Vragen - jrg. 83-04

ds. Theo Niemeijer • 83 - 2007 • Uitgave: 4
In 2 Korintiërs 5:1 staat dat wij na dit aardse leven “een gebouw bij God hebben in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis.” We lezen echter ook, dat de heiligen Hem tijdens het Vrederijk zullen volgen. Zullen we dan toch hier op aarde wonen en niet in de hemel? (B. B. te K.)



Antwoord:

Na het ontslapen van een christen, of na de opname van de gemeente, is het aardse leven voor de christenen voorbij. Dat geldt ook voor de periode van het vrederijk. Dan zal de gemeente vanuit het Hemelse Jeruzalem, dat als een enorme ‘lichtstad’ boven de aarde zweeft, over de aarde regeren. Met ons hemels, verheerlijkt lichaam zijn we niet meer aan tijd of plaats gebonden. We kunnen dan in de hemel wonen, maar toch tegelijkertijd op aarde regeren. Zoals de Here Jezus veertig dagen na Zijn opstanding op aarde verscheen, maar tegelijkertijd in het hemelse paradijs woonde, zo zullen wij met ons hemelse lichaam op aarde regeren, maar in de hemel wonen.




Onze dochter zou graag met een man willen trouwen, die tien jaar geleden door zijn vrouw, die voor een andere man koos, verlaten werd. Wij willen graag de weg van gehoorzaamheid gaan, maar hoe moeten we dan omgaan met de Bijbelgedeelten uit Lucas 16:18, Matteüs 5:32 en 19:9? (P. S. te ?)



Antwoord:

Laten we proberen de schriftgedeelten die u noemt naast elkaar te leggen.
Lucas 16:18: “En een ieder die zijn vrouw wegzendt, en een andere trouwt, pleegt echtbreuk; en wie een vrouw, die door haar man weggezonden is, trouwt, pleegt echtbreuk.”

Matteüs 5:32 “Maar Ik zeg u: Een ieder die zijn vrouw wegzendt om een nadere reden dan ontucht, maakt dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk.”

Matteüs 19:9 “Doch Ik zeg u: wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere vrouw trouwt, pleegt echtbreuk.”



Het gaat hier om een heel moeilijk onderwerp, waar al heel veel over geschreven en nagedacht is. Heel belangrijk is het dat we ons hierbij laten leiden door het gezaghebbende Woord van God en niet door onze eigen gevoelens.

Belangrijk is het om stil te staan bij de betekenis van een ‘weggezondene’. Bovenstaande gedeelten maken ons duidelijk dat je alleen van een ‘weggezondene’ kunt spreken als de weggezondene hoererij gepleegd heeft. Wanneer een andere man later met zo’n weggezondene trouwt pleegt hij echtbreuk. Er wordt echter ook over een ‘verlatene’ gesproken, iemand die buiten zijn schuld om door zijn of haar partner verlaten werd. Er is bij de verlatene dan ook geen sprake van hoererij. Trouwen met een ‘verlatene’ is dan ook heel anders dan trouwen met een ‘weggezondene’. Wie met een weggezondene (echtbreker) trouwt, pleegt dan ook zelf echtbreuk. Wie met een verlatene trouwt doet dat mijns inziens niet.

De Bijbelse weg is altijd de weg van verzoening en zolang deze weg nog open ligt, zal altijd geprobeerd moeten worden om deze weg te bewandelen. Soms is deze weg door een nieuw huwelijk van de ontrouwe partner afgesloten. Met grote terughoudendheid voor een nieuwe relatie, maar met openheid voor Gods leiding, mag de verlatene zich dan opnieuw richten op de toekomst.




Met uw antwoord over de gezagsverhouding tussen man en vrouw in de gemeente ben ik het met u helemaal eens. Maar hoe zit het met deze verhouding in het huwelijk, gezin, maatschappij en politiek? (H. de W. te K.)



Antwoord:

We moeten het leven van de gemeente niet isoleren van de andere terreinen van het dagelijks leven. De Bijbelse gezagsverhouding tussen man en vrouw geldt net zo goed in het huwelijk, gezin, maatschappij en politiek. Het moge duidelijk zijn, dat onze huidige maatschappij en de politiek ver verwijderd zijn van een christelijke identiteit. Toch geloof ik dat het Bijbelse model, dat we voor de gemeente in Bijbel vinden, voor een veel breder gebied gelden.




Onze predikant sprak onlangs over Jakobus 1:1 “Groet de twaalf stammen in de verstrooiing.” Hij zei, dat deze twaalf stammen na de ballingschap verdwenen waren en dat het hier gaat om het ‘nieuwe Israël’, de kerk, die wereldwijd verspreid is. Deelt u deze mening? (Mw. G. te G.)



Antwoord:

Jakobus wordt ook wel de ‘apostel der Joden’ genoemd. In deze brief is de toon, het onderwerp en taal heel duidelijk joodsgericht. Hij schrijft aan de Joodse christenen die in de diaspora zijn. Wat betreft de twaalf stammen het volgende: Deze zijn nooit verdwenen geweest. Reeds voor de Assyrische ballingschap (722 v.Chr.), waarbij de tien noordelijke stammen in gevangenschap weggevoerd werden, hadden velen vanuit deze stammen zich reeds bij het zuidelijke rijk, de stammen Juda en Benjamin, aangesloten. De reden was, dat in dit gebied de tempel stond en de Israëlieten jaarlijks drie keer opgeroepen werd om naar Jeruzalem te gaan om daar de feesten te vieren. Hoewel Jerobeam door het oprichten van twee kalveren in Bethel geprobeerd had om deze pelgrimage tegen te gaan, bleven veel van hen toch naar Jeruzalem trekken. De twee stammen bestonden dan ook niet letterlijk uit Juda en Benjamin, maar in wezen uit alle stammen van Israël. Op de Pinksterdag zijn vele Joden, uit allerlei stammen, tot het geloof in de Here Jezus gekomen. Ook deze groep leefde reeds voor hun bekering in de diaspora. Door de vervolgingen van de gemeente zijn de gelovige Joden na de dood van Stefanus opnieuw verstrooid (Hand. 8:4). Het is dus voor de hand liggend, dat het hier om gelovige Joden gaat. De kerk bestaat uit zowel gelovige Joden als gelovige heidenen (niet Joden). Samen vormen we één nieuwe mens, of zoals de Here Jezus het in Johannes 10:16 zo mooi zegt: “Eén kudde, onder de leiding van één Herder.”

Zolang de gemeente nog op aarde woont, staat het aardse volk Israël langs de zijlijn. Straks, wanneer de gemeente thuisgehaald wordt en we voor altijd bij Hem zullen zijn, pakt de Here de draad met Zijn verbondsvolk Israël weer op, waarop Israël als volk tot het geloof in de Here Jezus zal komen en ze Hem als Koning zullen aanvaarden.



Ds. Theo Niemeijer