Vragen - jrg. 82-26
Er heeft in Het Zoeklicht wel eens een soort afscheids/waarschuwingsbrief gestaan waarin de ongelovigen, die na de opname van de gemeente, op aarde achterblijven, nog een laatste oproep krijgen om zich te bekeren. Heeft u deze brief nog, en zo ja, kunt u deze brief dan nog een keer in Het Zoeklicht plaatsen? (A. F. te D.)
Antwoord:
De brief waar u naar vraagt, kan ik me nog wel herinneren, maar de inhoud heb ik niet meer en deze kan ik ook niet zo gauw meer achterhalen. Er zal vast nog wel een abonnee zijn die deze brief, of een soortgelijke brief, in het bezit heeft. Aan hen willen we vragen om deze naar de redactie van Het Zoeklicht (t.a.v. Th. Niemeijer, adres: zie colofon) op te sturen, zodat we deze wellicht een andere keer kunnen publiceren.
In Matteüs 8:10-12 komen we een vers tegen waar we geen raad mee weten: de kinderen van het koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis Wat bedoelt de Here Jezus hiermee? (H en A. B. te B.)
Antwoord:
De Here Jezus geneest hier de knecht van de hoofdman te Kapernaüm. Het gaat hier om een Romeinse hoofdman, die zoveel geloof toonde dat de Here Jezus Zich over het geloof van deze man verwonderde. In Marcus 6:6 lezen we dat de Here Jezus Zich over het ongeloof van zijn eigen volksgenoten in Nazareth verwonderde, terwijl we hier lezen dat Hij Zich verbaasde over het geloof van een Romein. Hier zien we het verschil tussen de houding van het Joodse volk en de heidenen ten opzichte van de Here Jezus. Met de kinderen, of erfgenamen van het koninkrijk, bedoelt de Here Jezus Zijn eigen volk Israël, dat Hem als volk verworpen heeft en daardoor uitgeworpen zal worden. De heidenen daarentegen, die niet tot Zijn volk behoorden, nemen Christus wel aan en worden behouden en krijgen deel aan het hemels koninkrijk. In Handelingen zien we dat dan ook allemaal gebeuren. Vele heidenen komen tot het geloof in Christus en krijgen deel aan het hemels koninkrijk, terwijl vele Joden het Evangelie verwerpen en geen deel aan dit heil krijgen.
In de evangeliën zie je herhaaldelijk het contrast tussen tegen Joden en heidenen, zelfs zo dat de Here Jezus ons duidelijk maakt dat de eersten (Joodse volk) de laatsten zullen worden en dat de laatsten (de heidenen) de eersten zullen zijn. We moeten echter niet vergeten, dat ook voor de laatsten de tijd eens aan zal breken dat ze tot het geloof in de Messias zullen komen, maar dat is dan nadat God Zijn plan met de gemeente heeft voltooid!
In Hebreeën 6:4-6 staat een Bijbelgedeelte waar ik grote moeite mee heb. Er wordt hier gesproken over afvalligen, die zich niet opnieuw kunnen bekeren, omdat anders de Zoon van God opnieuw gekruisigd zou worden en tot een bespotting gemaakt zou worden. Hoe denkt u hierover? (T. B. te K.)
Antwoord:
In dit gedeelte (5:11-6:8) gaat het om gelovigen die, naar de tijd gerekend, leraars behoorden te zijn, maar in hun geestelijk groei achtergebleven zijn en nog steeds als onmondige zuigelingen aangesproken worden. In dit gedeelte klinkt dan ook de oproep om het eerste onderwijs te laten rusten en zich te richten op het volkomene. Het eerste onderwijs ging over: bekering, doop, het ontvangen van de Heilige Geest, de opstanding der doden en het eeuwig oordeel. (6:1-2) Hiermee was het fundament gelegd, waar nu verder op gebouwd diende te worden. Dit was echter niet gebeurd en daarop gaat de schrijver van deze brief in. Over het bouwen op het fundament (Christus) schrijft Paulus in 1 Korintiërs 3:10-14. Ook hier is sprake van grote onmondigheid in de gemeente van Korinte. Paulus waarschuwt in dit gedeelte dat deze gelovigen, die zich wel bekeerd hebben, maar als onbekeerden in de wereld leven, wel behouden zijn, maar door vuur heen! In Lucas 3:8 roept Johannes de Doper de gelovigen op om vruchten voort te brengen die aan de bekering beantwoorden. Wanneer deze vruchten ontbreken, krijgen we met het vuur van Gods oordeel te maken, waarin al onze aardse werken zullen verbranden en we geconfronteerd worden met een leeg en vruchteloos leven. Ze zijn wel behouden, maar als door vuur heen en staan beschaamd voor de troon van de Zoon van God. (1 Johannes 2:28)
In het gedeelte uit Hebreeën leren we, dat deze vleselijke, onmondige gelovigen niet opnieuw tot bekering kunnen komen, want dat zijn ze al! Ze zijn door de wedergeboorte reeds een kind van God, maar wel ongehoorzaam! God heeft zowel gehoorzame, als ongehoorzame kinderen, maar beide zijn Gods kinderen! Wanneer ongehoorzame kinderen Gods opnieuw tot bekering en wedergeboorte geleid moeten worden, dan zou voor hen de Zoon van God opnieuw gekruisigd moeten worden en daarmee zou het kruis tot een bespotting gemaakt worden.
