Vragen - jrg. 83-08

ds. Theo Niemeijer • 83 - 2007 • Uitgave: 8
Vragen



Allereerst wil ik nogmaals de vele abonnees bedanken die gereageerd hebben op mijn vraag naar een afscheidsbrief voor de achterblijvers na de opname van de gemeente. Er werden mij vele van deze brieven toegezonden. U weet inmiddels dat u deze folders bij de Middernachtsroep (Postbus 193 3940 AD Doorn) kunt bestellen.



Naar aanleiding van het lezen van het boek De Here tegemoet van Tim La Haye wil ik u het volgende vragen:

Hij schrijft over drie opstandingen rond de periode van de grote verdrukking, namelijk die van de gelovigen bij de opname van de gemeente, daarna de opstanding van de martelaren uit de grote verdrukking bij Zijn zichtbare komst op aarde, en als derde de opstanding uit de doden van alle ongelovigen, aan het einde van het vrederijk. Klopt dit? (F. J. te N.)




Antwoord:

Inderdaad spreekt de Bijbel hier over drie opstandingen. De opstanding van de martelaren uit de grote verdrukking wordt echter in Openbaring 20:6 de “eerste opstanding” genoemd. We lezen in het vers daarvóór dat de overige doden (de ongelovigen aller tijden) pas na het vrederijk op zullen staan.

In 1 Korintiërs 15:23 lezen we over een volgorde in de opstanding, met Christus als eersteling, daarna de gemeente, bij de opname van de gemeente en tenslotte de martelaren uit de grote verdrukking. Deze drie opstandingen behoren allemaal tot de “eerste opstanding”. Na de opstanding van de martelaren uit de grote verdrukking hebben we alleen nog met ongelovigen op aarde en in het graf te maken. Zij worden de “overige doden” genoemd, die pas na het vrederijk zullen opstaan. Vandaar de zaligspreking: Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht…” (Op. 20:6).

Door het geloof in de Here Jezus hebben we deel aan deze eerste opstanding gekregen en behoeven we niet te vrezen voor de “tweede dood”, oftewel de eeuwige dood. Wanneer we nu reeds in Christus geloven, gaan we over vanuit de dood tot het leven en zullen niet in het oordeel komen (Joh. 5:24). Is dit ook al realiteit voor u? Gelooft u ook in het plaatsvervangende lijden, sterven en opstaan uit de doden van de Here Jezus Christus. Wanneer we in het geloof onze hand op dit verlossingswerk leggen en het persoonlijk aanvaarden, zijn we voor “tijd en eeuwigheid” behouden.



Volgens een studie van Werner Stauder zou niet de naam ‘Jezus’, maar zijn werkelijke naam ‘Yeshua’ gehandhaafd moeten worden. Met de naam ‘Jezus’ zouden we zijn werkelijke naam erg tekort doen. Wat denkt u hiervan? (H. M. te Z.)



Antwoord:

Het is altijd weer goed om in het Hebreeuws of in het Grieks de ware betekenis van namen en uitspraken van de Bijbel na te gaan. Wat dat betreft zijn de artikelen van dr. Gieneke van Veen-Vrolijk erg leerzaam. Toch moeten we waken voor de gedachten dat de Bijbel alleen goed te begrijpen is als men de Hebreeuwse of Griekse taal machtig is. We mogen heel erg blij zijn dat de Bijbel vanuit het Hebreeuws en het Grieks en later vanuit het Latijn vertaald werd, zodat de Bijbel voor iedereen toegankelijk werd.

Het is goed om vanuit de oorspronkelijke talen stil te staan bij de betekenis van de naam van de Here Jezus. Toch wil dit nog niet zeggen, dat we dan ook alleen maar deze naam in het Hebreeuws uit mogen spreken. Dat gaat mij te ver. In de Hebreeuwse taal vinden we meer dan driehonderd verschillende namen van God. Zouden we al deze driehonderd namen uit ons hoofd moeten leren om tot waarachtig aanbidden te komen?

Persoonlijk ervaar ik absoluut geen belemmering, wanneer ik in het gebed de naam ‘Here Jezus’ gebruik en ik geloof zeker, dat de Here Jezus het me niet kwalijk neemt, wanneer ik Zijn naam niet in het Hebreeuws noem.



Waarom heeft de Here Jezus in Zijn tijd op aarde de slavernij nooit veroordeeld? Het is toch vreselijk dat er tot in de negentiende eeuw een slavenhandel op aarde was en dat er mensonterend met de andere mens omgegaan werd? (E. K. te S.)



Antwoord:

De Here Jezus kwam niet in de eerste plaats om de maatschappelijke verhoudingen te veranderen, maar het hart van de mens. Hij kwam niet als een soort revolutionair om de boel op z’n kop te zetten, maar met het doel om de zonde van de wereld weg te nemen en de mens met God te verzoenen. Over de armen zei Hij, dat deze er altijd zouden blijven, zolang deze wereld zou bestaan. Ook toen Hij deze wereld verliet, liet Hij geen volmaakte aarde achter. Was daarmee Zijn missie mislukt? Nee, het werk waarvoor Hij kwam, was volbracht. Voor de mens was de deur geopend om weer terug te keren in gemeenschap met de Here God. En het is juist in de gemeenschap met God dat de maatschappelijke, seksuele en culturele verschillen weggenomen worden (zie Gal. 3:28).

De Here Jezus heeft niet tegen de slavernij gepredikt, Zijn prediking ging veel dieper. Niet naar de gevolgen van de maatschappelijke ontwrichting, maar veel meer naar de oorzaak van dit alles. In de zaligsprekingen die we in Matteüs 5:1-12 vinden komen we deze prediking tegen. Een slavenhandelaar die deze woorden tot zich door laat dringen zou dan zeker zijn handeltje stoppen. Jammer dat deze woorden zo laat tot sommige harten doorgedrongen zijn. In ieder geval weten we dat met name de Christelijke kerk de belangrijkste rol gespeeld heeft bij de afschaffing van de slavernij.



Ds. Theo Niemeijer