Vragen - jrg. 82-23

ds. Theo Niemeijer • 82 - 2006/07 • Uitgave: 23
Onlangs las ik een artikel over “de kerk als moeder van de gelovigen”, waarin ons duidelijk gemaakt werd, dat we als gelovigen niet zonder de kerk kunnen leven. Klinkt dit niet erg Rooms en hoe denkt u hierover? (V. V. te P.)



Antwoord:

Het gaat hier om een erg interessant artikel dat ons wil laten zien, dat de kerk meer is dan alleen maar een stenen gebouw. Het mag dan misschien wel Rooms klinken, maar de grote hervormer Calvijn schreef ook al over de kerk als moeder: “Het is de plek waar wij het nieuwe leven ontvangen.” En verder schrijft hij in de Institutie: “Er is voor ons geen andere ingang tot het leven, indien de kerk ons niet in haar schoot ontvangt.”
Calvijn heeft dit beeld van de kerk als moeder ontleend aan de kerkvader Cyprianus, die leerde: “Men kan God niet als Vader hebben, wanneer men de kerk niet als moeder heeft…Wie de kerk verlaat, valt buiten het leven! Buiten de kerk is er geen zaligheid.”

De schrijver van het artikel gaat hier op in: “Leerzaam is nu, dat Calvijn het beeld van de kerk als moeder gebruikt, met het oog op de werking van het Woord. De kerk is dus geen moeder omdat zij een heilsinstituut is waar de gelovige van afhankelijk is, maar omdat het Woord daar is en een mens daar leert God Vader te noemen. De heilsbetekenis van de kerk ligt niet in haar zelf, maar in haar dienstmaagdgestalte. Waar de kerk het Woord verkondigt, wordt zichtbaar dat God daar zijn gemeente vergadert. Ter plekke zal de kerk moeder zijn! Moeder is daar, waar het Woord klinkt!”

Persoonlijk geloof ik, dat er onder de gelovigen te lichtvaardig gedacht wordt over de rol van de kerk. Het bezoeken van de diensten is voor vele gelovigen niet meer zo belangrijk. Velen menen dat een tv-dienst een goede vervanging is voor het bezoeken van de eigen samenkomst. Er zijn crisistijden geweest, waarin de kerkdiensten, zowel ’s morgen als ’s avonds overvol waren. Op dit moment zijn er nog maar weinig kerken die een avonddienst beleggen…men heeft het niet meer nodig.

In Hebreeën 10:25 worden we als gelovigen opgeroepen om onze eigen bijeenkomsten niet te verzuimen, een Bijbelse waarschuwing die door vele gelovigen genegeerd wordt. Als predikant zie ik om mij heen dat bij gelovigen die het niet zo nauw nemen met het trouw bezoeken van de diensten, het geestelijk leven hard achteruit holt! Zonder kerk glijden we af naar een ongeestelijk leven. U begrijpt wel, dat ik het hier over een kerk heb, waar Gods gezaghebbende Woord onverkort, op een duidelijke manier verkondigd wordt. Mocht dit niet meer het geval zijn, dan moet u niet teleurgesteld en ontevreden thuisblijven, maar juist opzoek gaan naar een kerk, waar Gods Woord nog wel verkondigd wordt.

Vanaf de geboorte van de kerk leren we dat de gelovigen aan de kring toegevoegd werden, bijeenvergaderd waren en regelmatig elkaar opzochten. De gemeente wordt in de Bijbel vergeleken met één kudde schapen die de herder volgt, met één lichaam dat het Hoofd dient, met één geestelijk huis, waarin God verheerlijkt wordt en met één bruid die haar Bruidegom verwacht. Deze eenheid mogen we plaatselijk, in onze eigen gemeente tot uitdrukking brengen. Het is de Here Jezus niet te doen om allemaal individuele gelovigen die allen voor zich hun eigen geestelijk leventje leiden zoals het henzelf goeddunkt. Met deze instelling komen we in de tijd van de Richteren terug: “Ieder deed wat recht was in zijn eigen ogen”…een donkere periode voor Israël! Zou deze donkere periode inmiddels ook aangebroken zijn voor de gemeente?

In ons geloofsleven kunnen - en mogen we niet zonder kerk, maar de kerk als onze moeder zien, gaat mij te ver. Wij zijn niet voortgekomen uit de kerk, maar de kerk is voorgekomen uit Christus. Door genade mocht Paulus zeggen dat hij een kind (Onesimus) in gevangenschap gebaard heeft, maar Paulus heeft zich nooit opgesteld als ‘moeder van Onesimus’. Hij droeg wel zijn verantwoordelijkheid om als vader en zelfs als moeder voor “geestelijk kinderen” te zorgen. De kerk is wel geroepen om de rol van vader (tuchtiging, onderwijzing, terechtwijzing) en moeder (vertroosting, bemoediging, ontferming) op zich te nemen, maar mag nooit beweren, dat zij als moeder gelovigen voortbrengt. De kerk is zelf de vrucht van de barensweeën van Christus aan het kruis en mag verloren mensen op het verlossingwerk van Christus wijzen, waardoor ook zij opnieuw geboren kunnen worden. Het is niet de kerk, maar Gods Geest die nieuw leven voortbrengt en waaruit mensen opnieuw geboren kunnen worden. De kerk mag echter nooit het alleenrecht opeisen van de werking van Gods Geest, want ook buiten de kerk doet Hij een geweldig werk. Geen losstaand werk, maar vanuit het verlangen van de Here Jezus: “Ik zal mijn gemeente bouwen.”



In 2 Korintiërs 5:1 staat, dat de aardse tent, waarin we wonen afgebroken wordt en we een gebouw van God, niet met mensenhanden gemaakt, dat in de hemel is, zullen ontvangen. In de Bijbel lezen we dat we als gelovigen de Here Jezus zullen volgen, waar Hij ook heen gaat. Is het duizendjarig rijk hier op aarde? Wij hebben toch een hemels huis? (B. B. te K.)



Antwoord:

Als gelovigen ontvangen we bij de komst van Christus een verheerlijkt lichaam. Niet meer een tent die afgebroken wordt, maar een verheerlijkt, eeuwig lichaam. Een lichaam aan Hem gelijk. De Here Jezus had na zijn opstanding een lichaam dat niet meer afhankelijk was van tijd en ruimte. Gesloten ruimten waren voor Hem geen probleem en afstand en tijd speelde voor Hem geen enkele rol. De Bijbel leert ons duidelijk, dat het vrederijk hier op deze aarde zal plaatsvinden. In Openbaring 21:7 lezen we dat pas na het vrederijk de laatste volkerenopstand plaatsvindt en satan in de poel des vuurs geworpen wordt. Hierna komt het laatste oordeel (vers 11), waarna er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen verschijnen. (21:1)

Het vrederijk zal de laatste duizend jaar van deze aarde bepalen. Tijdens dit vrederijk zal de gemeente verheerlijkt zijn en niet op aarde wonen, maar in het hemels Jeruzalem, dat als een lichtstad boven de aarde zweeft en vanwaar we met Christus op aarde zullen regeren. We hebben dan immers een verheerlijkt lichaam, waarvoor geen tijd of ruimte meer bestaat. Zoals de Here Jezus in het hemels paradijs verbleef, maar regelmatig op aarde aan zijn discipelen verscheen, zo zullen we in het hemelse Jeruzalem leven maar toch op aarde regeren.



Ds. Theo Niemeijer