Ze moeten zich niet opnieuw bekeren, maar opnieuw toewijden en overgeven aan de Here.
De uitdrukking dat het hier om gelovigen gaat die afgevallen zijn, heeft niet te maken met het feit dat ze nu volkomen ongelovig zijn en buiten Gods heil staan, maar veel meer dat ze afgevallen zijn van de eerste liefde, de eerste werken en hun levende relatie met de Here. Veel gelovigen zijn er van op de hoogte hoe je van deze belangrijke geloofszaken af kunt vallen. Dan is het zaak ons niet opnieuw te bekeren, maar ons opnieuw aan de Here toe te wijden. We dienen hierbij onderscheid te maken tussen twee soorten van bekeringen: De eerste, grote bekering, waarbij we als zondaar tot de Here Jezus komen en Zijn lijden en sterven aan het kruis voor ons persoonlijk aanvaarden, waardoor we vergeving van zonde - en door de wedergeboorte, eeuwig leven ontvangen. Ook zijn er de daarop volgende bekeringen, die ons leven lang doorgaan, waarin we onze dagelijkse zonden aan Hem belijden en ons keer op keer opnieuw aan Hem toewijden. We hebben dus te maken met onze eerste, grote bekering, ommekeer, waardoor we Gods kinderen geworden zijn en met de dagelijkse bekeringen, die ons leven lang doorgaan. De eerste, grote bekering is voor vleselijke christenen niet meer mogelijk, want deze heeft zich reeds voltrokken!
Ds. Theo Niemeijer
Antwoord:
De brief waar u naar vraagt, kan ik me nog wel herinneren, maar de inhoud heb ik niet meer en deze kan ik ook niet zo gauw meer achterhalen. Er zal vast nog wel een abonnee zijn die deze brief, of een soortgelijke brief, in het bezit heeft. Aan hen willen we vragen om deze naar de redactie van Het Zoeklicht (t.a.v. Th. Niemeijer, adres: zie colofon) op te sturen, zodat we deze wellicht een andere keer kunnen publiceren.
In Matteüs 8:10-12 komen we een vers tegen waar we geen raad mee weten: de kinderen van het koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis Wat bedoelt de Here Jezus hiermee? (H en A. B. te B.)
Antwoord:
De Here Jezus geneest hier de knecht van de hoofdman te Kapernaüm. Het gaat hier om een Romeinse hoofdman, die zoveel geloof toonde dat de Here Jezus Zich over het geloof van deze man verwonderde. In Marcus 6:6 lezen we dat de Here Jezus Zich over het ongeloof van zijn eigen volksgenoten in Nazareth verwonderde, terwijl we hier lezen dat Hij Zich verbaasde over het geloof van een Romein. Hier zien we het verschil tussen de houding van het Joodse volk en de heidenen ten opzichte van de Here Jezus. Met de kinderen, of erfgenamen van het koninkrijk, bedoelt de Here Jezus Zijn eigen volk Israël, dat Hem als volk verworpen heeft en daardoor uitgeworpen zal worden. De heidenen daarentegen, die niet tot Zijn volk behoorden, nemen Christus wel aan en worden behouden en krijgen deel aan het hemels koninkrijk. In Handelingen zien we dat dan ook allemaal gebeuren. Vele heidenen komen tot het geloof in Christus en krijgen deel aan het hemels koninkrijk, terwijl vele Joden het Evangelie verwerpen en geen deel aan dit heil krijgen.
