkele van deze passages aanhalen en proberen deze in een breder spectrum te plaatsen.
Jakob heb Ik liefgehad maar Esau heb Ik gehaat
Heel vaak komt men met het vers Was Esau niet Jakobs broeder? Luidt het Woord des Heren. Toch heb ik Jakob liefgehad, maar Esau heb Ik gehaat. (Maleachi 1:2-3 en Romeinen 9:13) Bij de oplettende lezer lijkt dit vers de schijn op te wekken van willekeur van God t.a.v. de mensen. Paulus schrijft dan ook: Zou er onrechtvaardigheid bij God zijn? Volstrekt niet! (Romeinen 9:14)
De vraag die we ons moeten stellen is deze: waarom heeft God Esau gehaat? Omdat hij een behaarde huid had, omdat hij een uitstekend jager was, omdat hij zo van linzensoep hield, of omdat hij net even iets ouder dan zijn broer Jakob was? Niets van dat alles! Waarom dan wel? In Hebreeën 12:16 lezen we over Esau, dat hij een hoereerder was. God haat hoererij en kon hem dan ook niet zegenen. Het woord haten heeft te maken met afstand van iemand nemen. Net zoals de Here Jezus zijn volgelingen oproept om vader en moeder en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven te haten (Lucas 14:26), waarmee Hij geen haat en nijd in families wil zaaien, maar zijn volgelingen oproept om hen los te laten om Hem te volgen. God heeft door de hoererij van Esau eigenlijk afstand van hem genomen maar bleef ondanks alles een God vol ontferming die nog altijd van hem hield. De liefde van God gaat zo ver, dat Hij ook zijn vijanden liefheeft! We zien bij Esau echter nog meer: hij was ook onverschillig ten aanzien van de zegen van God. In Hebreeën 12:16 lezen we hierover Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor één spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht.
De haat van God ten opzichte van Esau was dus niet zomaar willekeur, maar duidelijk gegrond op de hoererij en de onverschilligheid van deze man.
Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren
Het meest bekend Bijbelgedeelte over de uitverkiezingsleer vinden we in Mattheüs 22:14 Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Om dit vers te kunnen begrijpen zullen we dit ook in het verband moeten plaatsen.
Het vers begint met het woordje want, dat op het voorafgaande slaat. Het gaat hierbij om genodigden die een uitnodiging ontvangen hadden om op de bruiloft van de zoon van de koning te komen. De genodigden lieten het tot twee keer toe afweten. Ze hadden zaken en werkzaamheden op de akker te doen, waarop de koning zo boos werd en hun stad door legers in brand liet steken. Hierna zond hij zijn slaven uit om iedereen die ze maar tegen kwamen, ja zowel slechten als goeden, voor het bruiloftsfeest uit te nodigen. En zo raakte de bruiloftszaal helemaal vol. Hierop zei de Here Jezus: Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Eerst werd het Joodse volk uitgenodigd, maar zij lieten massaal afweten, waarop uiteindelijk de stad verwoest werd. Dit gebeurde in het jaar 70 n.Chr. door keizer Titus. Vervolgens zien we dat de heidenen (niet Joden) uitgenodigd werden en velen van hen gingen op de uitnodiging in. Paulus schrijft hierover in Romeinen 11:11 Door hun val (weigering) is het heil tot de heidenen gekomen.
Velen, zowel Israël als alle heidenen, zijn geroepen ze zijn allemaal van harte welkom, je wordt echter pas een uitverkorene als je op die roepstem ingaat en de bruiloftszaal binnentreedt!
De Farizeeërs begrepen deze gelijkenis maar al te goed en wilden Hem op grond van deze uitspraak gevangen nemen! (Mattheüs 22:15)
En die Hij tevoren bestemd heeft
Nog zon uitspraak vinden we in Romeinen 8:30 die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd
In vers 29 lezen we, dat Hij ons van te voren gekend en bestemd heeft tot gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon. We hebben hier te maken met het bestemmingsplan van God met de mens in algemene zin. In Genesis 1:26 lezen we hierover: Laat Ons mensen maken, naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen. Dit plan heeft God nooit opgegeven, zelfs niet na de zondeval. Dit plan geldt voor de mens, dus voor alle mensen. Door de zondeval konden we niet langer beelddragers van God blijven, maar Goddank werd de volmaakte Beelddrager, zijn Zoon, aan de mens gelijk. Hij wilde zijn Gode gelijk zijn opgeven (Filippenzen 2:6) om ons weer de mogelijkheid te bieden tot het bestemmingsplan van God met de mensen te komen: Naar zijn beeld en zijn gelijkenis!
Dit plan heeft God met de mensheid, niemand uitgezonderd! We lezen dan ook in 1 Timotheüs 2:4 dat Hij wil dat alle mensen behouden worden en in 2 Petrus 3:9 dat Hij niet wil dat sommigen verloren gaan!
Zijn bestemmingsplan met de mens geldt ook voor u. Waarom? Omdat u een mens bent!
Ds. Theo Niemeijer
Aanbevolen boeken (bij Het Zoeklicht verkrijgbaar):
Rondom de enge poort (Spurgeon)
Voor eeuwig behouden (Ironside)
We werden onlangs geconfronteerd met de uitverkiezingsleer. We hebben vanuit deze leer begrepen dat mensen tot geloof kunnen komen omdat God hen van te voren al uitverkoren heeft. De Bijbel leert ons toch dat Hij wil dat alle mensen behouden worden? Hoe denkt u hierover en kunt u ons hierover een goed boekje aanbevelen? (H. M. te G.)
