Vragen - jrg. 84-09

ds. Theo Niemeijer • 84 - 2008 • Uitgave: 9
In Zacharia 6:1-8 staat de profetie over de strijdwagens met paarden ervoor. We lezen over de zwarte en de witte paarden die naar het Noorderland uittrekken en de gevlekte paarden die naar het Zuiderland uitgaan. Maar waar gaan de rode paarden naartoe? (P. v.d. P. te M.)

Antwoord:
Het gaat hier om de vier winden (geesten) des hemels die, voor het oprichten van Gods koninkrijk op aarde en waarover we in 6:9-15 kunnen lezen, losgelaten worden. Zwart is een beeld van de dood, wit van gerechtigheid, gevlekt van het oordeel dat over de wereld zal komen en rood van zonde. In Openbaring 7:1-3 zien we hoe deze winden nog vastgehouden worden tot de tijd dat God met Zijn oordeel over deze wereld zal komen.
Inderdaad beschrijft Zacharia dat alle paarden, behalve de rode, losgelaten worden. Zou het zo zijn dat het rode paard, de geest die van zonde overtuigt, met name zijn werk in Israël zelf zal doen en dus niet uit behoeft te trekken? De Bijbel leert ons, dat God Zijn volk Israël zal sparen in het oordeel en dat het juist dán van zonde overtuigd zal worden. Dan zal Israël de Here Jezus als verlosser aanvaarden en over Hem een rouwklacht aanheffen. Terwijl de drie andere strijdwagens, door zwarte, witte en gevlekte paarden getrokken, door de wereld trekken om haar te oordelen, zal Gods Geest Zijn eigen volk voorbereiden voor de gebeurtenis die in het volgende gedeelte (9-15) beschreven wordt en waar we kunnen lezen over de koning-priester die met majesteit bekleed zal worden.


In Openbaring 7:9 en 17 lees ik over een grote schare verlosten uit de grote verdrukking. Betekent dit, dat de gemeente opgenomen wordt midden uit de grote verdrukking? (O. v. H. te W.)

Antwoord:
De grote schare die nog in de grote verdrukking tot het geloof komt, wordt gevormd vanuit de achterblijvers die ná de opname van de gemeente op aarde achterblijven. Het zijn waarschijnlijk mensen die het evangelie nog nooit duidelijk gehoord hebben en dan alsnog de kans krijgen om het evangelie te aanvaarden. Wel zullen ze voor hun geloof moeten sterven, omdat ze het teken van de antichrist niet willen aanvaarden.
Aan het einde van de grote verdrukking zullen deze martelaren weer levend worden om in het vrederijk met Christus te regeren.
Er staat in Openbaring 20:4 ‘en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren…’ Hier staat uitdrukkelijk dat alleen de martelaren uit de grote verdrukking levend werden. Dan moet de opname van de gemeente, waarbij alle in Christus ontslapenen, uit de doden zullen opstaan, al eerder geweest zijn, namelijk voor de grote verdrukking! In Openbaring 3:10 geeft de Here ons duidelijk de belofte ‘ons te bewaren voor de ure van verzoeking die over de gehele wereld komen zal.’


In Jesaja 19:23-25 lezen we over Egypte en Syrië dat samen met Israël in de eindtijd een zegen voor de gehele aarde zal worden. Waarom Egypte en Syrië? (J. V. te N.)

Antwoord:
Toen Hagar dwalend in de woestijn een ontmoeting met de Here kreeg, gaf Hij haar de belofte dat zij een zoon zou baren die zij Ismaël zou noemen. De naam Ismaël, de stamvader van de Arabieren, betekent: ‘God hoort’. Ismaël werd door God vergeleken met een wilde ezel, van wie de hand tegen allen zal zijn, die tegen hem zijn en hij zal ten aanschouwen (in het aangezicht, St.Vert.) van al zijn broeders wonen (Gen. 16:11-12).
In Genesis 21:17 lezen we, hoe de Here naar de stem van de jongen Ismaël hoort en hem van de dorst redt. Ook daar doet de Here weer een belofte ten aanzien van Ismaël: “Ik zal hem tot een groot volk maken.” Hij kreeg een Egyptische vrouw en woonde in de woestijn Paran. In Genesis 25 lezen we hoe Ismaël uitgroeide tot een geweldig volk dat ten oosten van Egypte tot in de richting van Assur woonde. Toen Ismaël stierf, werd hij tot zijn voorgeslacht vergaderd. Betekent dit, dat hij bij Abraham begraven werd, of ook dat hij in het dodenrijk bij Abraham was? We weten het niet zeker.
Ik denk dat in de beloften die de Here aan Ismaël gegeven heeft, ook de zegen verborgen ligt dat Egypte en Syrië uiteindelijk in het midden van de aarde tot zegen zullen zijn. Dan zal de Here uiteindelijk nog een keer naar de stem van Ismaël horen!


In een brochure heb ik eens over de gevaren van het kaartspel gelezen. Tot mijn spijt kan ik deze brochure niet meer vinden. Kunt u mij hieraan helpen? (J. E. te E.)

Antwoord:
De stichting Middernachtsroep heeft een folder die over dit onderwerp gaat. U kunt deze folder bij hen bestellen: Postbus 193, 3940 AD Doorn (tel: 0343-477288).


In Matteüs 3:16 lezen we dat de Heilige Geest Zich in de gedaante van een duif geopenbaard heeft. Dit sluit niet uit, dat Hij Zich ook op heel andere manieren kan openbaren. Zou dit het geval geweest kunnen zijn bij de verschijning van Maria aan Bernadette Soubrious in Lourdes? (N. T. te U.)

Antwoord:
Toen Maria in 1858 aan het nog jonge meisje Bernadette verscheen, zou zij haar duidelijk gemaakt hebben, zoals zij dit ook al in 1830 aan Catherine la Bouré gedaan had, dat zij onbevlekt was bij het ontvangen van Christus: de zogenaamde ‘onbevlekte ontvangenis’. In 1854 had Paus Pius de negende dit dogma als algemeen geldend voor de Roomse kerk bekendgemaakt en Maria beschreven als ‘de vrouw, bekleed met de zon en de totaal zuivere’. Met de verschijning van Maria aan Bernadette werd dit dogma bevestigd.
Het is onvoorstelbaar dat vele miljoenen gelovigen zich laten leiden door het verhaal van dit meisje Bernadette over de verschijning van Maria aan haar. Velen zijn vervolgens met haar naar de grot gegaan waar Maria aan haar verschenen zou zijn, ze zagen daarbij alleen de reacties van Bernadette, maar Maria, ‘de mooie vrouw’, zoals Bernadette haar omschreef, hebben ze daarbij niet gezien!
De Bijbel leert ons, dat alle mensen uit Adam met een zondige natuur geboren zijn. Ook Maria was uit Adam en ook zij had een Verlosser nodig. De Geest van God zou nooit een uitspraak doen in tegenspraak met Gods Woord. Ik kan dus moeilijk aanvaarden dat de ‘verschijning’ van Maria aan Bernadette een werk van Gods Geest was, die in de gedaante van Maria zich aan Bernadette openbaarde.

Ds. Theo Niemeijer