Vragen - jrg. 82-06

ds. Theo Niemeijer • 82 - 2006/07 • Uitgave: 6
In Matteüs 27:52-53 lezen we dat bij het sterven van de Here Jezus een aardbeving kwam waardoor de graven geopend
werden en vele lichamen der ontslapen heiligen opgewekt
werden. Wie zijn deze heiligen en wat is er later met hen gebeurd? Wordt de Here Jezus niet de Eersteling genoemd die uit de doden opstond? (D. S.)




ANTWOORD:

Het sterven van de Here Jezus heeft veel teweeg gebracht, zowel zichtbaar als onzichtbaar. In de tempel scheurde het voorhangsel van boven tot beneden, waarmee aangegeven
werd dat vanaf het moment waarop het Lam van God geslacht was, de weg tot God geopend was. Door het geloof in dit volbrachte werk mogen we met vrijmoedigheid tot God naderen (Hebr. 10:19-22). Voor iedereen voelbaar en zichtbaar beefde ook de aarde bij het sterven van de Here Jezus, waarbij de rotsen scheurden
en graven geopend werden. Zowel bij de geboorte, het sterven en de wederkomst van de Here Jezus komen hemel en aarde in beweging. Door het openen van de graven werd zichtbaar gemaakt wat op dat moment zich ook in de onzichtbare wereld afspeelde. In Efeziërs 4:8-10 lezen we, dat de Here Jezus bij zijn sterven naar het dodenrijk afgedaald is om van daaruit de krijgsgevangenen
(de Oudtestamentische gelovigen) mee te voeren naar de hoge en hen in het hemels paradijs te brengen. De ontslapen heiligen die met de Here Jezus uit hun graven tevoorschijn kwamen zijn daarvan een bewijs. We lezen echter wel dat zij pas na de opstanding van Christus
uit de graven gingen, want Christus is de Eerstgeborene
uit de dood. De opstanding van Christus wordt wel vergeleken met de eerstelingsgarve die op de eerste dag van de week voor Gods aangezicht werd bewogen en Hem als een dankoffer aangeboden werd (Lev. 23:9-11). Christus is als één graankorrel in de aarde gezaaid, maar als ‘eerstelingsgarve’, dat is meer dan één graankorrel,
opgewekt (zie Joh. 12:24).

Deze ontslapen heiligen verlieten pas na de opstanding van Christus hun graven om vervolgens aan velen te verschijnen.
De Bijbel vermeldt ons hierover niet veel meer. Het zou kunnen zijn, dat dit verschijnen gedurende de veertig dagen plaatsvond waarin de opgestane Christus ook regelmatig aan zijn discipelen verscheen. Kennelijk hebben zij reeds een verheerlijkt lichaam, want hun graven
bleven na hun opstanding leeg achter. Het is zeer onwaarschijnlijk dat zij later, net zo als Lazarus, weer gestorven zijn.



Wat bedoelt de Here Jezus met de woorden uit Matteüs 24:34 “Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbij gaan, voordat dit alles geschiedt.” (D. S. )



ANTWOORD:

Voor deze uitspraak wijst de Here Jezus hen op de vijgenboom
die na zijn vervloeking (Matt. 21:18-20) verdorde maar uiteindelijk toch weer uit zal lopen. We weten dat het hier om Israël gaat dat door zijn ongeloof onder het oordeel van God terecht gekomen is, maar uiteindelijk als geheel volk zich tot hun God zal bekeren. Wanneer de Here Jezus nu zegt, dat dit geslacht geenszins voorbij zal gaan, dan bedoelt Hij daarmee dat het volk Israël alles zal overleven en door God Zelf door alle eeuwen heen bewaard zal blijven. Het gaat hier niet zozeer om een tijdseenheid van veertig jaar (een generatie), maar om het Joodse geslacht, dat niet voorbij zal gaan. Als Petrus in Handelingen 2:40 zegt: “Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht,” dan gebruikt hij hier het zelfde woord, niet om een tijdseenheid aan te duiden, maar als aanwijzing voor het volk Israël.



Wat gebeurt er direct na het sterven met een gelovige? (M. V. te D.)



ANTWOORD:

Voor Paulus betekende het sterven “Met Christus te zijn, want dat is verreweg het beste”. (Fil. 1:21-24) Hij noemt het sterven een “gewin”, waar hij intens naar kon verlangen. Hij was er echter van overtuigd, dat de Here hem nog op aarde wilde gebruiken.

Tegen Martha zegt de Here Jezus: “Een ieder die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat? (Joh. 11:26) Voor een gelovige is het einde van het aardse leven heel anders dan voor ongelovigen. Een gelovige sterft niet, maar ontslaapt. Het woordje ontslapen
heeft te maken met het “verhuizen” of het “afwezig zijn”. Sterven heeft veel meer te maken met het oordeel dat op de zonde volgt.

Zodra voor een christen de deuren naar het aardse toegesloten worden, gaan de deuren naar het hemelse voor hem of haar open. Het “Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn” geldt voor iedere gelovige die aan het einde van zijn aardse leven gekomen is. Zo wordt inderdaad
het sterven een gewin!

In het paradijs ontvangen de ontslapenen, waarschijnlijk net zoals de martelaren uit de grote verdrukking, een (tijdelijk) gewaad, kleed, een belichaming waarmee ze een bepaalde verschijningsvorm krijgen die misschien wel op die van de engelen lijkt. (zie Op. 6:10-11) Hun lichaam
dat hier op aarde als een graankorrel in de aarde gezaaid is wacht op het moment waarop de ontslapen heiligen met Christus weder zullen komen. Dan zullen de ontslapen heiligen met een verheerlijkt lichaam opstaan
en samen met de nog op aarde levende gelovigen, die dan ook een verheerlijkt lichaam gekregen hebben, de Here tegemoet gaan in de lucht om zo voor altijd, niet meer in het paradijs maar in het Vaderhuis, bij de Here te zijn.



Waarom zijn de geslachtsregisters van de Here Jezus in Matteüs 1 en Lucas 3 zo verschillend van elkaar? (J. V. te D.)



ANTWOORD:

Het geslachtsregister in Matteüs begint bij Abraham en eindigt bij Jozef, de man van Maria, terwijl het geslachtsregister in Lucas met Jozef,
de man van Maria begint en bij Adam eindigt.

Matteüs geeft in zijn geslachtsregister
met name de koninklijke - en Lucas de Messiaanse lijn aan. Van Abraham tot David tonen de geslachtsregisters
geen verschillen. Het zijn juist de verschillen vanaf David die opmerkelijk zijn. Lucas laat na David de lijn via Nathan lopen en Matteüs laat de geslachtlijn na David
via Salomo lopen. Deze koninklijke
– en Messiaanse geslachtslijnen komen wonderlijk mooi samen bij Jozef en Maria. De meeste Bijbelleraren
menen dan ook, dat Matteüs de geslachtlijn van Jozef aanhoudt en dat Lucas die van Maria beschrijft. Matteüs beschrijft drie keer veertien geslachten, waarbij aan de laatste veertien één ontbreekt, waarmee de gemeente als het nieuwe geslacht aangegeven wordt welke toen nog een verborgenheid was. Het blijft boeiend om over deze geslachtlijnen na te denken!