Antwoord:
We hebben hier met een zeer complex onderwerp te maken. De uitverkiezingsleer komt als zodanig in de Bijbel niet voor. Het is een aantal, voor ons moeilijk te begrijpen Bijbelgedeelten, dat op een bepaalde manier uitgelegd wordt en daarmee de basis vormt voor deze leer. Ik zal enkele van deze passages aanhalen en proberen deze in een breder spectrum te plaatsen.
Jakob heb Ik liefgehad maar Esau heb Ik gehaat
Heel vaak komt men met het vers Was Esau niet Jakobs broeder? Luidt het Woord des Heren. Toch heb ik Jakob liefgehad, maar Esau heb Ik gehaat. (Maleachi 1:2-3 en Romeinen 9:13) Bij de oplettende lezer lijkt dit vers de schijn op te wekken van willekeur van God t.a.v. de mensen. Paulus schrijft dan ook: Zou er onrechtvaardigheid bij God zijn? Volstrekt niet! (Romeinen 9:14)
De vraag die we ons moeten stellen is deze: waarom heeft God Esau gehaat? Omdat hij een behaarde huid had, omdat hij een uitstekend jager was, omdat hij zo van linzensoep hield, of omdat hij net even iets ouder dan zijn broer Jakob was? Niets van dat alles! Waarom dan wel? In Hebreeën 12:16 lezen we over Esau, dat hij een hoereerder was. God haat hoererij en kon hem dan ook niet zegenen. Het woord haten heeft te maken met afstand van iemand nemen. Net zoals de Here Jezus zijn volgelingen oproept om vader en moeder en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven te haten (Lucas 14:26), waarmee Hij geen haat en nijd in families wil zaaien, maar zijn volgelingen oproept om hen los te laten om Hem te volgen. God heeft door de hoererij van Esau eigenlijk afstand van hem genomen maar bleef ondanks alles een God vol ontferming die nog altijd van hem hield. De liefde van God gaat zo ver, dat Hij ook zijn vijanden liefheeft! We zien bij Esau echter nog meer: hij was ook onverschillig ten aanzien van de zegen van God. In Hebreeën 12:16 lezen we hierover Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor één spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht.
De haat van God ten opzichte van Esau was dus niet zomaar willekeur, maar duidelijk gegrond op de hoererij en de onverschilligheid van deze man.
Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren
Het meest bekend Bijbelgedeelte over de uitverkiezingsleer vinden we in Mattheüs 22:14 Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Om dit vers te kunnen begrijpen zullen we dit ook in het verband moeten plaatsen.
Het vers begint met het woordje want, dat op het voorafgaande slaat. Het gaat hierbij om genodigden die een uitnodiging ontvangen hadden om op de bruiloft van de zoon van de koning te komen. De genodigden lieten het tot twee keer toe afweten. Ze hadden zaken en werkzaamheden op de akker te doen, waarop de koning zo boos werd en hun stad door legers in brand liet steken. Hierna zond hij zijn slaven uit om iedereen die ze maar tegen kwamen, ja zowel slechten als goeden, voor het bruiloftsfeest uit te nodigen. En zo raakte de bruiloftszaal helemaal vol. Hierop zei de Here Jezus: Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Eerst werd het Joodse volk uitgenodigd, maar zij lieten massaal afweten, waarop uiteindelijk de stad verwoest werd. Dit gebeurde in het jaar 70 n.Chr. door keizer Titus. Vervolgens zien we dat de heidenen (niet Joden) uitgenodigd werden en velen van hen gingen op de uitnodiging in. Paulus schrijft hierover in Romeinen 11:11 Door hun val (weigering) is het heil tot de heidenen gekomen.
Velen, zowel Israël als alle heidenen, zijn geroepen ze zijn allemaal van harte welkom, je wordt echter pas een uitverkorene als je op die roepstem ingaat en de bruiloftszaal binnentreedt!
De Farizeeërs begrepen deze gelijkenis maar al te goed en wilden Hem op grond van deze uitspraak gevangen nemen! (Mattheüs 22:15)
En die Hij tevoren bestemd heeft
Nog zon uitspraak vinden we in Romeinen 8:30 die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd
In vers 29 lezen we, dat Hij ons van te voren gekend en bestemd heeft tot gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon. We hebben hier te maken met het bestemmingsplan van God met de mens in algemene zin. In Genesis 1:26 lezen we hierover: Laat Ons mensen maken, naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen. Dit plan heeft God nooit opgegeven, zelfs niet na de zondeval. Dit plan geldt voor de mens, dus voor alle mensen. Door de zondeval konden we niet langer beelddragers van God blijven, maar Goddank werd de volmaakte Beelddrager, zijn Zoon, aan de mens gelijk. Hij wilde zijn Gode gelijk zijn opgeven (Filippenzen 2:6) om ons weer de mogelijkheid te bieden tot het bestemmingsplan van God met de mensen te komen: Naar zijn beeld en zijn gelijkenis!
Dit plan heeft God met de mensheid, niemand uitgezonderd! We lezen dan ook in 1 Timotheüs 2:4 dat Hij wil dat alle mensen behouden worden en in 2 Petrus 3:9 dat Hij niet wil dat sommigen verloren gaan!
Zijn bestemmingsplan met de mens geldt ook voor u. Waarom? Omdat u een mens bent!
Ds. Theo Niemeijer
Aanbevolen boeken (bij Het Zoeklicht verkrijgbaar):
Rondom de enge poort (Spurgeon)
Voor eeuwig behouden (Ironside)