Vragen - jrg. 83-01

ds. Theo Niemeijer • 83 - 2007 • Uitgave: 1
Wat betekent het vers uit 1 Korintiërs 5:5 “…wij leveren in de naam van de Here Jezus die man aan de satan over tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden worde in de dag des Heren.”

Antwoord:
In de gemeente te Korinthe was sprake van hoererij. Er was namelijk een lid van de gemeente die met de vrouw van zijn vader seksuele gemeenschap had. Zelfs onder de heidenen kwam deze zonde niet voor. Wat werd hierdoor een vreselijke smet op de gemeente ter plaatse gelegd. In het tweede vers legt Paulus de gemeente duidelijk uit wat hen nu te doen staat: “De bedrijver van dit vreselijke kwaad uit uw midden te verwijderen.” Het gaat daarin niet in de eerste plaats om de bestraffing van de zondaar, maar om de reiniging van de gemeente. Zowel in het Oude, als in het Nieuwe Testament draagt de ´gemeente van de Here´ een collectieve verantwoordelijkheid. Denk hierbij aan de wandaad van Achan, waaronder het gehele volk Israël leed, maar ook aan de Nieuwtestamentische gemeente, waar velen zwak en ziekelijk waren en er regelmatig sterfgevallen voorkwamen als gevolg van zonde in de gemeente (1 Kor. 11:30).
Een parallelgeschiedenis zou Handelingen 5:1-11 kunnen zijn, waar we zien, dat Ananias en Safira zondigen en de Heilige Geest bedriegen. Deze twee mensen kwamen niet alleen onder het oordeel van de Here terecht, tegelijkertijd werd door dit oordeel ook de gemeente gereinigd, met als gevolg, dat velen aan de gemeente toegevoegd werden.
In 1 Korintiërs 5:1-13 wijst Paulus op het belang om toch vooral de gemeente zuiver te houden. Zo schrijft hij daar ook, dat een weinig zuurdeeg het gehele deeg zuur kan maken en roept ons op om het oude zuurdeeg weg te doen. Hij besluit dit gedeelte met de woorden: “Doet, wie niet deugt, uit uw midden weg.” Dat klinkt heel liefdeloos en hard, maar het is om de gemeente rein te houden. We zullen hier nooit de zelfde weg in moeten slaan als de kerk in de middeleeuwen, die christenen die anders dachten, maar aan Gods onfeilbare Woord vasthielden, als ketters in de ban deden. Ze gebruikte daarbij ook nog eens allerlei politieke dwangmiddelen. Nee, zo niet, maar wel zoals Paulus ons uitlegt. Zo vinden we in Efeziërs 4:25 ook een voorbeeld van dit principe. Hier roept Paulus de broeders en zusters in Efeze op om de leugen af te leggen, waarom… omdat we leden van elkaar zijn! Hij waarschuwt ons hiermee, dat ons zondig gedrag niet alleen op ons zelf invloed heeft, maar op de gehele gemeente! Alle leden hebben ten opzichte van elkaar hierin een grote verantwoordelijkheid.
In Openbaring 2:20-23 lezen we hoe de gemeente in Tyatira de zonde in haar midden laat begaan. We zien hier, hoe de Here Zelf de gemeentetucht uitoefent en de zondares op een ziekbed werpt, samen met allen die met haar overspel bedreven hebben. Ook in deze brieven in Openbaring zien we steeds weer terugkeren dat het zo belangrijk is, de gemeente rein te houden. De gemeente neemt afstand van hem en draagt geen geestelijke verantwoordelijkheid meer voor hem. In 1 Korintiërs 5 wordt de zondaar uitgeleverd, overgegeven. De bescherming van de gemeente houdt voor hem op en hij wordt als het ware aan satan overgeleverd. Maar dan is Paulus heel stellig met zijn uitspraak: lichamelijk mag hij dan wel ziek worden of zelfs sterven, maar geestelijk is hij veilig en behouden. Aan zijn behoudenis kan satan niet komen. Voor Paulus was het zeker, dat wanneer je eens een kind van God bent, je dit ook altijd zult blijven, zelfs deze grote zondaar!

J. de L. te H. stelt ons de volgende twee vragen:
1. Op veertienjarige leeftijd ben ik bij een helderziende geweest. Zij heeft mij dingen voorspeld die tot nu toe in detail zijn uitgekomen. Ik weet dat het absoluut fout is dat ik daar geweest ben en ik heb deze zonde ook beleden voor God. Ik vind het alleen zo moeilijk dat het allemaal uitgekomen is. Hoe moet ik hier als Christen mee omgaan?


Antwoord:
We weten dat satan een slechte verliezer is en elke gelegenheid aangrijpt om ons te ontmoedigen en te beangstigen. Het is heel goed dat u dit als zonde beleden hebt. Jammer dat de voorspellingen nog zo in het geheugen achtergebleven zijn en daardoor steeds weer met de vervulling van deze voorspellingen geconfronteerd te worden. Het zou goed zijn, wanneer u met enkele oudsten van uw gemeente deze nood kunt delen en om gebed van hen vragen. In Jakobus 5 staat dat het gebed van de oudsten hierin een hele belangrijke doorbraak kan geven. Heel goed is het te weten, dat ons leven met Christus verborgen is in God (Kolossenzen 3:3) en dat Hij als Goede Herder gekomen is om ons als zijn schapen te leiden. Schenk dan ook geen aandacht aan de voorspellingen van helderzienden, maar sta open voor de stem van de Goede Herder, die zijn eigen schapen bij name kent en ze leidt.

2. Mijn man en ik kijken verschillend aan tegen het principe inzake “het geven van tienden”. Moet ik mijn man hierin volgen (tegen mijn eigen geloof in), of moet ik alles in het werk zetten om mijn inzicht te volgen?

Antwoord:
Deze vraag zou ik willen beantwoorden in het verlengde van de vorige vraag. In Gods Woord wordt de vrouw opgeroepen om haar man als hoofd te aanvaarden en daarmee zijn gezag te erkennen. De mensen aan wie God gezag toevertrouwt, zijn lang niet altijd volmaakte mensen. Zo ook Mozes niet, die in het begin zijn eigen vrouw en zonen geestelijk verwaarloosde, zo zelfs, dat zijn schoonvader Jetro hen naar Mozes terugbracht (Exodus 18:5-6) en daarbij Mozes leerde om zijn tijd anders in te delen, zodat hij ook wat meer tijd voor zijn gezin zou krijgen. Ook zijn verhouding met een Ethiopische vrouw (Numeri 12:1-16), waarover Aäron en Mirjam aan het roddelen waren, spreekt daarvan. We zien in deze geschiedenis hoe fel de Here God reageert op dit geroddel, waarop Mirjam gestraft wordt en melaats werd.
Zodra men het gezag, dat God Mozes toevertrouwd had, in twijfel trok, zien we dat Here God het voor Mozes opnam en het volk bestrafte.
In 1 Korintiërs 11:10 worden we onderwezen waarom het erkennen van dit gezag zo belangrijk is, namelijk “vanwege de engelen.” God gebruikt het gezag van de man om de vrouw voor de gevallen engelen, demonen, te beschermen. Hoe onafhankelijker een vrouw zich opstelt ten opzichte van haar man, hoe kwetsbaarder zij wordt voor de demonische machten. Dit erkennen van het gezag mag natuurlijk nooit ingaan tegen Gods Woord. Wel kunnen man en vrouw van inzicht in de Bijbelse leer verschillen. Toch zal de vrouw ook dan haar man als hoofd moeten erkennen.

Ds. Theo Niemeijer