In de evangeliën zie je herhaaldelijk het contrast tussen tegen Joden en heidenen, zelfs zo dat de Here Jezus ons duidelijk maakt dat de eersten (Joodse volk) de laatsten zullen worden en dat de laatsten (de heidenen) de eersten zullen zijn. We moeten echter niet vergeten, dat ook voor de laatsten de tijd eens aan zal breken dat ze tot het geloof in de Messias zullen komen, maar dat is dan nadat God Zijn plan met de gemeente heeft voltooid!
In Hebreeën 6:4-6 staat een Bijbelgedeelte waar ik grote moeite mee heb. Er wordt hier gesproken over afvalligen, die zich niet opnieuw kunnen bekeren, omdat anders de Zoon van God opnieuw gekruisigd zou worden en tot een bespotting gemaakt zou worden. Hoe denkt u hierover? (T. B. te K.)
Antwoord:
In dit gedeelte (5:11-6:8) gaat het om gelovigen die, naar de tijd gerekend, leraars behoorden te zijn, maar in hun geestelijk groei achtergebleven zijn en nog steeds als onmondige zuigelingen aangesproken worden. In dit gedeelte klinkt dan ook de oproep om het eerste onderwijs te laten rusten en zich te richten op het volkomene. Het eerste onderwijs ging over: bekering, doop, het ontvangen van de Heilige Geest, de opstanding der doden en het eeuwig oordeel. (6:1-2) Hiermee was het fundament gelegd, waar nu verder op gebouwd diende te worden. Dit was echter niet gebeurd en daarop gaat de schrijver van deze brief in. Over het bouwen op het fundament (Christus) schrijft Paulus in 1 Korintiërs 3:10-14. Ook hier is sprake van grote onmondigheid in de gemeente van Korinte. Paulus waarschuwt in dit gedeelte dat deze gelovigen, die zich wel bekeerd hebben, maar als onbekeerden in de wereld leven, wel behouden zijn, maar door vuur heen! In Lucas 3:8 roept Johannes de Doper de gelovigen op om vruchten voort te brengen die aan de bekering beantwoorden. Wanneer deze vruchten ontbreken, krijgen we met het vuur van Gods oordeel te maken, waarin al onze aardse werken zullen verbranden en we geconfronteerd worden met een leeg en vruchteloos leven. Ze zijn wel behouden, maar als door vuur heen en staan beschaamd voor de troon van de Zoon van God. (1 Johannes 2:28)
In het gedeelte uit Hebreeën leren we, dat deze vleselijke, onmondige gelovigen niet opnieuw tot bekering kunnen komen, want dat zijn ze al! Ze zijn door de wedergeboorte reeds een kind van God, maar wel ongehoorzaam! God heeft zowel gehoorzame, als ongehoorzame kinderen, maar beide zijn Gods kinderen! Wanneer ongehoorzame kinderen Gods opnieuw tot bekering en wedergeboorte geleid moeten worden, dan zou voor hen de Zoon van God opnieuw gekruisigd moeten worden en daarmee zou het kruis tot een bespotting gemaakt worden.
Ze moeten zich niet opnieuw bekeren, maar opnieuw toewijden en overgeven aan de Here.
De uitdrukking dat het hier om gelovigen gaat die afgevallen zijn, heeft niet te maken met het feit dat ze nu volkomen ongelovig zijn en buiten Gods heil staan, maar veel meer dat ze afgevallen zijn van de eerste liefde, de eerste werken en hun levende relatie met de Here. Veel gelovigen zijn er van op de hoogte hoe je van deze belangrijke geloofszaken af kunt vallen. Dan is het zaak ons niet opnieuw te bekeren, maar ons opnieuw aan de Here toe te wijden. We dienen hierbij onderscheid te maken tussen twee soorten van bekeringen: De eerste, grote bekering, waarbij we als zondaar tot de Here Jezus komen en Zijn lijden en sterven aan het kruis voor ons persoonlijk aanvaarden, waardoor we vergeving van zonde - en door de wedergeboorte, eeuwig leven ontvangen. Ook zijn er de daarop volgende bekeringen, die ons leven lang doorgaan, waarin we onze dagelijkse zonden aan Hem belijden en ons keer op keer opnieuw aan Hem toewijden. We hebben dus te maken met onze eerste, grote bekering, ommekeer, waardoor we Gods kinderen geworden zijn en met de dagelijkse bekeringen, die ons leven lang doorgaan. De eerste, grote bekering is voor vleselijke christenen niet meer mogelijk, want deze heeft zich reeds voltrokken!
Ds. Theo Niemeijer