Vragen - jrg. 81-22

ds. Theo Niemeijer • 81 - 2005/06 • Uitgave: 22
Vragen



In 2 Corinthiërs 12:2 lezen we over een persoon die tot in de derde hemel weggevoerd werd. Wij hebben het wel eens over de zevende hemel. Zijn er inderdaad zeven hemelen? Wat bedoelt Paulus eigenlijk met deze uitdrukking? (H. M. te A.)



Antwoord:

Er wordt in de Bijbel wel meer over de hemel in meervoudsvorm “hemelen” gesproken. In vers vier noemt Paulus deze derde hemel het Paradijs. Er zijn veel dikke boeken geschreven over de verschillende hemelsferen. Boeken, die meer ontsproten zijn vanuit de menselijke gedachtewereld dan vanuit de informatie die Gods Woord ons geeft. Binnen de joodse traditie heeft men zich hier ook sterk mee bezig gehouden. Men heeft theorieën ontwikkeld die ver voorbijgaan aan de inhoud van Gods Woord. Wij, mensen zullen ons met eerbied en terughoudendheid op moeten stellen wanneer het over de hemel en zijn heerlijkheid gaat. Er wordt in de Bijbel gesproken over de hemelse gewesten, de hemel zelf, het Paradijs, het Vaderhuis met de vele woningen en over de derde hemel. Soms gaat het om de hemelen, waarmee de hemellichamen bedoeld worden die Gods eer vertellen, een andere keer gaat het om de hemelen, die de Here Jezus doorgegaan is op weg naar de troon van God om aan zijn rechterhand plaats te nemen. Soms wordt met hemelse gewesten de plaats aangeduid waar vanuit demonische machten hun invloedsfeer op aarde laten gelden. Een andere keer leert de Bijbel ons, dat we met Christus een plaats in de hemelse gewesten gekregen hebben en wordt deze plaats als een geweldige positie aangeduid, waartoe we verhoogd zijn.

Het Vaderhuis is de uiteindelijke heerlijkheid, waar we als verlosten eens zullen verblijven. Misschien is het paradijs, waar nu de in Christus ontslapenen verblijven, wel de prachtige “Hof van Eden” die om het Vaderhuis ligt. Wie weet het? Met Paulus mogen we zeggen: “Onuitsprekelijke woorden, die het een mens niet geoorloofd is, deze uit te spreken.” (2 Corinthiërs 12:4)

Het zijn vaak menselijke fantasieën, waar we ons aan overgeven. De Bijbel leert ons dat we, zolang we nog op aarde leven “nog door een spiegel in raadselen zien” (1 Corinthiërs 13:12), maar strak mogen we het met onze eigen ogen zien…”van aangezicht tot aangezicht”. Dit doet mij denken aan Mozes, die van aangezicht tot aangezicht tot God sprak als iemand die met zijn vriend sprak. Voor buitenstaanders was het niet te vatten en zagen ze alleen de glans van het gezicht van Mozes. Wat heerlijke zal het zijn wanneer de nevelen verdwijnen en we Hem mogen zien, zoals Hij is en niet zoals we ons Hem voorstellen!

Aanbevolen lectuur: Verreweg het beste (Robert Ervin Hough) uitgave Het Zoeklicht



Hoe moeten we ons de ziel voorstellen en wat bedoelt de Here met de woorden: “Alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten”? (M. B. te B.)



Antwoord:

We hebben hier met de woorden van het verbond te maken, dat de Here God na de zondvloed met Noach sloot. (Genesis 9:4) We zien hier dat de Here God een inzetting geeft, die de mens zal moeten bewaren voor “verdierlijking”. Alle vleesetende dieren eten hun prooi levend met bloed en al op. De mens zal echter eerst het dier slachten, het bloed er ongehinderd uit laten lopen en pas dan het vlees bereiden om het op te eten. In 1 Samuël 14:31-35 zien we, hoe het volk Israël hierin zondigt en op het punt staat te verwilderen. We lezen hier dat het volk hongerig en uitgeput op de buit aanviel, de tijd niet nam om de dieren te slachten maar het vlees met bloed en al begon te eten. Dit kwam bij de omliggende volken wel meer voor, maar zo wilde de Here God het niet. Zijn volk was een heilig volk en Hij wilde niet dat zijn volk verkannibaliseerde en verwilderde. Zolang het bloed in het dier aanwezig was, gold het dier nog als levend. Een dier heeft niet een ziel, zoals een mens deze heeft. Als er dus over de ziel van een dier gesproken wordt, dan heeft men het over iets anders dan de ziel van een mens. Met de ziel van een dier wordt het leven bedoeld. Met de ziel van een mens wordt de persoonlijkheid (gedachte, gevoel en wil) bedoeld.

Het gaat bij het verbod om vlees met bloed te eten, niet in de eerste plaats om de substantie (in het bloed van een biefstukje zit echt geen leven - ziel meer!), maar veel meer om het achterliggende principe: een boodschap tegen verwildering van het menselijk geslacht.



Kunt u mij vertellen wie “Het Boek” en “Het leven, praktische lessen uit Het Boek” geschreven heeft? (S. L. te H.)



Antwoord:

Deze verwoording van de Bijbel is tot stand gekomen dor het werk van The International Bible Society dat reeds in 1809 opgericht werd en in 1992 met Living Bibles gefuseerd is. Het gaat hier om een internationaal werk, dat zich ten doel gesteld heeft, Gods Woord onder zo veel mogelijk landen te verspreiden. Het Boek verscheen reeds eerder in een Engelstalige editie, waarna in 1988 onder andere ook de Nederlandstalige versie ontstond. Vele evangelische theologen hebben aan de totstandkoming van Het Boek meegewerkt en nog veel meer hebben proefgelezen en het geschrevene beoordeeld. Ik zou wel enkele namen kunnen noemen, maar dan zou ik anderen weer tekort doen. Ze hebben hun werk onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse afdeling van The International Bible Society gedaan en voltooid. Wel moeten we duidelijk stellen dat het hier niet om een officiële vertaling, maar om een verwoording van de Bijbel gaat die op zichzelf de Bijbel niet kan en niet mag vervangen!



Ds. Theo Niemeijer